Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De twee gezichten van vuur

De twee gezichten van vuur

De twee gezichten van vuur

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN AUSTRALIË

VUUR kan een vriend of een vijand zijn. Het kan een landschap verjongen of verwoesten. Grote branden kunnen zich tot uiterst vernietigende, zeer moeilijk te beheersen krachten ontwikkelen.

Een voorbeeld van de extreem vernietigende kracht van vuur is wat er in 1997 in Indonesië plaatsvond. In dat jaar werd het land geteisterd door bosbranden, waardoor het bouwland, de gezondheid van de mensen, en de economie een enorme schade werd toegebracht. En de verstikkende rook van die branden verspreidde zich naar naburige landen — in totaal acht — wat naar schatting 75 miljoen mensen overlast bezorgde. Uit berichten blijkt dat 20 miljoen mensen werden behandeld wegens aandoeningen als astma, emfyseem en hart- en vaatziekten, alsook oog- en huidproblemen.

In Singapore steeg de verontreiniging tot alarmerende hoogten. Er lag een deken van rook over de stad. „We zitten allemaal gevangen in ons eigen huis”, klaagde een inwoonster, die zich niet buiten haar airconditioned huis durfde te wagen. Op de ergste dagen konden de mensen door de rooknevel de zon niet meer zien.

Het jaar daarop, 1998, waren 8000 inwoners van British Columbia (Canada) gedwongen hun huis te verlaten wegens een snel naderende vlammenzee. Die brand was slechts een van de bijna duizend branden die dat jaar in heel Canada woedden — waarvan er 115 op een bepaald moment als onbeheersbaar werden beschouwd. Bij één brand in het noorden van Alberta ging 35.000 hectare bos verloren. Een inwoner merkte op: „Het leek alsof er een atoombom was ontploft. Er hing een gigantische zwarte wolk boven het gebied.”

Het gevaarlijke gezicht van vuur

Vuur is een van de sterke krachten in de natuur. Een fel woedende bosbrand kan een gebied een totaal nieuw aanzicht geven, het evenwicht tussen plantensoorten veranderen, het woongebied van dieren wijzigen en een bedreiging vormen voor levens en eigendommen.

Een ernstige brand kan de kans op erosie vergroten. Wanneer de grond wordt blootgesteld aan zware regens, die vaak op een hete zomer volgen, wordt de kwetsbare teelaarde weggespoeld. Plantensoorten ondervinden hier de invloed van. Sommige van de gevoeliger soorten lijden schade en sterven, terwijl andere zich goed aanpassen. Jammer genoeg zijn de planten die het overleven meestal schadelijk onkruid, dat de neiging heeft het landschap te overheersen ten koste van de inheemse flora.

Dan worden ook dieren die van specifieke inheemse planten afhankelijk zijn, bedreigd. In Australië zijn inheemse zoogdieren zoals de koala en de voskoeskoes bedreigde soorten die gemakkelijk zouden kunnen uitsterven als een te groot deel van hun natuurlijke woongebied in vlammen opgaat. De afgelopen 200 jaar heeft het Australische continent 75 procent van zijn regenwouden verloren, 66 procent van zijn boombedekking, 19 zoogdiersoorten en 68 inheemse plantensoorten, waarvan de meeste nergens anders ter wereld voorkomen.

Omdat steden zich verder in de richting van omliggende bossen hebben uitgebreid, zijn mensen steeds kwetsbaarder geworden voor de verwoestende gevolgen van bosbranden. In december 1997, toen er in de buitenwijken van Sydney en in verscheidene stadjes rond de Blue Mountains honderden branden woedden, stond meer dan 250.000 hectare in lichterlaaie. Ongeveer de helft van die branden was onbeheersbaar. De commandant van de brandweer zei dat het de ergste branden waren die hij in dertig jaar had meegemaakt. Honderden mensen waren gedwongen hun huis te verlaten, en sommigen raakten het aan de vlammen kwijt. De branden eisten ook twee mensenlevens. Bosbranden die eind december 2001 begonnen en vermoedelijk door pyromanen zijn gesticht, legden 753.000 hectare bos in de as.

Wanneer vuur een bedreiging vormt

Verscheidene factoren kunnen verantwoordelijk zijn voor onbeheersbare branden. Een natuurlijke factor is het El Niño-weerpatroon, een klimatologisch verschijnsel dat over de hele wereld regelmatig terugkerende hete, droge weersomstandigheden veroorzaakt. Elk land dat door het abnormaal droge weer van El Niño getroffen wordt, bezit de ideale ingrediënten voor het begin van een brand.

Vaker zijn felle branden aan het onnadenkend handelen van mensen te wijten. Opzettelijk het landschap in lichterlaaie zetten is in veel landen een strafbaar feit. Men schat dat meer dan de helft van de branden in de staatsbossen van New South Wales (Australië) door brandstichting of per ongeluk is veroorzaakt.

