Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De Grote Ierse Hongersnood — Een verhaal van dood en emigratie

De Grote Ierse Hongersnood — Een verhaal van dood en emigratie

De Grote Ierse Hongersnood — Een verhaal van dood en emigratie

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN IERLAND

IN DE schaduw van Croagh Patrick *, de „heilige” berg van Ierland, staat een heel ongewoon schip. Het ziet eruit als een kleine, negentiende-eeuwse zeilboot die met zijn voorsteven westwaarts naar de Atlantische Oceaan wijst. Maar dit schip zal nooit uitvaren. Het is stevig verankerd in een bed van beton. Verstrengeld tussen de masten bevinden zich opvallende afbeeldingen van menselijke skeletten.

Het schip is een grote metalen sculptuur die in 1997 officieel werd onthuld ter herinnering aan een van de grootste tragedies uit de geschiedenis van Ierland — de Grote Hongersnood. De skeletten en het schip zijn symbolen van de dood en de massale emigratie die een kenmerk waren van de tragische jaren 1845–1850.

Uiteraard is Ierland niet het enige land dat een hongersnood heeft meegemaakt. Veel landen hebben op een soortgelijke manier geleden. In veel opzichten was de Grote Ierse Hongersnood echter buitengewoon tragisch. In 1845 bedroeg de bevolking van Ierland ongeveer acht miljoen. Tegen 1850 waren tengevolge van de hongersnood misschien wel anderhalf miljoen mensen gestorven! Nog eens een miljoen waren, op zoek naar een beter leven, voornamelijk naar Groot-Brittannië of de Verenigde Staten geëmigreerd. Een grote hongersnood? Zeer beslist.

Wat was de oorzaak van zo’n grote hongersnood? Hoe werden de slachtoffers geholpen? Wat kunnen we leren van deze ramp? Om de antwoorden op die vragen te begrijpen, moeten we eerst eens in het kort nagaan hoe het Ierse leven er in de jaren voor de hongersnood uitzag.

Voor de Grote Hongersnood

In het begin van de negentiende eeuw had Groot-Brittannië zijn grondgebied over een groot deel van de aarde uitgebreid. Daartoe behoorde ook Ierland. Een aanzienlijk deel van Ierland was in het bezit van Engelse pachtheren van wie er velen in Engeland woonden. Die dwongen hun Ierse pachters een hoog pachtgeld te betalen en honoreerden hun werk met lage lonen.

Duizenden kleine boeren, of pachtboeren, leefden in troosteloze armoede. Omdat de mensen geen vlees en niet veel ander voedsel konden kopen, verbouwden ze het goedkoopste, makkelijkste en voedzaamste gewas dat ze onder die omstandigheden konden verbouwen, de aardappel.

Het belang van de aardappel

De aardappel, die rond 1590 in Ierland werd geïntroduceerd, was een groot succes omdat het land een vochtig en mild klimaat had dat geschikt was voor het verbouwen van de aardappel en omdat die in zeer arme grond kon worden geteeld. De aardappel diende zowel mens als dier tot voedsel. In het midden van de negentiende eeuw was bijna een derde van alle landbouwgrond in gebruik voor de aardappelteelt. Bijna twee derde daarvan was voor menselijke consumptie. De gemiddelde Ier at elke dag aardappels — en dat was het zo’n beetje!

Omdat zo veel mensen voor voedsel totaal afhankelijk waren van de aardappel moest die situatie wel op een ramp uitlopen. Wat zou er gebeuren als de oogst mislukte?

Eerste misoogst

De aardappeloogst was weleens eerder mislukt. Die situatie werd dan verholpen met kortetermijnmaatregelen en wanneer de oogst van het jaar daarop goed was, was de tegenslag minimaal geweest. Toen de aardappeloogst in 1845 mislukte, zag de overheid het dus nog niet somber in.

