Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Iets wat geen noodweer weg kon vagen

Iets wat geen noodweer weg kon vagen

Iets wat geen noodweer weg kon vagen

DOOR ONTWAAKT!-MEDEWERKERS IN DUITSLAND, OOSTENRIJK, MEXICO EN KOREA

HET jaar 2002 heeft veel landen catastrofale weersverschijnselen gebracht. Europa werd getroffen door een reeks rampzalige overstromingen. Elders werd Mexico geteisterd door een verwoestende orkaan en Korea door een tyfoon. Hoe tragisch deze gebeurtenissen ook waren, ze versterkten wel de banden van liefde die er onder ware christenen bestaan.

Na de overstromingen van 2002 in Europa werd aan de voormalige bondskanselier van West-Duitsland, Helmut Schmidt, gevraagd wat voor hulp de slachtoffers nodig hadden. Hij antwoordde: „Mensen hebben voedsel, onderdak en wat geld op zak nodig, en ze hebben behoefte aan zielzorg.” Jehovah’s Getuigen hebben een belangrijke rol gespeeld bij het verschaffen van zowel materiële als geestelijke hulp aan de slachtoffers van het noodweer. Sta eens stil bij het reliefwerk dat ze in Duitsland, Oostenrijk, Mexico en Korea hebben gedaan.

Gewillige handen in Duitsland

Toen bekend werd dat er een rampzalige overstroming dreigde, droegen veel Getuigen van Jehovah in Duitsland hun steentje bij aan de inspanningen van de bevolking om het water tegen te houden. De negentienjarige Kathleen, die in Dresden woont, vertelt: „Ik kon toch niet passief toekijken! Toen ik hoorde dat sommige mensen gevaar liepen alles te verliezen, kon ik niet anders dan gaan helpen.”

Duitse Getuigen begonnen zich te organiseren om snel en doeltreffend hulp te bieden. Als christenen voelden ze zich speciaal verplicht om hun geestelijke broeders en zusters te helpen. Maar ze toonden ook liefde voor anderen (Markus 12:31). Ruim 2000 vrijwilligers werden gegroepeerd tot teams van acht tot twaalf personen, en elke groep kreeg een specifieke taak in het rampgebied. Op het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in het Duitse Selters werden dertien telefoonlijnen gereserveerd om duizenden telefoontjes te beantwoorden van mensen die naar de ramp informeerden en hulp aanboden.

Ronnie en Dina zijn Jehovah’s Getuigen, volletijdpredikers; ze besteden hun tijd aan het onderwijzen van bijbelse waarheden aan kennissen en buren. Toen ze hoorden van de dreigende overstroming, gingen ze eerst naar het stadscentrum van Dresden om te helpen bij de verwoede pogingen die gedaan werden om de historische gebouwen te redden. Toen het water eenmaal gezakt was, voegden Ronnie en Dina zich bij andere Getuigen voor het schoonmaken van de Koninkrijkszaal in Freital, waar vuil water in had gestaan. Vervolgens begon de groep hun buren te helpen. De eigenaar van een restaurant tegenover de zaal slaakte een zucht van verlichting toen de Getuigen zijn kelder en benedenverdieping van puin en modder ontdeden.

Siegfried en Hannelore wonen in Colmnitz, een dorp dat zo’n 40 kilometer ten zuidwesten van Dresden ligt. De rivier die normaal door het dorp loopt, zwol aan tot een woeste stroom, die hun huis en tuin blank zette. Toen het water zakte, waren hun buren verbaasd zo’n dertig Getuigen, vreemden in de streek, te zien arriveren om Siegfried en Hannelores woning te helpen schoonmaken. Daarna begon de groep aan de aangrenzende tuinen. Verscheidene dorpelingen vroegen wat hen bewoog om 100 kilometer af te leggen om mensen te helpen die ze nog nooit ontmoet hadden. Zo waren de Getuigen in de gelegenheid geestelijke aanmoediging te bieden aan de slachtoffers in Colmnitz.