Onverantwoordelijk omspringen met het milieu is nog een factor die tot ernstige branden kan leiden. Door ontbossing en houtkap worden bossen brandbaarder. De laag brandbaar materiaal waarvan een brand afhankelijk is, wordt dikker door het houtafval dat vaak door het kappen wordt veroorzaakt. Door houtkap ontstaan ook openingen in het bladerdak, waardoor het zonlicht bij de laag brandbaar materiaal kan komen zodat die uitdroogt. Wanneer deze brandbare combinatie door een vonk ontvlamt, kan de ontstane brand makkelijk uit de hand lopen.

Ook economische overwegingen kunnen het probleem van grote branden verergeren. In Indonesië is in de landbouw eeuwenlang de platbrandmethode toegepast, zonder al te veel gevolgen voor het evenwicht in de natuur. Wanneer de boeren een zorgvuldig en gecontroleerd gebruik maken van vuur, heeft dit ongeveer dezelfde uitwerking op het milieu als natuurlijke branden. De laatste tijd is de traditionele platbrandmethode echter op grotere schaal toegepast en geïndustrialiseerd. Omdat er wereldwijd een toenemende vraag bestaat naar producten als palmolie, zijn bossen met de grond gelijkgemaakt en vervangen door snelgroeiende, winstgevende planten. De makkelijkste en goedkoopste manier om het land schoon te maken is de natuurlijke vegetatie af te branden. Daarom steken mensen duizenden hectaren in brand zonder eraan te denken dat het handhaven van voldoende bosgebieden voordelen op lange termijn heeft.

Het vriendelijke gezicht van vuur

Hoewel vuur een enorme verwoesting kan aanrichten, kan het ook een heel positieve uitwerking hebben op veel planten- en diersoorten. Het kan zelfs een essentiële rol spelen in het bewaren van het evenwicht in de natuur. Hoe gaat dit in zijn werk?

Vuur is een van de oudste vrienden van de mens. Het houdt hem warm, geeft hem licht en hij kookt er zijn voedsel op. Inheemse Australiërs gebruiken vuur al eeuwenlang bij hun dagelijkse bezigheden. Voor de inheemse Yanyuwa is vuur zo belangrijk dat ze meer dan tien woorden hebben voor de verschillende soorten vuur en de uitwerking ervan. Zo kunnen ze het woord kambambarra gebruiken wanneer ze het over een bosbrand of een zich snel verspreidend vuur hebben. Het woord warrman wordt gebruikt voor een grondig afgebrand landschap, waar goed gejaagd kan worden. Opstijgende rook die een wolk vormt, wordt rrumarri genoemd.

Deze inheemse mensen maken gebruik van het zogenoemde ’fire-stick farming’, het gecontroleerd afbranden van kleine stukken land, om de grond waarop ze wonen te beheren. Ze stichten kleine brandjes om te voorkomen dat zich te veel dood, droog plantenmateriaal ophoopt, wat de voornaamste brandstof voor bosbranden is. Door op deze manier een gecontroleerd gebruik te maken van vuur zijn de aborigines in staat doeltreffend van de opbrengst van het land te leven en tegelijkertijd het leefgebied van planten en dieren in stand te houden. Het heeft ook het risico verkleind dat mensen door gevaarlijke bosbranden worden overvallen.

De waarde van preventief verbranden

Toen er iets meer dan 200 jaar geleden Europese kolonisten naar Australië kwamen, begon dit kwetsbare evenwicht tussen mens, natuur en vuur verstoord te worden. De Europeanen bezagen vuur als iets wat bestreden moest worden. Er kwamen minder branden voor, maar doordat het brandbare materiaal zich ophoopte, werden de branden die wel ontstonden, heviger en moeilijker in de hand te houden. De laatste tijd echter hebben plaatselijke overheden lering getrokken uit de gebruiken van de inheemse Australiërs en een strategie ontwikkeld die preventief verbranden heet. Volgens deze methode laat men branden op een gecontroleerde manier hun gang gaan om rampzaliger vuurzeeën te voorkomen. Buiten het bosbrandseizoen worden kleine brandjes aangestoken. Deze branden bewegen zich langzaam voort, hebben lage vlammen en verwijderen afval zonder de bomen aan te tasten. Meestal worden ze door de avonddauw gedoofd.

Dit bosbrandbeleid met gebruikmaking van preventief verbranden heeft als doel levens en eigendommen te beschermen en tevens de diversiteit van inheemse planten en dieren te behouden. En preventief verbranden gaat de buitensporige verspreiding van enkele niet-inheemse soorten onkruid tegen. Het helpt ook de verscheidenheid te handhaven van leefgebieden die nodig zijn voor het behoud van inheemse dieren.

Bepaalde plantensoorten schijnen van vuur afhankelijk te zijn om hun zaden te helpen ontkiemen. Sommige zaden hebben zo’n hard omhulsel dat er vuur nodig is om ze open te laten barsten zodat er vocht in kan doordringen. Uit onderzoek blijkt dat de rook van een brand eveneens het ontkiemen van zaden bevordert. Rook bevat zo’n zeventig bestanddelen die naar men denkt het ontkiemen van zaden teweeg kunnen brengen. Een belangrijke daarvan is stikstofdioxide.