Maar deze keer waren de zaken veel ernstiger. Nu weten we dat de oogst van 1845 mislukte door de schimmelziekte phytophthora infestans ofwel aardappelziekte. Die schimmelziekte, die door de lucht wordt verspreid, verbreidde zich snel van het ene aardappelveld naar het andere. De besmette aardappels rotten letterlijk weg in de grond en van de aardappels die lagen opgeslagen werd gezegd dat ze „wegsmolten”. Omdat er maar één soort aardappel was gepoot, werd de hele oogst van het land aangetast. En omdat het pootgoed voor het volgende jaar afkomstig was van de oogst van dat jaar, had de schimmel ook een verwoestende uitwerking op toekomstige oogsten.

Tweede misoogst

De inferieure pootaardappels die konden worden gered, werden het jaar daarop, in 1846, gepoot maar ook deze tweede oogst werd door de aardappelziekte verwoest. Omdat er niets meer was dat de moeite waard was om geoogst te worden, verloren veel landarbeiders hun baan. De pachtboeren konden het zich gewoon niet meer veroorloven de lonen uit te betalen.

De regering schakelde veel van deze arme mensen in bij diverse werkverschaffingsprojecten — voornamelijk in de wegenbouw — zodat ze in de behoeften van hun gezin konden voorzien.

Sommigen konden alleen werk krijgen in armenhuizen. Die instellingen hadden behoeftige mensen in dienst. In ruil voor hun werk ontvingen de arbeiders voedsel en onderdak. Het werk was zwaar. Het eten was vaak bedorven en het onderdak was erg primitief. Sommige arbeiders overleefden het niet.

Die maatregelen schonken enige verlichting. Maar het ergste moest nog komen. De winter van 1846/1847 was extreem koud en maakte veel van het werk buiten onmogelijk. Diverse regeringsinstanties deelden gratis voedsel uit. Maar na twee jaar begon het geld van de regering voor dit reliefwerk op te raken en alle hulp die werd gegeven was hopeloos ontoereikend voor de steeds groter wordende stroom lichamelijk verzwakte mensen. Toen kreeg Ierland nog een verschrikkelijke klap te verwerken.

Uitwonende grondbezitters — van wie velen zelf diep in de schulden zaten — bleven hun pacht eisen. Veel pachters waren niet in staat die te betalen en het gevolg was dat duizenden van hun land werden verdreven. Sommige pachters lieten het land gewoon in de steek en gingen naar de stad in de hoop daar een beter leven te vinden. Maar waar moesten ze heen, zonder voedsel, zonder geld en zonder woning? Voor steeds meer mensen werd emigratie de enige oplossing.

Massale emigratie

Emigratie was niet nieuw. Vanaf het begin van de achttiende eeuw was er een gestadige, kleine stroom emigranten van Ierland naar Groot-Brittannië en Amerika vertrokken. Na de winter van 1845 werd die kleine stroom een enorme rivier! In 1850 was 26 procent van de inwoners van New York Iers — er waren daar meer inwoners van Ierse afkomst dan in Dublin, de hoofdstad van Ierland.

Tijdens de zes jaar van de hongersnood maakten 5000 schepen de gevaarlijke tocht van 5000 kilometer over de Atlantische Oceaan. Veel van de schepen waren oud. Enkele hadden voorheen als slavenschepen gediend. Ze bleven alleen maar in de vaart vanwege de noodsituatie. Aan het akelig krappe logies was weinig verbeterd. Er waren geen sanitaire voorzieningen en passagiers moesten zich in leven zien te houden met een minimum aan voedsel.

Duizenden passagiers, die al verzwakt waren door de hongersnood, werden ziek. Velen stierven op zee. In 1847 kregen de schepen die onderweg waren naar Canada de naam doodkistschepen. Van de ongeveer 100.000 emigranten die ze vervoerden, stierven er meer dan 16.000 op zee of kort na aankomst. Brieven aan vrienden en kennissen in Ierland gaven een beeld van deze hachelijke omstandigheden — maar de emigranten bleven niettemin in drommen vertrekken.

Enkele pachtheren verleenden hulp aan hun vroegere pachters. Eén pachtheer bijvoorbeeld huurde drie schepen en droeg voor duizend van zijn pachters bij in de kosten van de overtocht. De meeste emigranten moesten echter zelf veel moeite doen om hun overtocht te kunnen betalen. Vaak konden slechts één of twee personen uit een groot gezin de reis betalen. Stel u het hartzeer op de kade voor wanneer duizenden gezinsleden afscheid namen — om elkaar waarschijnlijk nooit meer te zien.

