Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het Nairobi National Park — Waar dieren vrij rondlopen

Het Nairobi National Park — Waar dieren vrij rondlopen

Het Nairobi National Park — Waar dieren vrij rondlopen

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN KENIA

HET is half zeven ’s ochtends. Aan de oostelijke horizon komt als een grote, scharlakenrode edelsteen van opmerkelijke pracht de zon op. Haar stralen kondigen het begin van een nieuwe dag aan. Ze dringen door de ramen van de hoge kantoorgebouwen en verlenen alles een adembenemende gouden tint. Op loopafstand van deze kantoorpanden speelt zich een spectaculair drama af.

Al een poosje wordt een grazende impala nauwlettend gevolgd door een leeuw, die zich schuilhoudt in het hoge gras. De jonge antilope bespeurt gevaar en slaat razendsnel op de vlucht, maar de leeuw zit hem op de hielen. Er begint een felle, wilde jacht. Als deze leeuw wint, zal hij van de zogenoemde wet van de jungle gebruik maken om het vonnis aan het onfortuinlijke dier te voltrekken.

Zulke indrukwekkende achtervolgingen doen zich dagelijks voor in het Nairobi National Park, dat onder de rook van de Keniaanse hoofdstad ligt. Mensen zijn de naaste buren van de dieren daar. In 1962 is het zelfs gebeurd dat een leeuw bij een exclusief hotel rondzwierf, misschien om zijn voormalige uitgestrekte territorium terug te eisen. Hoe is het gekomen dat de wilde dieren en de ingezetenen van de stad deze habitat nu delen?

Een moeilijk begin

De stichting van het park was geen gemakkelijke opgave. Er moesten diverse hindernissen genomen worden voordat de dieren een goed beschermd gebied hadden. Totdat de twintigste eeuw aanbrak, zwierven ze ongehinderd door grote delen van Oost-Afrika. De mensen hier hebben altijd nauwe banden met de in het wild levende dieren gehad en hun kudden vlak bij ze laten grazen. Sommigen beschouwden bepaalde dieren zelfs als een welkome aanvulling op hun vee!

Maar het land werd ook overspoeld door met geweren gewapende jagers op groot wild en velen van hen wilden zo veel mogelijk trofeeën verzamelen. Tot hen behoorde de voormalige president van de Verenigde Staten Theodore Roosevelt, die in 1909 naar Kenia kwam om exemplaren te verzamelen voor natuurhistorische museums. Vergezeld van 600 dragers en beroepsjagers doodde hij ruim 500 dieren en stuurde hun huiden naar huis. Omstreeks dezelfde tijd was er nog een bekende jager, namelijk Edward, de prins van Wales. Door hun expedities werden de jachtsafari’s op groot wild populair. Uiteraard waren kogels sneller en nauwkeuriger te richten dan de traditionele pijl en boog.

Door de voltooiing van de beroemde ’Lunatic Line’, zoals de spoorlijn Kenia-Oeganda toen werd genoemd, konden zich in het gebied rond Nairobi makkelijker mensen vestigen, waardoor de dieren nog verder in hun bewegingsvrijheid werden belemmerd. Hun totale verbanning leek voor de deur te staan.

Maar in de jaren dertig gingen er enkele stemmen op ten behoeve van de dieren. Archie Ritchie, destijds jachtopziener, en Mervyn Cowie, een accountant, behoorden tot die activisten. Op bijeenkomsten en in nieuwsberichten smeekten ze de koloniale autoriteiten een nationaal park te stichten waardoor de wrede afslachting van dieren een halt toegeroepen of in elk geval verminderd zou kunnen worden. De regering stond niet positief tegenover het denkbeeld. Ze was niet bereid land te gebruiken met als enig doel de flora en fauna in stand te houden in een gebied dat zich tot de grootste stedelijke nederzetting van Oost-Afrika aan het ontwikkelen was.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de pogingen tot natuurbehoud nog een slag toegebracht toen troepen bij wapenoefeningen forse schade aanrichtten in het gebied waar het park momenteel ligt. Ook dieren werden het slachtoffer van de oorlog. Door de voortdurende aanwezigheid van soldaten in het gebied verloren de dieren hun angst voor de mens en nam de kans toe dat ze menseneters zouden worden. Om dat te voorkomen werden sommige dieren gedood, waaronder een beroemde leeuwin die Lulu heette en haar aantrekkelijke troep.

Maar dankzij het feit dat de autoriteiten van mening veranderden, werden veel van de obstakels overwonnen en bereikten de natuurbeschermers hun doel. Uiteindelijk, na een lange en tumultueuze zwangerschap, werd op 16 december 1946 het Nairobi National Park — het eerste park van dien aard in Oost-Afrika — geboren toen de toenmalige koloniale gouverneur van Kenia, Sir Philip Mitchell, de geboorteakte tekende.

Een paradijs voor bezoekers

Vergeleken bij de andere wildparken in Oost-Afrika is het Nairobi National Park betrekkelijk klein. Het wordt op 117 vierkante kilometer geschat. De hoofdingang ligt nog geen 10 kilometer van het stadscentrum van Nairobi. Maar juist vanwege die kleine oppervlakte is het zo beroemd. Weinig plaatsen op aarde bieden een bezoeker het panorama dat dit dierenreservaat te zien geeft — een zeldzaam contrast tussen de snel groeiende stad Nairobi en de Afrikaanse jungle.

Door de kleine oppervlakte krijgt de bezoeker de meeste van de grotere dieren, met uitzondering van de olifant, in een grotere concentratie te zien dan in uitgestrekte parken en reservaten. Het herbergt 100 soorten zoogdieren en ruim 400 vogelsoorten. Het park ligt dicht bij de aanvliegroute naar de internationale luchthaven van Nairobi.

