Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een blik op de wereld

Een blik op de wereld

Een blik op de wereld

„’s Werelds kleinste”

In grotten in het Jaragua National Park in de Dominicaanse Republiek is „’s werelds kleinste hagedis”, van maar twee centimeter groot, ontdekt. „Het grootste gevaar voor hem is uitdroging, omdat zijn huidoppervlak zo groot is vergeleken met zijn gewicht”, zegt de Londense Times. „Het beestje is niet alleen de kleinste hagedis, maar ook de kleinste van de amnioten, een groep die alle 23.000 soorten reptielen, vogels en zoogdieren omvat.” De enige concurrent wat afmeting betreft is een hagedis die op de nabijgelegen Britse Virgin Islands leeft. De krant zegt verder: „Het Caribisch gebied kan ook bogen op ’s werelds kleinste vogel, de 5 centimeter lange bijenkolibrie, en de dunste slang, de Kleine-Antilliaanse draadwormslang, die zich door een potlood zou kunnen wurmen als daaruit het grafiet is verwijderd.”

Voorspellingen faalden jammerlijk

„Voor het gilde van waarzeggers, astrologen en helderzienden was het jaar 2001 weer een groot fiasco”, zegt de Süddeutsche Zeitung. Deskundigen van het Duitse Forum voor Parawetenschappen kwamen tot deze conclusie na de voorspellingen voor dat jaar te hebben geëvalueerd. Om te beginnen heeft geen van de paranormaal begaafden de aanslagen van 11 september of de oorlog in Afghanistan voorzien. Ook hadden ze de economische recessie in Duitsland niet voorspeld. In plaats daarvan waren ze vrij optimistisch over de toekomst. Eén helderziende voorspelde moedig dat er in 2001 „een periode van vrede” voor de wereld zou aanbreken. Zelfs in het uitzonderlijke geval dat voorspellingen van mensen uitkomen, kan niemand voorzeggen welke dat precies zullen zijn, zegt de krant, waaraan wordt toegevoegd: „Er is echter heel wat bewijsmateriaal dat vergissen wel heel menselijk is.”

Landmijnen-manie

„Er liggen over de hele wereld meer dan 110 miljoen landmijnen in de grond. Het verwijderen ervan zal $33 miljard kosten en in het huidige tempo van ontmijnen 1100 jaar duren”, bericht de Britse krant The Guardian. „Mijnen worden 25 keer sneller gelegd dan dat ze geruimd kunnen worden”, en sinds 1975 zijn meer dan een miljoen mensen door mijnen verminkt of gedood — onder wie 300.000 kinderen. De helft van alle volwassenen en meer dan de helft van alle kinderen die op een mijn trappen, sterft voordat ze in het ziekenhuis aankomen. „Soldaten staan erom bekend dat ze onbetrouwbaar zijn in het vastleggen en bijwerken van gegevens over de plekken waar mijnen zijn gelegd”, zegt de krant verder, en veel „mijnen spoelen gewoon uit de grond en komen ergens anders terecht, vaak in gebieden die eerst vrij van mijnen waren”. Hoewel de internationale handel in antipersoneelmijnen vrijwel tot een eind gekomen is, liggen er over de hele wereld nog tussen de 230 en 245 miljoen opgeslagen. Volgens de Internationale Campagne voor een Verbod op Landmijnen worden ze door 15 regeringen en zo’n 30 terroristische organisaties en guerrillagroepen nog steeds gebruikt.

Ramp voor monarchvlinder

Een zware winterse regenbui in januari, gevolgd door ijzige temperaturen, heeft de twee grootste kolonies monarchvlinders in Mexico verwoest. Zoals The New York Times berichtte, schatten onderzoekers dat „74 procent van de monarchen in de kolonie van Sierra Chincua en 80 procent van de kolonie van Rosario is omgekomen. De monarchenpopulatie in het oosten van de Verenigde Staten en Canada komt volledig voort uit de vlinders in deze grootste kolonies en uit die in enkele kleinere.” Tussen de 220 en 270 miljoen vlinders zijn bevroren en uit de bomen waarop ze overwinteren gevallen, waardoor de grond op sommige plaatsen met een laag van ruim 30 centimeter bedekt was. Hoewel men denkt dat de soort niet wordt bedreigd door dit verlies, zeiden de onderzoekers dat de vlinders door hun verminderde aantal kwetsbaar zijn voor toekomstige gevolgen van het weer en van ziekten. De monarchen zijn bekend om hun opvallende massamigraties elk voorjaar vanuit Mexico naar het noorden. Ze leggen eitjes in het zuiden van de Verenigde Staten, waaruit zich meer vlinders ontwikkelen die de migratie voortzetten. Tegen de zomer zijn de vlinders helemaal tot in Canada gekomen.