Buitenwijken van de stad Wittenberg werden ook door de overstromingen getroffen. Frank en Elfriede, een Getuige-echtpaar, werkten verscheidene dagen voor de overstroming zij aan zij met hun buren bij het vullen en stapelen van zandzakken om de oevers van de rivier te versterken. Toen het water zakte, bezochten Frank en Elfriede slachtoffers om hun eten en troost te brengen. Frank vertelt: „Een dame die we bezochten kon niet geloven dat wij, als vreemden, haar een maaltijd brachten zonder daarvoor geld te vragen. Ze vertelde ons dat niemand van haar kerk haar bezocht had. En de organisatie die haar maaltijden had gebracht, had haar iedere keer laten betalen. Mensen waren verbaasd Jehovah’s Getuigen met een warme maaltijd in hun handen te zien staan in plaats van met bijbelse lectuur.”

Oostenrijk — Snelle reactie op ramp

De overstromingen richtten ook zware schade aan in het naburige Oostenrijk. Er werden drie comités gevormd om het reliefwerk te leiden. Het herstel van drie Koninkrijkszalen die zwaar beschadigd waren, kreeg prioriteit. Ook hadden onder de Getuigen bijna honderd gezinnen te lijden gehad van de overstromingen en hadden vijftig huizen onder water gestaan. Sommigen hadden alles verloren behalve de kleding die ze aanhadden. Het bijkantoor in Oostenrijk informeerde plaatselijke gemeenten over de situatie en er werd een relieffonds opgericht. Tegen september was er ruim € 30.000 bijgedragen.

Een moeder schreef: „Mijn zoon van acht is erg zuinig en had ongeveer € 12 gespaard. Maar toen hij hoorde dat sommigen van onze broeders al hun bezittingen hadden verloren, was hij bereid al zijn spaargeld bij te dragen aan het rampenfonds.”

Onder leiding van Regionale bouwcomités (RBC), die normaal het opzicht hebben over de bouw van Koninkrijkszalen van Jehovah’s Getuigen, werden er teams georganiseerd om huizen te helpen herstellen die door de overstromingen schade opgelopen hadden. „De kranten moeten schrijven over wat jullie hier tot stand brengen”, riep een vrouw uit die hen gadesloeg. Sommigen gingen zelfs heel anders over Jehovah’s Getuigen denken. „Tot nu toe”, zegt een moeder die Getuige is, „hebben mijn kinderen, die geen Getuigen zijn, altijd geweigerd naar me te luisteren als ik probeerde mijn geloof met hen te delen. Maar nu luisteren ze voor de eerste keer!”

Er werd ook van alles gedaan om velen te helpen die geen Getuigen waren. Zo was een vrouw diep onder de indruk toen een Getuige om half acht ’s ochtends naar haar huis toe kwam om te vragen of ze hulp nodig had. De vrouw moest geëvacueerd worden, omdat het water het huis al begon binnen te stromen. Toen ze terugkwam, vond ze een briefje van de Getuigen op haar tuinhek. Het luidde: „Als u hulp nodig hebt, laat het ons dan onmiddellijk weten.” Getuigen hielpen haar de modder en het puin uit haar huis en tuin te verwijderen.

Een team van honderd Getuigen trok naar het stadje Au om de plaatselijke Getuigen en hun buren te helpen. De leiders van het team gingen van deur tot deur om de bewoners te vragen of ze hulp nodig hadden. De mensen waren verbaasd te zien dat de Getuigen toegerust waren met spullen om het water te verwijderen en om schoon te maken, zoals pompen, bezems en schoppen. Werk waarvoor de huiseigenaars normaal een week nodig gehad zouden hebben, was nu binnen enkele uren klaar. Mensen sloegen het met tranen in hun ogen gade.

Zo’n 400 plaatselijke Getuigen waren betrokken bij het reliefwerk; vaak werkten ze de klok rond. Voor toeschouwers was het een indrukwekkend blijk van de kracht van het ware christendom.

Isidore treft Mexico

Isidore werd ten noorden van Venezuela als tropische storm geboren. Op 22 september 2002 trof Isidore het Mexicaanse schiereiland Yucatán als een orkaan van de derde categorie. Met windsnelheden van 190 kilometer per uur en zware regens richtte hij zo ongeveer de zwaarste schade aan in de geschiedenis van de Mexicaanse deelstaten Yucatán en Campeche, naast nog wat schade in de deelstaat Quintana Roo. In Yucatán alleen al raakten ongeveer 500.000 mensen gedupeerd doordat zo’n 95.000 huizen ernstige schade opliepen.