Iemand die Nairobi bezoekt, kan het comfort van een modern hotel in de stad achter zich laten, langs onberispelijke kantoorgebouwen rijden en enkele minuten later eeuwenoude vlakten, savannen en bossen betreden. Hier kan hij leeuwen en andere roofdieren bezig zien. De aanblik van zulke achter een prooi aanrennende dieren tegen de achtergrond van glinsterende wolkenkrabbers in de stad is onvergetelijk.

In het park wemelt het van de dieren, waaronder kafferbuffels, luipaarden, cheeta’s, giraffen, apen, honderden antilopen en de zeldzame en bedreigde zwarte neushoorn. De meeste daarvan zijn vaste bewoners. In de droge tijd, de periodes februari/maart en augustus/september, houden zich rond de vele blijvende waterpoelen in het park grote kudden trekkende dieren op, gestreepte of blauwe gnoes bijvoorbeeld.

In sommige poelen, met recht de nijlpaardpoelen genoemd, blijven groepjes van deze tonronde reuzen de hele dag ondergedompeld liggen; alleen ’s nachts komen ze eruit om te grazen. Langs deze poelen zijn natuurpaden aangelegd waar mensen hun voertuig kunnen achterlaten om te gaan lopen. Maar wees gewaarschuwd: zulke wandelingen kunnen heel gevaarlijk zijn, omdat in sommige poelen roofzuchtige krokodillen huizen, die op de oevers zouden kunnen liggen, ongezien voor de nietsvermoedende bezoeker! Om te voorkomen dat u een potentiële maaltijd wordt, doet u er goed aan uw wandeling in het gezelschap van opgeleide parkwachters te maken.

Een opsomming van de gevleugelde parkbewoners klinkt als een klok. De struisvogel, de grootste levende vogel ter wereld, die een hoogte van ruim 2 meter bereikt, heeft hier een permanente woonplaats gevonden. Hoog langs de stedelijke hemel zweeft de impopulaire gier in zijn rol als aaseter. De ogenschijnlijk onaantrekkelijke vogel is een zegen voor het parkmilieu, omdat hij al het aas opruimt dat anders een broedplaats zou worden van bacteriën die schadelijk zijn voor andere dieren.

Misschien zult u af en toe de secretarisvogel in het oog krijgen. Achter zijn oren zitten kuifveren die op de pennenschachten lijken waarmee vroeger secretarissen schreven. Het lijkt wel of hij zich altijd haastig van de ene afspraak naar de andere rept. Andere vogels zijn onder meer de hamerkop, de kroonkraanvogel, de zadelbekooievaar en de koereiger.

Ondanks het feit dat het park betrekkelijk klein is, is het een ecologisch meesterwerk. In het westelijke deel beslaat een bos bijna 6 procent van het land; de jaarlijkse regenval bedraagt er tussen de 700 en 1100 millimeter. Hier valt een weelde aan bomen te zien, waaronder de Zuid-Afrikaanse kastanje en de schitterende croton. Uitgestrekte vlakten, dalen en bergruggen bedekken het zuidelijke en het oostelijke deel, waar de regenval varieert van 500 tot 700 millimeter. Rood havergras, ’slavendadels’, pijlgifbomen en diverse acaciasoorten maken het gebied tot een ware savanne.

Ook de moeite waard zijn de indrukwekkende steile rotswanden die zo’n 100 meter afdalen naar de bodem van het dal. Een hele kluif voor liefhebbers van klimmen, als ze ten minste bereid zijn het te proberen!

Het park wordt bedreigd

Veel problemen in verband met het faunabehoud zijn onder één noemer te brengen — de mens. Als gevolg van zijn ’ontwikkelingsstreven’ zou het Nairobi National Park wel eens spoedig tot het verleden kunnen behoren. De stad Nairobi, de nederzetting die de aanzet heeft gegeven tot de mondiale populariteit van het park, blijft groeien, waardoor de dieren in een hoek worden gedreven. Doordat meer mensen zich in het stadsgebied vestigen, blijft de vraag naar land groeien, terwijl de dieren geen verzet bieden. Afvalwater uit nabijgelegen fabrieken vormt ook een bedreiging voor alle levensvormen in het park.

Nog een factor die essentieel is voor het voortbestaan van het park is de beschikbaarheid van een trekroute voor sommige dieren. Een groot deel van het park is omheind om te voorkomen dat de dieren de stad inzwerven. De intensieve landbouw en veeteelt slokken de kleine corridor op die er nog aan de zuidkant van het park is. Totale afsluiting zou tragische gevolgen kunnen hebben. Dieren die het park uitgaan op zoek naar weidegrond krijgen misschien nooit meer de gelegenheid om terug te keren! Om de trekroute te redden, heeft de Kenya Wildlife Service, de voornaamste landelijke organisatie ter bescherming van de wilde dieren, een stuk grond gepacht dat aan het park grenst. Ondanks de problemen trekken de contrastrijke bezienswaardigheden van het Nairobi National Park nog steeds duizenden bezoekers per jaar.

[Illustratie op blz. 24]

Giraffe

[Illustratie op blz. 25]

Luipaard

[Illustratie op blz. 26]

Een maraboekolonie

[Illustratie op blz. 26]

Krokodil

[Illustratie op blz. 26]

Leeuw

[Illustratie op blz. 26]

Kroonkraanvogel

[Illustratie op blz. 26]

Zwarte neushoorn

[Illustratie op blz. 26]

Struisvogel