Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een tolerant koninkrijk in een tijd van intolerantie

Een tolerant koninkrijk in een tijd van intolerantie

Een tolerant koninkrijk in een tijd van intolerantie

„IEDEREEN MAG ZONDER ENIGE DWANG HET GELOOF AANNEMEN DAT HIJ VERKIEST EN IS VRIJ OM PREDIKERS VAN ZIJN EIGEN GELOOF TE STEUNEN.”

INDIEN u zou moeten raden wanneer die woorden geschreven zijn, wat zou u dan zeggen? Velen zullen veronderstellen dat ze deel uitmaken van een hedendaagse grondwet of wetgeving.

Maar misschien zal het u verbazen te vernemen dat deze verklaring ruim 400 jaar geleden werd gedaan — in een land dat in zekere zin een eiland van verdraagzaamheid in een zee van onverdraagzaamheid was. Welk land was dat? Laten we ons eerst in de achtergrond van het verhaal verdiepen.

Intolerantie de norm

De hele Middeleeuwen door kwam religieuze onverdraagzaamheid algemeen voor en in de zestiende eeuw laaide ze in alle hevigheid op. De godsdienst wakkerde de vlammen aan van gruwelijke, bloedige oorlogen in landen als Duitsland, Engeland, Frankrijk en de Nederlanden. Tussen 1520 en ongeveer 1565 werden in het westelijke deel van de christenheid zo’n 3000 mensen terechtgesteld wegens ketterij. Als iemand principes en denkbeelden, vooral op het gebied van religie, ook maar enigszins in twijfel trok, kon hij bijna altijd op een intolerante reactie rekenen.

Een leerstelling van de Katholieke Kerk die lang onderwerp van discussie was geweest, was de Drie-eenheid — het geloof dat God uit drie personen bestaat. De historicus Earl Morse Wilbur legt zelfs uit dat het „in de Middeleeuwen het onderwerp van menig debat was onder katholieke theologen, waaraan zelfs pausen deelnamen”. Maar zo’n debat drong zelden door tot de gewone man, die geacht werd zulke leerstellingen domweg als „goddelijke mysteries” te aanvaarden.

Toch kozen sommigen in de zestiende eeuw ervoor tegen de traditie in te gaan en de Schrift te onderzoeken in een poging zulke mysteries op te helderen. Hun motto was sola Scriptura (de Schrift alleen). Degenen die de Drie-eenheidsleer verwierpen — van wie sommigen later unitariërs werden genoemd, in tegenstelling tot trinitariërs — werden vaak het voorwerp van intense vervolging door zowel katholieken als protestanten. Ze drukten hun alom gelezen werken onder een pseudoniem en hielden zich schuil om vervolging te vermijden. Anti-trinitariërs bevonden zich ook in de voorste gelederen van de strijd voor verdraagzaamheid. Enkelen van hen, onder wie de Spaanse theoloog Michael Servet, betaalden zelfs met hun leven voor hun overtuiging. *

Verenigd door verdraagzaamheid

In plaats van godsdienstoorlogen te voeren of andersdenkenden te vervolgen, koos één land voor een radicaal andere benadering. Dat land was Transsylvanië, destijds een autonoom vorstendom, nu een deel van Roemenië in Oost-Europa. De Hongaarse historicus Katalin Péter zet uiteen dat Transsylvaniës koningin-regentes Isabella „ernaar streefde buiten religieuze conflicten te blijven door zich als beschermvrouwe van alle gezindten op te stellen”. Tussen 1544 en 1574 nam het Transsylvaanse parlement, de landdag, 22 wetten aan waarbij vrijheid van godsdienst werd verleend.

Na de landdag van Turda in 1557 bijvoorbeeld verordende de koningin, samen met haar zoon, dat „iedereen elke godsdienst [mag] beoefenen die hij wenst, met oude of nieuwe riten, terwijl Wij het terzelfder tijd aan hun oordeel overlaten op het gebied van geloof te doen wat hun behaagt, mits echter zij beslist niemand enig kwaad berokkenen”. Deze wet is wel bestempeld als „de eerste wetgeving in enig land die vrijheid van godsdienst waarborgt”. Onder Isabella’s zoon Johan II Sigismund, die in 1559 rechtstreeks ging regeren, bereikte de religieuze verdraagzaamheid in Transsylvanië een hoogtepunt.

