Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Juwelen van het strand

Juwelen van het strand

Juwelen van het strand

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN NICARAGUA

HEBT u weleens ondervonden hoe opwindend het is een betoverende zeeschelp te vinden die ligt te glinsteren in het zand? Dan bent u niet de enige. Mensen van alle leeftijden houden van zeeschelpen vanwege hun grote verscheidenheid en bijzondere schoonheid.

Op bijna elk strand op aarde zijn schelpen te vinden. Een schelp is echter meer dan alleen maar iets fraais om te bewaren en te bewonderen. Elke schelp was eens het huisje van een dier dat het zelf gebouwd heeft — een weekdier, of mollusk. Volgens voorzichtige ramingen bestaan er thans meer dan 50.000 soorten weekdieren!

De schelpen die in dit artikel worden besproken, zijn allemaal te vinden langs de kust van de Grote Oceaan bij Nicaragua. Veel van die schelpen heb ik verzameld langs een stuk strand van drie kilometer dat Poneloya en Las Peñitas heet. Andere schelpen kreeg ik van plaatselijke vissers. Ik zal u eens wat meer over enkele van die schelpen vertellen en over de zeediertjes die ze gemaakt hebben.

De grote gastropoda

De meeste schelpen worden gemaakt door weekdieren die tot de twee belangrijkste klassen behoren: gastropoda (gastropoden) en bivalvia (tweekleppigen). Gastropoden, waartoe alle soorten slakken behoren, hebben gewoonlijk een kop met tentakels en ogen. Die weekdieren kruipen en glijden voort met één enkele gespierde voet. Daarom worden ze gastropoden genoemd — een term die „buikpotig” betekent.

Hoe ademt en eet een gastropode? Veel van de soorten die in de zee leven, ademen door een sipho, een buisachtig orgaan dat uit de kop steekt. Met de sipho kan het dier via zijn kieuwen water opzuigen. Sommige gastropoden hebben een proboscis (slurf), een extra buisvormig orgaan dat wordt gebruikt om voedsel op te nemen. Veel gastropoden hebben ook een radula, een rasptong met harde tandjes, waarmee ze hun voedsel in kleine stukjes scheuren. Alle gastropoden hebben een zenuwstelsel, een bloedsomloop, een spijsverteringsstelsel en voortplantingsorganen.

Hoe kun je zien dat een schelp door een gastropode is gemaakt? In dat geval is ze eenschalig — een schelp uit één stuk, meestal spiraalsgewijs gewonden. De schelpen van de purperslak, tonna, kauri, kegelslak en penhoren worden allemaal door gastropoden gemaakt. Laten we een paar van die juwelen eens wat nauwkeuriger bekijken.

Groeien met vlagen — Boren naar voedsel

De meeste huisjes van purperslakken van over de hele wereld hebben een ingewikkelde vorm. Ik heb twee soorten gevonden, de prachtige roze en bruine Hexaplex regius en de net zo aantrekkelijke Hexaplex radix. Hoe ontstaan de gestekelde richels? Weekdieren maken richels, die varices worden genoemd, tijdens perioden waarin de schelp langzaam groeit. Tussen de richels is schelpmateriaal te zien dat tijdens een groeispurt werd geproduceerd. Het boek Shells — Treasures of the Sea legt uit: „Het toevoegen van nieuw schelpmateriaal kost zoveel energie dat veel gastropoden hun stofwisseling vertragen en in een fase van inactiviteit geraken zodat er meer energie kan worden gestoken in de snelle groei van de schelp. Het dier zal zich gewoonlijk ingraven of zich op een andere manier verbergen om te vermijden door roofvijanden te worden gestoord. . . . De groeispurt kan een paar dagen tot enkele weken duren, afhankelijk van het soort weekdier.”

De purperslak is zelf ook een opmerkelijke roofvijand. Bij het verzamelen van schelpen vroeg ik me weleens af waarom er in sommige schelpen een perfect klein gaatje was geboord. Later kwam ik te weten dat de purperslak een van de weekdieren is die met gebruik van hun rasptand een gaatje in de schelp van een prooi kunnen boren. De purperslak steekt vervolgens zijn slurf door het gaatje en geniet van zijn maaltijd!