Pas afgebrand land heeft een bodem die rijk is aan voedingsstoffen als stikstof en fosfor. Door de brand komen voedingsstoffen vrij die in bladafval opgeslagen liggen, kan er meer zonlicht tot de grond doordringen en wordt er een ideale voedingsbodem gecreëerd waarin nieuwe planten wortel kunnen schieten. Acacia’s bijvoorbeeld vormen opnieuw zaad na een brand en groeien als kool in de omstandigheden die een brand achterlaat.

Ook veel dieren schijnen profijt te hebben van de omstandigheden na een brand, vooral van de nieuwe groei van vegetatie, die zachter en sappiger is. Sommige soorten kangoeroes en wallaby’s hebben een voorkeur voor bos dat vaak afbrandt en zijn volgens zeggen afhankelijk van brand. Dit komt doordat de planten waarvan ze afhankelijk zijn voor voedsel en beschutting op hun beurt afhankelijk zijn van brand voor regeneratie en behoud van een goede conditie.

Nog veel te leren

Men gaat steeds beter de twee gezichten van vuur begrijpen, maar de wisselwerking tussen vuur en het milieu is ingewikkeld, en er is nog veel te leren. Hoe vuur van invloed is op bepaalde soorten planten en dieren is iets wat nog verder bestudeerd moet worden. Ook hoe vuur op grotere schaal van invloed is op onze ecologie en hoe deze op elkaar inwerken, moet verder worden onderzocht. Enkele vragen die beantwoord moeten worden, zijn: Werken branden het broeikaseffect in de hand? Welke invloed heeft de rook van die branden op weerpatronen? Hoe reageren branden op bepaalde omstandigheden?

Er zijn tegenwoordig computerprogramma’s, modellen genoemd, die zijn ontworpen om het gedrag van branden te voorspellen. Ze doen dat door gegevens over brandstof, alsook over temperatuur, windsnelheid en andere weersomstandigheden te interpreteren. Jammer genoeg zijn de modellen momenteel niet altijd nauwkeurig, en ze kunnen ongewone verschijnselen zoals plotseling hoog oplaaiende vlammen of explosies van vuur niet voorspellen. Bij de branden rond Sydney in 1997 kwamen twee ervaren brandweerlieden om het leven door een van die plotselinge vuurverschijnselen, die heel toepasselijk „vingers des doods” worden genoemd.

Grote branden kunnen vooral moeilijk te voorspellen zijn omdat ze hun eigen weer kunnen veroorzaken, zoals krachtige winden, wolken en zelfs onweersbuien. Daarbij kunnen windrichting en -snelheid plotseling veranderen, waardoor de brand onberekenbaar wordt. Onderzoekers hopen de huidige modellen te kunnen verbeteren door deze factoren toe te voegen, alsook andere informatie, zoals het soort terrein, de helling van het terrein en de verspreiding van brandbare materialen.

Een project dat in de Verenigde Staten wordt ondernomen om dit te bereiken, is dat van het Nationale Centrum voor Atmosferisch Onderzoek (NCAR) in Colorado. Het NCAR heeft een C-130 transportvliegtuig uitgerust met ultramoderne wetenschappelijke apparatuur en zeven boordcomputers, alle beschermd met dik isolatiemateriaal. Het is de bedoeling dat het vliegtuig boven een fel woedende brand gaat vliegen en via op de vleugels aangebrachte sensoren gegevens verzamelt. Deze gegevens worden dan voor verwerking naar de computers doorgestuurd. Het vliegtuig heeft een infraroodcamera, Thermacam genaamd, die de relatieve intensiteit van elk deel van de brand kan weergeven. Op deze manier komen de NCAR-wetenschappers te weten hoe ze de huidige modellen voor het gedrag van branden kunnen verbeteren.

Men hoopt dat deze verbeterde modellen de deskundigen in staat zullen stellen om branden veiliger te bestrijden. Wanneer men precies kan voorspellen wat een brand zal doen, zou dit ook de risico’s kunnen verkleinen waarmee brandweerlieden te maken krijgen om de gemeenschap te beschermen.

Ja, vuur kan een verschrikkelijke en verwoestende vijand zijn wanneer het niet meer in de hand te houden is, maar het kan ook een goede vriend zijn. Het speelt een essentiële rol in de cyclussen van de natuur die de Schepper heeft ingesteld om de aarde te verjongen en een evenwichtige verscheidenheid van planten- en dierenleven in stand te houden.

[Illustratie op blz. 25]

Verdwaasde wapitiherten ontlopen een brand in de Bitterroot River Valley in Montana

[Verantwoording]

John McColgan, BLM, Alaska Fire Service

[Illustratie op blz. 26]

Preventief verbranden in Australië

[Verantwoording]

Photo provided courtesy of Queensland Rural Fire Service