Openbaar debat

Een andere sleutelfiguur in de anti-trinitarische beweging in Transsylvanië was een Italiaanse arts die Georgio Biandrata heette. Zijn twijfels over de Drie-eenheid waren waarschijnlijk gevoed in de periode die hij in Italië en Zwitserland doorbracht, waar veel anti-trinitarische vluchtelingen een toevlucht hadden gevonden. Na zijn verhuizing naar Polen deed Biandrata veel ter bevordering van de Ecclesia minor, later bekend als de Poolse Broederschap *. In 1563 werd hij benoemd tot lijfarts en raadsman van Sigismund en verhuisde hij naar Transsylvanië.

Nog een ontwikkelde figuur in Transsylvanië die de Drie-eenheid in twijfel trok, was Ferenc David, superintendent van de Hervormde Kerk en hofpredikant. Over de ingewikkelde leerstellingen in verband met de Drie-eenheid schreef hij: „Indien deze dingen nodig zijn voor redding, is het zeker dat geen christen die een arme boer is, wordt gered, want hij zou ze van zijn leven niet kunnen begrijpen.” Samen publiceerden David en Biandrata een boek dat enkele van de geschriften van Servet bevatte; ze droegen het op aan Sigismund.

De controverse over de Drie-eenheid nam grotere vormen aan en daarmee kwam de roep om een openbaar debat over het onderwerp. In overeenstemming met het principe sola Scriptura bepaalde Biandrata dat bij zulke debatten alleen schriftuurlijke, geen filosofische taal gebruikt mocht worden. Na een onbeslist debat in 1566 schonk Sigismund de anti-trinitariërs een drukpers om hun opvattingen te verbreiden.

Biandrata en David gingen energiek aan de slag en schreven het boek De falsa et vera unius Dei Patris, Filii, et Spiritus Sancti cognitione (Over de valse en ware kennis van de eenheid van God de Vader, Zoon en Heilige Geest). Het boek bevatte een historische verhandeling over degenen die weigerden in de Drie-eenheid te geloven. Eén hoofdstuk bevatte afbeeldingen die kennelijk bedoeld waren om de manier waarop de Drie-eenheid in diverse kerken was uitgebeeld, belachelijk te maken. Tegenstanders waren geschokt, zeiden dat de afbeeldingen schandalig waren en probeerden alle exemplaren te vernietigen. Tengevolge van de controversiële publicatie namen de discussies toe. Als reactie daarop plande Sigismund een tweede debat.

Overwinning voor de eenheid

Het debat begon op 3 maart 1568 om vijf uur ’s ochtends. Het werd in het Latijn gehouden en duurde tien dagen. De trinitarische partij werd geleid door Peter Melius, leider van de Transsylvaanse Hervormde Kerk. Hij en degenen die voor de Drie-eenheid argumenteerden, gebruikten de geloofsbelijdenissen, de kerkvaders, de orthodoxe theologie en de bijbel. David daarentegen beriep zich alleen op de bijbel. Hij identificeerde de Vader als God, de Zoon als onderworpen aan de Vader, en de geest als Gods kracht. Sigismund, die zeer geïnteresseerd was in religieuze kwesties, nam eraan deel, in de overtuiging dat discussie de beste manier was om achter de waarheid te komen. Zijn aanwezigheid droeg ertoe bij dat de discussie vrij en open was, zij het enigszins verhit.

Het debat werd als een overwinning voor de anti-trinitariërs beschouwd. David werd als een held verwelkomd in zijn geboorteplaats Kolozsvár (nu Cluj-Napoca in Roemenië). De overlevering wil dat hij bij aankomst op een grote kei op de hoek van een straat ging staan en zo overtuigend over zijn geloof sprak dat hij iedereen overreedde om zijn leer te aanvaarden.

Bekering en dood

Vroegere debatten waren in het Latijn gehouden, een taal die alleen de meer ontwikkelden begrepen. David wilde zijn boodschap echter naar het volk brengen. En dus werd met Sigismunds goedkeuring het volgende debat op 20 oktober 1569 in het Hongaars gehouden in Nagyvárad (nu Oradea in Roemenië). Opnieuw trad Sigismund op als scheidsrechter tussen de twee partijen.

De trinitariër Peter Melius verklaarde dat de Heer hem de vorige nacht in een visioen zijn ware natuur had geopenbaard. De koning antwoordde: „Pastoor Peter, indien u afgelopen nacht werd meegedeeld wie de Zoon van God is, wat, zo vraag ik u, hebt u dan tot dusver gepredikt? Dan hebt u tot nu toe het volk beslist misleid!” Toen Melius een verbale aanval op David deed, berispte Sigismund hem; hij wees de trinitariër erop dat „geloof het geschenk van God is” en dat „het geweten zich niet laat dwingen”. In een toespraak ter afsluiting van het debat zei de koning: „Wij eisen dat er op ons grondgebied vrijheid van geweten heerst.”

