De Tour de France — Al 100 jaar de ultieme wielrennerstest
De Tour de France — Al 100 jaar de ultieme wielrennerstest
DOOR EEN MEDEWERKER IN FRANKRIJK
IN NOVEMBER 1902 was Henri Desgrange, directeur van het sportblad L’Auto, op zoek naar een idee om af te rekenen met de concurrent, het blad Le Vélo. „Als we nu eens een wielerwedstrijd door heel Frankrijk organiseerden?”, opperde Géo Lefèvre, een jonge journalist in de staf van L’Auto. Het idee leek eerst niet realistisch, maar nam al snel vorm aan. Op 1 juli 1903, om precies 15.16 uur, vertrokken 60 professionele en amateurwielrenners vanuit Parijs voor een drie weken durende tocht van 2428 kilometer — de eerste Tour de France. *
„Slaven van de weg”
De koers sloeg bij het publiek meteen aan. In heel Frankrijk kwamen enorme mensenmassa’s op de been om „de slaven van de weg”, zoals de Franse verslaggever Albert Londres ze noemde, te zien en toe te juichen. De omstandigheden van de koers waren in de eerste jaren van de Tour op z’n zachtst gezegd primitief — eenvoudige uitrusting, wegen vol gaten, etappes waar geen eind aan kwam en starts voor dag en dauw.
Wielrenners die pech kregen, moesten hun 20 kilo zware fiets zelf repareren omdat ze alleen op controlepunten technische hulp mochten krijgen. De ongelukkige Eugène Christophe bijvoorbeeld moest tot tweemaal toe, in 1913 en in 1919, zijn gebroken voorvork in een dorpssmederij oplappen!
Vernieuwingen en publiciteit
Om de belangstelling voor de koers levendig te houden, moesten de organisatoren van jaar tot jaar nieuwe dingen verzinnen. Veranderingen waren bijvoorbeeld meer en kortere etappes, ritten door buurlanden, nationale en door grote bedrijven gesponsorde ploegen, individuele en ploegentijdritten en de finish op de Champs-Élysées in Parijs. In 1919 werd een mijlpaal bereikt toen elke dag de leider van het algemeen klassement werd beloond met een speciale trui in dezelfde kleur als de gele bladzijden van L’Auto — de felbegeerde maillot jaune, of gele trui. In 1931 riep Desgrange om het hele gebeuren te bekostigen de reclamekaravaan in het leven, die een uur vóór het peloton uitrijdt om de mensen langs de route in de sfeer te brengen.
De verkoopcijfers van L’Auto — nu L’Équipe — schoten omhoog. In 1903 vlogen de 130.000 exemplaren van de speciale uitgave — die zeven minuten na de aankomst van Maurice Garin, de winnaar van de eerste Tour de France, werd gepubliceerd — als warme broodjes over de toonbank. In deze tijd is de Tour de France na de Olympische Spelen en het WK Voetbal het sportevenement dat de meeste publiciteit krijgt, met televisiebeelden die in meer dan 150 landen worden uitgezonden. Ter illustratie van de aantrekkingskracht van de koers: in 1987 onderbraken de Spaanse parlementsleden hun debat om de overwinning te volgen van hun landgenoot Pedro Delgado in de 21 haarspeldbochten van de slopende bergetappe naar L’Alpe d’Huez!
De aanval op de bergen
In het begin vond de Tour hoofdzakelijk op vlak terrein plaats. Toen, in juni 1910, stuurde Alphonse Steinès, journalist voor L’Auto, vanuit de Pyreneeën een telegram naar Desgrange waarin hij zei dat de bergpassen best te doen waren. Steinès’ bericht was ietwat te mooi voorgesteld. Hij had de hele nacht verdwaald in de sneeuw rondgelopen op een hoogte van 2200 meter! Toch namen de meest geharde renners de maand erna de uitdaging aan. De Fransman Gustave Garrigou kwam weliswaar niet als eerste over de streep maar reed de Col du Tourmalet in de Pyreneeën op zonder een voet op de grond te zetten. Sindsdien zijn er nog meer bergpassen in de Alpen en de Pyreneeën aan de route van de Tour toegevoegd.