Ziekte en een derde misoogst

Na twee opeenvolgende mislukte aardappeloogsten en nadat de mensen massaal van hun land waren verdreven, kreeg de uitgedunde bevolking nog een meedogenloze klap te verwerken. Ziekte! Vlektyfus, dysenterie en scheurbuik eisten nog meer levens. Veel van de overlevenden moeten hebben gedacht dat het onmogelijk nog erger kon worden, maar ze hadden het mis.

Aangespoord door een voorspoedige oogst in 1847, verdrievoudigden boeren in 1848 de oppervlakte waar aardappels werden gepoot. Toen kwam de ramp! Het bleek een erg natte zomer te zijn. Opnieuw sloeg de aardappelziekte toe. Voor de derde keer in vier jaar ging de oogst verloren. De financiën van overheidsinstanties en liefdadigheidsinstellingen van de regering werden tot het uiterste aangesproken. Maar zelfs toen was het ergste nog niet voorbij. In 1849 eiste een cholera-epidemie nog eens 36.000 levens.

De nasleep

Die epidemie betekende echter een keerpunt. De daaropvolgende aardappeloogst was voorspoedig. Langzaam keerde het tij ten goede. De regering vaardigde nieuwe wetten uit die alle schulden die het gevolg waren van de hongersnood kwijtscholden. De bevolking begon weer toe te nemen. Hoewel de aardappelziekte in de volgende jaren een aantal oogsten aantastte, gebeurde er nooit meer iets wat leek op de verschrikkingen die tijdens de tragische jaren van hongersnood het verlies van een kwart van Ierlands bevolking veroorzaakten.

De vervallen stenen muren en ingestorte huizen die tegenwoordig nog in heel Ierland te zien zijn, vormen grimmige herinneringen aan de zware tijden die resulteerden in de uitgebreide Ierse diaspora. Alleen al in de Verenigde Staten kunnen meer dan veertig miljoen mensen zeggen dat ze van Ierse afkomst zijn. De Amerikaanse president John F. Kennedy en ook Henry Ford, de uitvinder van de Ford, waren rechtstreekse nakomelingen van emigranten die op ’hongersnoodschepen’ uit Ierland waren gekomen.

Het herhaaldelijk mislukken van de aardappeloogst was uiteraard een voorname factor in dit droevige verhaal van dood en emigratie. Nog een belangrijke factor was het feit dat, zoals de bijbelschrijver uit de oudheid het beschreef, „de ene mens over de andere mens heeft geheerst tot diens nadeel” (Prediker 8:9). Gelukkig geeft Gods Woord, de bijbel, ons de verzekering dat de Schepper van de aarde en al haar opbrengst een paradijselijke nieuwe wereld tot stand zal brengen die voor iedereen blijvende vrede en voorspoed zal brengen (2 Petrus 3:13). En de psalmist in de oudheid voorzei: „Er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn.” — Psalm 72:16.

[Voetnoot]

^ ¶3 Zie De Wachttoren van 15 april 1995, blz. 26-28.

[Illustratie op blz. 14]

Een monument ter herinnering aan de Grote Hongersnood

[Illustratie op blz. 15]

Het zoeken naar aardappels, op een afbeelding in de „Illustrated London News” van 22 december 1849

[Illustratie op blz. 16]

Kledingdistributie aan behoeftige gezinnen

[Verantwoording]

and page 15: From the newspaper The Illustrated London News, December 22, 1849

[Illustratie op blz. 16, 17]

„Het emigrantenschip” (Schilderij van Charles J. Staniland, ca. 1880)

[Verantwoording]

Bradford Art Galleries and Museums, West Yorkshire, UK/Bridgeman Art Library

[Illustratie op blz. 17]

Ruïnes van huizen vormen een grimmige herinnering aan de zware tijden die het gevolg waren van de jaren van hongersnood

[Illustratieverantwoording op blz. 14]

Top sketch: Courtesy of the “Views of the Famine” Web site at http://vassun.vassar.edu/˜sttaylor/FAMINE