Het reliefwerk van Jehovah’s Getuigen in Yucatán was zo doeltreffend dat een krantenkop in Noord-Mexico luidde: „Jehovah’s Getuigen schieten te hulp”. Toen de orkaan nog onderweg was, werd er al een reliefcomité gevormd. Er werden noodmaatregelen getroffen om verscheidene honderden lokale Getuigen te huisvesten. Nabijgelegen gemeenten schonken geld. Aan de overlevenden van de orkaan, onder wie veel niet-Getuigen, werden medicijnen, kleding en ruim 22 ton voedsel uitgereikt. Plaatselijke ouderlingen kregen de toewijzing slachtoffers van Isidore te bezoeken en aan te moedigen.

Nadat de orkaan had toegeslagen, werden er plaatselijke reliefcomités gevormd om te helpen bij het zoeken naar vermiste Getuigen. Verscheidenen van hen hadden wel drie dagen zonder voedsel of drinkwater geïsoleerd in het oerwoud of elders gezeten. In sommige streken was het water zo hoog gestegen dat het boven de elektriciteitspalen stond! Daarom werd van motorboten gebruik gemaakt om naar slachtoffers te zoeken, hen van voedsel te voorzien en hen naar veiliger gebieden te vervoeren.

Plaatselijke autoriteiten leenden boten en andere spullen aan de Getuigen, die aanboden hulp te verlenen in gebieden waar weinig mensen heen durfden gaan. Eerst maakte een legerfunctionaris er bezwaar tegen dat de Getuigen zo’n gevaarlijke zoektocht gingen ondernemen. Maar toen hij zag hoe onbevreesd en vastberaden ze waren, zei hij: „Ik ben ervan overtuigd dat jullie zo nodig in helikopters zouden stappen om jullie mensen te redden. Onze voertuigen zijn beschikbaar om jullie overal heen te brengen waar jullie maar willen.”

Een winkelier was nieuwsgierig waarom sommige Getuigen in zulke grote hoeveelheden gebotteld water kochten. Ze legden uit dat het bestemd was voor hun geestelijke broeders en zusters en anderen die het nodig hadden. De man besloot hun al het gebottelde water te geven dat hij had — gratis. De dag daarop schonk hij hun weer een aanzienlijke hoeveelheid water. In een andere winkel vroeg een klant aan de Getuigen waarom ze zo veel voedsel kochten. Toen hij hoorde dat het voor de slachtoffers van de overstroming was, gaf hij hun geld om nog meer te kopen.

Hoewel bijna 3500 Getuige-gezinnen materiële verliezen hebben geleden tengevolge van Isidore, bleek geen enkele Getuige van Jehovah vermist of omgekomen te zijn. Maar er waren wel 331 woningen van Getuigen beschadigd of verwoest en dus moest er een reconstructieprogramma komen. Getuigen met bouwervaring bezochten elk huis en elke Koninkrijkszaal om de schade op te nemen. Tot dusver zijn zo’n 258 huizen hersteld en zijn er 172 vervangende woningen gebouwd. Ook is men bezig met het herbouwen en herstellen van de 19 beschadigde Koninkrijkszalen.

Een ouderling van een gemeente in de deelstaat Yucatán wilde kwijt: „Ik heb in onze publicaties gelezen over het reliefwerk in andere landen. Maar het is heel wat anders als je het persoonlijk meemaakt. Mijn geloof en dat van veel broeders en zusters is gesterkt doordat we gezien hebben hoe snel en zorgzaam Jehovah’s organisatie en onze beminde broeders ons te hulp zijn gekomen.”

Een vrouw zei: „Ik had graag gezien dat mijn kerk hulp had geboden zoals jullie, Getuigen, dat gedaan hebben.” En een andere vrouw, die door de Getuigen gered was, zei: „Dankzij Jehovah’s Getuigen zijn we niet dood. Ze hebben hun liefde getoond door hun leven te riskeren om ons te redden toen ons huis onder water stond.”

Een tyfoon treft Korea

Op 31 augustus en 1 september 2002 trok de tyfoon Rusa over Korea. Song-pil Cho, een gemeenteouderling, vertelde: „Het was alsof je onder de douche stond. En het bleef maar regenen en regenen en regenen.” In nog geen 24 uur kwam er 870 millimeter regen naar beneden — de zwaarste neerslag die men ooit op één dag in Korea gemeten heeft.