Ik vond het boeiend te vernemen dat er in de bijbel indirect naar de purperslak wordt verwezen. Uit twee soorten die in de Middellandse Zee algemeen voorkomen, de Murex trunculus en de Murex brandaris, werd kostbare purperverfstof gewonnen die in bijbelse tijden werd gebruikt om stof mee te verven (Esther 8:15; Lukas 16:19). De purperslak heeft een klier die een geelachtige vloeistof produceert die diepviolet of roodpurper wordt wanneer ze aan lucht en zonlicht wordt blootgesteld. Omdat elke purperslak maar een kleine hoeveelheid van die vloeistof oplevert, zijn er naar schatting bijna 12.000 exemplaren nodig om anderhalve gram verfstof te maken. Geen wonder dat alleen de rijken zich Tyrisch purper, zoals de verfstof bekendstond, konden permitteren! *

Schelpen met een lip

Ik heb ook een soort uit de familie Tonnidae verzameld, de Malea ringens. Schelpen uit deze familie, de tonna’s, zijn overal op aarde te vinden omdat hun larven wekenlang of zelfs maandenlang kunnen ronddobberen voordat ze zich op de zeebodem nestelen om tot ontwikkeling te komen. De prachtige, brede, rond de schelp lopende richels vallen meteen op, net als het speciale kenmerk van de Malea ringens — zijn verdikte lip die verstevigd is met tanden. Men neemt aan dat deze lip helpt voorkomen dat de zalige slak die erin zit door hongerige krabben wordt opgepeuzeld.

In mijn verzameling bevinden zich prachtige — jonge en volwassen — exemplaren van de Melongena corona, die een „kroon” van stekels heeft. Ik heb ook een onvolwassen tritonhoren, een soort die vijftien centimeter lang kan worden, en een Pleuroploca princeps, die vooral zeer in trek is vanwege haar ongebruikelijke oranje kleur. Zulke grote diepwaterschelpen spoelen zelden aan op het strand. Die prachtige schelpen behoren tot de exemplaren die ik van bevriende vissers heb gekregen die ze in hun netten of kreeftenvallen hebben gevangen. Ze hielden de inhoud om op te eten en waren zo aardig mij de prachtige schelpen te geven.

Klein maar opvallend

Op dagen dat het hoogwater een lange strook schelpen op het zand achterlaat, zijn er langs het strand volop interessante kleinere gastropodehuisjes te vinden. Daaronder zijn veel opvallende variëteiten — schelpen van kauri’s, kegel-, olijf-, schroef- en zonnewijzerslakken, tepelhorens en penhorens. Omdat er over de hele wereld zoveel soorten voorkomen, zijn sommige verzamelaars gespecialiseerd in het verzamelen van schelpen van slechts één familie. Er bestaan bijvoorbeeld alleen al meer dan 500 soorten kegelslakken!

Een van de aantrekkelijkste kenmerken van gastropodeschelpen is hun spiraalvorm. Zonnewijzerslakken en schroefslakken zijn daar bijzonder fraaie voorbeelden van. Tijdens de groei volgen de schelpen van de gastropode een exact en regelmatig patroon. Daarom behouden ze ook als ze groter worden hun basisvorm. Deze spiraalvorm ontstaat doordat het weekdier voortdurend schelpmateriaal aan de buitenrand toevoegt, zodat er windingen ontstaan rond een denkbeeldige as die dwars door de schelp loopt. De schelp die zo ontstaat, wordt een stevig, compact huis voor het weekdier binnenin — functioneel en prachtig!

De bivalvia

Hoe staat het met de bivalvia, de andere klasse van de weekdieren die eerder werd genoemd? Ook hun schelpen zijn op de stranden van Nicaragua volop te vinden. De schelp van een tweekleppige is samengesteld uit twee scharnierende helften die precies op elkaar passen en het dier binnenin omsluiten en beschermen. Een bekende bivalve is de mossel. Tweekleppige weekdieren hebben geen kop, maar wel zintuigen die chemoreceptoren worden genoemd waarmee ze in het water smaak of reuk kunnen waarnemen. Over het algemeen voeden tweekleppigen zich door organische stoffen uit het zeewater te filteren. Sommige hebben een smalle, vlezige voet waarmee ze zich voortbewegen. De sint-jakobsschelp, een mantelschelp, kan zwemmen door zijn kleppen krachtig te sluiten zodat er een flinke waterstroom ontstaat waardoor hij achterwaarts schiet. Om vooruit te komen, stoot hij aan de achterzijde water uit. Maar hoe weet die schelp nu wanneer er vlakbij gevaar dreigt? Hij heeft rond zijn hele lichaam twee rijen met tientallen kleine maar gevoelige blauwe ogen. Die kunnen de passerende schaduw van een roofvijand waarnemen.