Bij de afdalingen bereiken de renners duizelingwekkende snelheden van bijna 100 kilometer per uur, en valpartijen zijn niet ongewoon. In 1951 viel de Nederlander Wim van Est, die de gele trui droeg, in een ravijn van 50 meter diep en werd met een geïmproviseerd koord van binnenbanden naar boven gehesen.
Met anderen liep het tragischer af. In 1935 stierf de Spanjaard Francisco Cepeda na een val op de Col du Galibier, in de Alpen. In 1995 verongelukte de Italiaan Fabio Casartelli op een helling van 17 procent op de Portet d’Aspet, in de Pyreneeën.Duels op hoog niveau
In 1964 waren twee Fransmannen, Jacques Anquetil en Raymond Poulidor in een nek-aan-nekrace verwikkeld tijdens de beklimming van de Puy-de-Dôme, in de Auvergne. Poulidor, een eeuwige tweede, won het duel maar kwam net een paar seconden te kort voor de gele trui.
In 1971 streden de Belg Eddy Merckx en de Spanjaard Luis Ocaña om het geel. Op 12 juli, in de afdaling van de Col de Mente in de Pyreneeën, viel Ocaña, raakte gewond en moest opgeven. Uit respect voor zijn tegenstander weigerde Merckx de volgende dag bij de start de gele trui te dragen.
Bergetappes zijn het toneel geweest van nog meer staaltjes van sportiviteit. Tijdens de beklimming bijvoorbeeld van de Col d’Izoard in de Alpen in 1949, zetten de Italiaanse aartsrivalen Gino Bartali en Fausto Coppi tijdelijk hun vijandschap opzij om elkaar te helpen.
Een teamsport
Lange solo-ontsnappingen zijn altijd spectaculair. Zo reed de Zwitser Hugo Koblet in 1951 wel 140 kilometer aan kop in de etappe van Brive naar Agen. Maar meestal is de overwinning het resultaat van teamwerk. Er zijn normaalgesproken 20 profploegen van negen renners. Ploegleden cijferen zich helemaal weg voor hun kopman, en staan altijd klaar om hem te helpen als hij verzwakt, pech krijgt of valt.
Het voorbeeld van de twintigjarige Franse wielrenner René Vietto in 1934 is een goede illustratie van deze teamgeest. Hoewel hij grote kans maakte de etappe te winnen, bedacht hij zich geen moment en reed de pas weer op die hij juist was afgedaald om zijn fiets aan zijn kopman Antonin Magne te geven, die met pech stond.
Eregalerij
Meerdere keren de Tour winnen is een opmerkelijke prestatie. Tot nu toe hebben vier renners vijf keer gewonnen: Jacques Anquetil (Frankrijk, 1957, 1961–1964), Eddy Merckx (België, 1969–1972, 1974), Bernard Hinault (Frankrijk, 1978, 1979, 1981, 1982, 1985) en Miguel Indurain (Spanje, 1991–1995). Maar wie weet hoe vaak de Belg Philippe Thys (winnaar in 1913, 1914 en 1920) gewonnen zou hebben als de Eerste Wereldoorlog, waaruit verschillende vroegere kampioenen niet zijn teruggekeerd, er niet tussen was gekomen?
Voor velen was de grootste wielrenner aller tijden Eddy Merckx, bijgenaamd De Kannibaal. Met een recordaantal van 34 etappeoverwinningen blonk hij op alle terreinen uit — tijdritten, sprints, afdalingen, en vlakke en bergetappes. „Hij laat voor ons alleen de kruimeltjes over”, klaagden zijn overklaste tegenstanders. Tweevoudig winnaar Fausto Coppi wordt door anderen bezien als de meest professionele en elegante wielrenner aller tijden.
Koste wat het kost winnen
Het is altijd verleidelijk geweest om bij de Tour de boel te bedriegen. De eerste vier renners in de Tour van 1904 werden gediskwalificeerd, onder andere omdat ze ongeoorloofde kortere routes hadden genomen of stukken met de auto hadden afgelegd.