Na het debat werden Sigismund en de meeste van zijn hovelingen gewonnen voor de unitarische kant. In 1571 werd bij koninklijk edict de Unitarische Kerk wettelijke erkenning verleend. Transsylvanië was de enige staat waar unitariërs gelijk werden geschakeld met katholieken, lutheranen en calvinisten, en Sigismund staat bekend als de enige koning die ooit het anti-trinitarische geloof heeft aanvaard. Tragisch genoeg raakte de dertigjarige koning kort daarna gewond bij een jachtpartij met David en Biandrata en hij stierf enkele maanden later.

Zijn opvolger, de katholiek Stefan Báthory, bekrachtigde het decreet ter bescherming van erkende religies maar gaf te kennen dat hij geen verdere veranderingen zou dulden. In het begin zei Stefan dat hij over mensen en niet over hun geweten heerste. Maar al gauw legde hij het drukken van boeken, een van de belangrijkste manieren om geloofsopvattingen te verbreiden, aan banden. David verloor zijn positie en andere unitariërs werden van het hof en uit overheidsambten verwijderd.

Toen David begon te onderwijzen dat Christus niet aanbeden mocht worden, werd er een verordening uitgevaardigd die hem het preken verbood. Ondanks dit verbod preekte David de zondag daarop twee keer. Hij werd gearresteerd, beschuldigd van religieuze „vernieuwing” en tot levenslang veroordeeld. Hij stierf in 1579 in de koninklijke kerker. Voordat hij stierf schreef David op de muur van zijn cel: „Noch het zwaard van pausen . . . noch de dreiging van de dood zal de opmars der waarheid tegenhouden. . . . Ik ben ervan overtuigd dat het na mijn dood met de leerstellingen van de valse profeten gedaan zal zijn.”

Koninklijke lessen

Koning Johan Sigismund bevorderde onderwijs, muziek en schone kunsten. Zijn leven was echter kort van duur en hij was vaak ziek. Zijn regering zelf werd geplaagd door bedreigingen van binnen uit — er werden minstens negen aanslagen op zijn leven beraamd — en van buiten af, omdat vreemde mogendheden opstanden aanmoedigden. Er is vaak hardvochtig over deze verdraagzame koning geoordeeld wegens zijn religieuze opvattingen. Een van zijn tegenstanders zei later dat de koning „ongetwijfeld naar de hel was gegaan”.

Maar de historicus Wilbur plaatst de dingen in het juiste perspectief: „In het jaar dat koning Johan [Sigismund] zijn laatste decreet uitvaardigde, waarin hij zelfs de hevigst bestreden hervormde sekten totale godsdienstvrijheid waarborgde, prezen protestantse theologen Calvijn nog steeds voor het levend verbranden van Servet, vergoot de Inquisitie protestants bloed in de Nederlanden, . . . en moest er nog ruim veertig jaar verstrijken voordat er in Engeland geen mensen meer op de brandstapel werden gezet omdat ze er verkeerde religieuze meningen op na hielden.”

Een commentator zei met recht: „Naar bijna elke maatstaf gemeten — en zeker naar de maatstaf van zijn eigen tijd — was koning Johan Sigismund een opmerkelijk heerser. . . . Hij zorgde ervoor dat zijn regering gekenmerkt werd door verdraagzaamheid.” In het besef dat godsdienstvrede in het belang van de staat was, werd hij een vurig verdediger van vrijheid van geweten en godsdienstvrijheid.

Wanneer in onze tijd religieuze onverdraagzaamheid weer eens de kop opsteekt, biedt dat kleine koninkrijk van lang geleden stof tot nadenken. Een korte tijd was Transsylvanië inderdaad een tolerant koninkrijk in een tijd van intolerantie.

[Voetnoten]

^ ¶8 Zie de Ontwaakt! van 22 november 1988, blz. 19-22.

[Inzet op blz. 14]

’HET GEWETEN LAAT ZICH NIET DWINGEN . . . WIJ EISEN DAT ER OP ONS GRONDGEBIED VRIJHEID VAN GEWETEN HEERST.’ — KONING JOHAN II SIGISMUND

[Illustraties op blz. 12, 13]

Georgio Biandrata

Bladzijden uit het door Biandrata en David gepubliceerde boek, met twee van de afbeeldingen die trinitariërs schokten

Ferenc David voor de landdag van Turda

[Verantwoording]

Two Trinity line drawings: © Cliché Bibliothèque nationale de France, Paris; all other photos: Országos Széchényi Könyvtár

[Illustratieverantwoording op blz. 14]

Pages 2 and 14: Országos Széchényi Könyvtár