’Accuraat en toch poëtisch’

De bijbel is „minder gefingeerd en meer in overeenstemming met de feiten dan werd gedacht”, zegt het Franse natuurblad Terre sauvage. Natuuronderzoekers die in Israël werkten, merkten op dat de bijbel, hoewel het een religieus boek is, „nauwkeurige en accurate zoölogische waarnemingen” bevat. Het artikel zegt dat „de Psalmen en de Spreuken kostbare bronnen van informatie” voor natuuronderzoekers zijn en voegt eraan toe: „Het boek Job . . . geeft accurate en toch poëtische omschrijvingen van de dracht van de steenbok alsook van het natuurlijke woongebied van de wilde ezel en het nijlpaard.”

Het „zonderlinge duo”

„Men zou verwachten dat elke verhouding tussen een leeuwin en het kalf van een spiesbok zowel kort als voor de laatstgenoemde fataal is”, wordt in The Economist gezegd. Toch zijn er op een foto bij het artikel een leeuwin en een kalf te zien die vredig naast elkaar liggen. Het artikel zei verder: „Dit zonderlinge duo werd op 21 december gespot in het Samburu-wildreservaat in Kenia en door . . . twee wildfotografen gevolgd en gefilmd totdat een andere leeuw het kalf op 6 januari doodde.” Was dit een geval van „imprinten”, waarbij een surrogaatmoeder een ander dier als van haarzelf accepteert na kort daarvoor te hebben geworpen? Daar zijn geen bewijzen voor, zegt The Economist. „Wat dit geval zo bizar maakt, is dat de moeder van de spiesbok nog leefde en melk produceerde, en dat de leeuwin jong was en geen tekenen vertoonde ooit jongen geworpen te hebben.” Bovendien „was het de leeuwin die het kalf volgde (bijvoorbeeld als het naar zijn moeder terugging om te drinken), in plaats van andersom”. Het artikel besluit: „Waarom ze iets wilde adopteren dat bij haar automatisch het etiket ’lunch’ had moeten krijgen, is een raadsel.”

In de steek gelaten huisdieren

„Per hoofd van de bevolking hebben Australiërs meer huisdieren dan enige andere samenleving ter wereld”, zegt Hugh Wirth, de nationale president van het Koninklijke Genootschap ter Voorkoming van Wreedheid tegen Dieren. Toch bericht de krant The Australian dat „in het boekjaar 2000/2001 135.000 huisdieren in de steek werden gelaten” en dat „bijna 60 procent van die dieren afgemaakt werd”. Waarom worden zo veel dieren in de steek gelaten? Een reden is dat mensen dierenrassen blijven kiezen die niet passen bij hun omstandigheden. Ouders maken steevast de fout voor hun kinderen een werkhond te kopen — die veel training, oefening en zorg nodig heeft. Maar veel hondenbeten zijn juist toe te schrijven aan werkhonden. Over het kiezen van een huisdier zegt The Australian: „Houd emoties buiten de aankoop. Houd rekening met de ruimte die u hebt, uw gezinsomstandigheden en uw financiële situatie. Stel gehoorzaamheidscursussen voor honden niet uit. Hoe langer u dat achterwege laat, hoe meer ingebakken ongehoorzaam gedrag kan worden. Bedenk dat een dier aanschaffen een langetermijnkwestie is.”

Nieuwe-autosyndroom

„Bij onderzoek . . . zijn in nieuwe motorvoertuigen tot wel zes maanden en langer na het verlaten van de showroom hoge concentraties giftige stoffen in de lucht aangetroffen”, zegt de Australische Commonwealth Scientific and Industrial Research Organisation (CSIRO). Tot de giftige gassen waarmee de lucht in nieuwe auto’s bezwangerd kan raken, behoren benzeen, aceton, ethylbenzeen, n-hexaan, tolueen en xyleenisomeren — die allemaal gevaarlijk voor mensen kunnen zijn. Bestuurders die deze chemicaliën inademen kunnen last krijgen van hoofdpijn, slaperigheid, verwardheid en irritatie van ogen, neus en keel. Volgens dr. Steve Brown, hoofd van CSIRO’s onderzoeksafdeling voor luchtkwaliteitscontrole, „kan het zitten in een auto u aan concentraties giftige stoffen blootstellen die vele malen hoger zijn dan de grenswaarden die zijn vastgesteld door Australiës Nationale Gezondheids- en Medische Onderzoeksraad”. Brown doet de aanbeveling dat de eigenaars van nieuwe auto’s, om de mogelijke gevaren te beperken, er „gedurende ten minste zes maanden nadat het voertuig is gekocht [zoveel mogelijk] voor moeten zorgen dat er tijdens het rijden genoeg buitenlucht het voertuig binnenkomt”.