Van alle bedrog blijft doping (misbruik van stimulerende middelen) de plaag van de wielersport. In het begin werden er vreemde drankjes uitgereikt aan sommigen in het peloton, en in 1920 plaatste L’Auto een artikel dat afkeurend sprak over doping onder medisch toezicht. In 1924 gaven de broers Pélissier toe dat ze „reden op dynamiet”, met andere woorden, gevaarlijke stoffen. In de loop van tientallen jaren zijn verschillende verdachte ongelukken toegeschreven aan stimulerende middelen, zoals de tragische dood van de Britse wielrenner Tom Simpson tijdens zijn beklimming van de Mont Ventoux in 1967.
In 1998 haalde een massaal dopingschandaal de krantenkoppen. Er waren zo’n 400 doses prestatieverhogende middelen, waaronder erytropoëtine, gevonden in de auto van de masseur van een ploeg. Eén ploeg werd gediskwalificeerd en een andere trok zich terug. Vorig jaar kwam de reputatie van de wielrenner die derde stond in het eindklassement in opspraak. Volgens de directeur van de Tour de France, Jean-Marie Leblanc, die het voorwoord heeft geschreven voor het gedenkboek 100 ans de Tour de France (100 jaar Tour de France), uitgegeven door L’Équipe, bedreigen „doping, de buitensporige uitbreiding van de race en geld” het voortbestaan van de Tour.
Ondanks de problemen hebben de atleten niets van hun passie en vuur voor de koers verloren. De Amerikaan Lance Armstrong, viervoudig winnaar en de onbetwiste favoriet voor het winnen van de honderdste race in 2003, die in principe de route van 1903 zal volgen, zei: „[De Tour] heeft een naam, een geschiedenis en een cachet waaraan geen enkele andere koers kan tippen en zal nooit, wat er ook gebeurt, zomaar een koers zijn.” De droom van elke profrenner is de Tour de France te winnen.
[Voetnoot]
^ ¶3 De Tour beslaat nu gewoonlijk een afstand van 3600 kilometer in 20 etappes van een dag.
[Diagram/Kaart op blz. 23]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
De route van de honderdste race 5–27 juli 2003
–– tijdritten
—— vervoer tussen etappes
• beginpunt
○ eindpunt
• PARIJS
–– ——
○ Sedan
–– ——
○ Saint-Dizier
–– ——
○• Nevers
––
○• Lyon
––
○ L’Alpe d’Huez
––
○ Marseille
——
• Narbonne
––
○• Toulouse
–– ——
○ Cap’ Découverte
–– ——
○ Bayonne
–– ——
○• Bordeaux
–– ——
○ Nantes
——
• Ville d’Avray
––
○ PARIJS
[Verantwoording]
Mountain High Maps® Copyright © 1997 Digital Wisdom, Inc.
[Illustraties op blz. 22]
1903 Maurice Garin, de eerste winnaar van de Tour de France
1927 Fabrieksarbeiders onderbreken hun werk om te kijken
[Verantwoording]
100 ans de Tour de France, L’Équipe, 2002 © L’Équipe/Presse Sports
[Illustratie op blz. 23]
1910 Octave Lapize, met reservebinnenbanden om zijn nek, duwt in de Pyreneeën zijn fiets
[Verantwoording]
100 ans de Tour de France, L’Équipe, 2002 © L’Équipe/Presse Sports
[Illustraties op blz. 24]
1951 De Italiaan Fausto Coppi, tweevoudig winnaar
1964 Anquetil en Poulidor in een boeiend duel
[Verantwoording]
100 ans de Tour de France, L’Équipe, 2002 © L’Équipe/Presse Sports
[Illustraties op blz. 24, 25]
1991–1995 Miguel Indurain (Spanje), in de gele trui, won de Tour de France vijf keer
1999 Lance Armstrong in een tijdrit
[Verantwoording]
100 ans de Tour de France, L’Équipe, 2002 © L’Équipe/Presse Sports