Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De zienswijze van de bijbel

Gebeden waar God naar luistert

Gebeden waar God naar luistert

„Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en er zal u opengedaan worden. Want al wie vraagt, ontvangt, en al wie zoekt, vindt, en al wie klopt, hem zal opengedaan worden.” — LUKAS 11:9, 10.

MET een volledig vertrouwen in de hierboven geciteerde woorden van Jezus Christus wenden veel christenen zich in gebed tot God in verband met hun problemen en zorgen, ervan overtuigd dat hij van hen houdt en voor hen zorgt. Maar sommigen raken gefrustreerd terwijl ze op de verhoring van hun gebeden wachten. Hebt u het gevoel dat uw gebeden geen uitwerking hebben? Luistert God als u bidt?

Zelfs als uw gebeden niet verhoord lijken te worden, betekent dat niet dat God er niet naar heeft geluisterd. De bijbel verzekert ons: „De ogen van Jehovah zijn op de rechtvaardigen en zijn oren tot hun smeking” (1 Petrus 3:12). Jehovah God luistert dus naar de gebeden van rechtvaardigen, of die nu hardop of in het hart worden uitgesproken (Jeremia 17:10). Jehovah onderzoekt ook de gedachten en gevoelens die achter elk gebed zitten, die zelfs door degene die bidt misschien niet helemaal begrepen worden of waar hij zich misschien niet van bewust is. — Romeinen 8:26, 27.

Gebeden moeten echter wel aan bepaalde vereisten voldoen, willen ze voor God aanvaardbaar zijn. Om te beginnen moeten ze exclusief tot God gericht worden — niet tot Jezus, tot een „heilige” of tot een afgodsbeeld (Exodus 20:4, 5). Ook moeten gebeden in de naam van Gods Zoon, Jezus Christus, worden opgezonden (Johannes 14:6). Betekent dit dat Jezus als eerste naar onze gebeden luistert en dat hij de boodschap doorgeeft aan God? Nee. In plaats daarvan laten we door in de naam van Jezus tot Jehovah te bidden, zien dat we Christus’ discipelen zijn en erkennen we dat het slechts door zijn loskoopoffer voor ons mogelijk is tot God te naderen. — Hebreeën 4:14-16.

Gebeden moeten in geloof opgezonden worden. De apostel Paulus bracht naar voren: „Het [is] zonder geloof onmogelijk [God] welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken” (Hebreeën 11:6). Hoe weet iemand of hij zo’n geloof heeft? De bijbelschrijver Jakobus antwoordt: „Ik zal u mijn geloof tonen door mijn werken” (Jakobus 2:18). Ja, geloof brengt daden voort, en die laten weer zien dat we God liefhebben en hem proberen te behagen.

Aanbidders van God moeten ook vasthoudend zijn als ze bidden. Jezus maakte dit duidelijk in Lukas 11:9, 10, de tekst die in het begin is aangehaald. Immers, als iemand maar één keer ergens om bidt, geeft dat dan niet te kennen dat hij of zij het verzoek niet echt ernstig meent?

Wat God belooft

Hoe vaak en hoe vurig we ook bidden, we leven toch in ’kritieke tijden, die moeilijk zijn door te komen’ (2 Timotheüs 3:1). Nu heeft Jezus natuurlijk gezegd dat zijn volgelingen gelukkig zouden zijn, maar hij heeft niet gezegd dat hun leven probleemloos zou zijn (Mattheüs 5:3-11). Hij zei echter wel dat zijn discipelen ondanks rouw, honger, dorst of vervolging gelukkig kunnen zijn.

Het geluk waarover Jezus sprak, is niet afhankelijk van ideale omstandigheden. Het is in plaats daarvan een innerlijke tevredenheid die we hebben omdat we God dienen. We kunnen dus zelfs in woelige tijden een mate van geluk bereiken. — 2 Korinthiërs 12:7-10.

Omgaan met persoonlijke problemen

Is het dan nutteloos om tot God te bidden over persoonlijke zaken zoals het vinden van een geschikte huwelijkspartner of het omgaan met problemen in ons gezin, met onze gezondheid of op ons werk? Nee, want hoewel God niet belooft de omstandigheden van ons leven op wonderbaarlijke wijze te veranderen, zal hij ons wel de wijsheid geven om ertegen opgewassen te zijn. Jakobus schreef over beproevingen: „Schiet iemand van u daarom te kort in wijsheid, dan moet hij God blijven vragen, want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt; en ze zal hem gegeven worden” (Jakobus 1:5). Jehovah zal ons dus door middel van zijn heilige geest leiden. Dat zal ons helpen bij het nemen van beslissingen bijbelse beginselen te begrijpen en toe te passen.

Natuurlijk neemt Gods geest onze beslissingen niet voor ons. Er zijn juist persoonlijke inspanningen nodig. Als we bijvoorbeeld met een probleem zitten, hebben we er dan nazoekwerk over gedaan en hebben we de verschillende aspecten en elementen van de situatie onderzocht? Dat zou een manier zijn om God door werken te tonen dat we geloof hebben (Jakobus 2:18). Zijn we volhardend geweest in onze pogingen ons probleem op te lossen, waarbij we voortdurend om Gods leiding hebben gevraagd? (Mattheüs 7:7, 8) Hebben we bijbelse beginselen die op de situatie betrekking hebben zorgvuldig onderzocht? Gods Woord kan ons „volkomen bekwaam [maken], volledig toegerust voor ieder goed werk”. — 2 Timotheüs 3:16, 17.

Hoewel het zo is dat God zich in menselijke aangelegenheden zou kunnen mengen en al onze problemen zou kunnen oplossen, heeft hij ons toegestaan uiting te geven aan onze vrije wil. Helaas gebruiken velen hun vrije wil ten nadele van anderen. Daardoor kan het zijn dat sommige problemen waarover we bidden tot aan Gods nieuwe wereld blijven bestaan (Handelingen 17:30, 31). Het zou een situatie kunnen zijn die bestaat in de buurt waar we wonen, zoals misdaad of regelrechte oorlog; of het zou te maken kunnen hebben met volharden onder ontberingen die door tegenstanders over ons worden gebracht (1 Petrus 4:4). We moeten erkennen dat sommige situaties in deze goddeloze wereld niet zullen verbeteren.

Maar toch houdt God van zijn aanbidders en wil hij hen helpen. Wanneer zijn koninkrijk de onbetwiste heerschappij over de aarde heeft, zal hij de verschrikkelijke problemen van deze wereld volledig uitbannen (Openbaring 21:3, 4). Tot die tijd dienen we voortdurend te vragen om zijn leiding bij het omgaan met de problemen van het leven. Als we dat doen kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah de belofte na zal komen die in de bijbel is opgetekend in Jesaja 41:10: „Wees niet bevreesd, want ik ben met u. Blik niet rond, want ik ben uw God. Ik wil u sterken. Ik wil u werkelijk helpen. Ik wil u werkelijk stevig vasthouden met mijn rechterhand van rechtvaardigheid.”