De kledingkloppers van Bamako
De kledingkloppers van Bamako
IN Bamako, de hoofdstad van het West-Afrikaanse land Mali, is de hele dag een gestaag ritmisch geklop te horen. Dit wordt echter niet voortgebracht door muzikanten. In plaats daarvan weerklinkt het trommelende gedreun uit de hutjes van de kledingkloppers. Maar waarom zou iemand kleren willen kloppen?
De kledingkloppers vormen de laatste stap in een uniek textielproces. Het begint allemaal met een wit stuk stof of een kledingstuk. Gewoonlijk wordt de stof in uiteenlopende kleuren en patronen geverfd en vervolgens ondergedompeld in een dikke oplossing van verpulverde maniokwortel of sap van verschillende gombomen. Nadat het textiel in de zon is gedroogd, wordt het zo stijf als een plank. Op dit punt is het klaar voor de laatste stap — de kledingkloppers.
De voornaamste taak van de kledingkloppers is de nu onbuigzame stof te slaan totdat er geen kreukels meer in zitten. In hun hutjes treft u meestal twee jonge mannen aan die tegenover elkaar zitten, en tussen hen in ligt een stuk stam van een sheaboom. De mannen wrijven de stof licht met was in en leggen die over de boomstam. Dan beuken ze met grote hamers die eveneens gemaakt zijn van de sheaboom, in op het textiel. Terwijl ze hun slagen in vakkundige harmonie afwisselen, raakt elk wat de ander niet geraakt heeft.
Waarom gebruiken ze niet gewoon een strijkijzer? Om te beginnen zou de hitte van een strijkijzer de stof eerder doen verbleken. Bovendien zou een strijkijzer niet zulke heldere kleuren produceren als de kledingkloppers doen. Dat komt doordat elke slag met de houten hamer een glans achterlaat die de kleur intensiever maakt. Na een grondige afranseling kan de stof er zo helder uitzien dat u zou denken dat die net geverfd was.
Dus als u door de straten van deze stad loopt en hoort wat op het gestage ritme van trommels lijkt, bekijk de hutten om u heen dan eens van dichtbij. Het geluid komt misschien helemaal niet van trommels; het zouden de kledingkloppers van Bamako kunnen zijn.