Het meest gewaardeerde product van tweekleppigen is waarschijnlijk parelmoer. Schelpen bestaan voornamelijk uit gekristalliseerd calciumcarbonaat — een bestanddeel van de minerale zouten in zeewater. De glanzende schoonheid van parelmoer komt echter van een specifiek soort calciumcarbonaat dat aragoniet heet. Aan de binnenkant van hun schelpen zetten bepaalde weekdieren microscopisch dunne aragonietkristallen af in een patroon dat lijkt op elkaar overlappende dakpannen. Die kristallen breken en weerkaatsen licht, en geven de schelp haar zo zeer bewonderde iriserende voorkomen. Enkele soorten tweekleppigen gebruiken parelmoer zelfs om een irriterend element zoals een zandkorrel binnen in hun schelp met een laagje te bedekken. In de loop der tijd wordt er telkens een laag parelmoer aangebracht en wordt dat irriterende zandkorreltje misschien veranderd in een prachtige en kostbare parel.

Het unieke kenmerk van het weekdier

Tot slot wil ik het hebben over wat velen als het verbazingwekkendste kenmerk van het weekdier beschouwen — de mantel, een orgaan dat alle weekdieren gemeen hebben. Dit is de hoogst gespecialiseerde rughuid van het dier die zorgt voor de aanmaak van nieuw schelpmateriaal. Shells — Treasures of the Sea zegt: „Het weekdier voert via zijn bloed een opgeloste vorm [van calciumcarbonaat] naar de mantel, waar het via buisvormige poriën wordt uitgescheiden, . . . langs de groeiende buitenrand van de schelp.” Het weekdier scheidt ook een eiwit af dat ervoor zorgt dat het calcium in water kristalliseert.

Terzelfder tijd zorgen pigmentcellen in de mantel tijdens de groei voor de grote verscheidenheid van oogstrelende kleuren en patronen in deze juwelen. Malacologen — wetenschappers die weekdieren bestuderen — weten niet precies wat de functie is van de kleuren en de patronen van schelpen. Kleur en patroon schijnen geen belangrijke rol te spelen bij het vermogen van de weekdieren om elkaar te herkennen. En die kenmerken vormen in de natuur niet altijd een camouflage voor het dier. Maar de enorme verscheidenheid van kleuren, patronen en vormen van de schelpen zijn beslist wel boeiend voor ons!

Wanneer u dus de volgende keer langs een zandstrand loopt en een glanzende schelp opraapt, bedenk dan eens het volgende. Of het nu een gewone tweekleppige schelp is of een prachtige gewonden schelp, u hebt een juweel in handen — de vroegere behuizing van een weekdier.

[Voetnoot]

^ ¶13 Zie voor meer details Inzicht in de Schrift, Deel 2, blz. 1125, 1126, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

[Inzet op blz. 26]

DE SCHELPEN VAN GASTROPODEN BESTAAN MAAR UIT ÉÉN STUK, DIE VAN TWEEKLEPPIGEN UIT TWEE GESCHARNIERDE HELFTEN

[Illustratie op blz. 25]

HEXAPLEX RADIX

[Illustratie op blz. 25]

HEXAPLEX REGIUS

[Illustratie op blz. 25]

MELEA RINGENS

[Illustratie op blz. 26]

KAURI

[Illustratie op blz. 26]

KEGELSLAK

[Illustratie op blz. 26]

OLIJFSLAK

[Illustratie op blz. 26]

SCHROEFSLAK

[Illustratie op blz. 26]

MELONGENA CORONA

[Illustratie op blz. 26]

TRITONHOREN

[Illustratie op blz. 26]

PARELOESTER

[Illustratie op blz. 26]

PLEUROPLOCA PRINCEPS

[Illustratie op blz. 26]

TEPELHOREN

[Illustratie op blz. 26]

PENHOREN

[Illustratie op blz. 26]

ZONNEWIJZERSLAK

[Illustratie op blz. 27]

VENUSSCHELP

[Illustratie op blz. 27]

MANTELSCHELP