Volgens The Korea Herald stonden er in het hele land 28.100 huizen en 85.000 hectare landbouwgrond onder water. Zo’n 70.000 mensen waren gedwongen te evacueren. Door de tyfoon kwamen 301.000 stuks vee om, zonken 126 schepen en vielen honderden elektriciteitspalen om. De berichten spraken van ruim 180 doden of vermisten. Onder hen waren twee Getuigen van Jehovah.

Net als in Europa en Mexico reageerden Jehovah’s Getuigen snel. Uit het hele land stroomden er bijdragen van Getuigen binnen. Daartoe behoorden kleding, dekens en andere behoeften. Sommige gemeenteleden woonden echter in gebieden die van de buitenwereld waren afgesneden. Wegen waren vernield en bruggen weggeslagen. Er was geen elektriciteit of telefoonverkeer. Daarom werden er teams georganiseerd om erheen te gaan en de nodige hulp te bieden. Song-pil Cho, die in een van de reliefteams zat, beschrijft als volgt één gebied waar ze hielpen: „Zeven bruggen en grote delen van de weg waren verwoest. Toen we eindelijk de stad bereikten, zagen we overal beschadigde en verwoeste huizen. Er hing een verschrikkelijke stank en overal lagen dode dieren. Maar wat blij waren we toen we onze zes broeders en zusters vonden! Ze hadden hun materiële bezittingen verloren maar ze maakten het allemaal goed.”

In feite waren Jehovah’s Getuigen goed voorbereid op deze ramp. Omdat overstromingen niet ongewoon zijn in het regenseizoen, was hun RBC voor Seoel en omstreken al begonnen zich op toekomstig reliefwerk bij rampen in te stellen. Vanaf 1997 had het jaarlijks opleidingen verzorgd zodat vrijwilligers erop berekend zouden zijn in actie te komen als zich een noodsituatie voordeed.

Op 2 september arriveerden reliefwerkers van het RBC bij de stad Kangnŭng aan de oostkust en vestigden het hoofdkwartier in de plaatselijke congreshal van Jehovah’s Getuigen. De eerste prioriteit? Zorgen dat de overlevenden schoon water kregen. Als er zware overstromingen plaatsvinden, raken de waterleidingbuizen meestal beschadigd; overstromingswater is zeer verontreinigd. Het RBC zorgde ervoor dat er grote tankwagens vol water naar de getroffen gebieden gingen.

Als het water zakt, is alles bedekt met een dikke laag stinkende modder. Gelukkig is er een effectieve reinigingsmethode ontwikkeld. Omdat bijna alle huizen in het gebied van cement zijn, kunnen ze schoongemaakt worden door de kamers te ontdoen van behang en linoleum en ze schoon te spuiten met een hogedrukreiniger.

Door de overstroming worden de meeste elektrische apparaten onbruikbaar. Maar als apparaten zoals koelkasten en boilers binnen enkele dagen door bekwame elektriciens uit elkaar gehaald en dan grondig schoongemaakt, gedroogd en opnieuw in elkaar gezet worden, zullen ze het in de meeste gevallen weer doen. Het RBC is erop ingesteld zulk werk te doen. De boilers die niet vervangen hoeven te worden, worden gebruikt voor het drogen van de huizen. Dat proces kost twee tot drie weken.

Kleren en dekens die in het water hebben gelegen, moeten ook binnen enkele dagen grondig gewassen worden willen ze bruikbaar blijven. Vrijwilligers uit een plaatselijke gemeente van Jehovah’s Getuigen verzamelden de vuile spullen van hun broeders en zusters. Het was heel moeilijk alle modder uit deze kleding te wassen — en het wassen moest met de hand gebeuren in een bijzonder koude beek. Toen een journalist hoorde van dit liefdewerk, verscheen er een grote foto van de Getuigen die daarmee bezig waren in de plaatselijke krant.

De rampzalige overstromingen in Europa, Noord-Amerika en Azië hebben huizen, bezittingen en talloze onschuldige mensenlevens weggevaagd. Hoe tragisch zulke gebeurtenissen ook zijn, ze komen veel voor in deze „laatste dagen” van dit samenstel van dingen die gekenmerkt worden door „kritieke tijden . . ., die moeilijk zijn door te komen” (2 Timotheüs 3:1). Zulke rampen kunnen ook dienen als een levendige herinnering aan het feit dat ware christenen liefde voor elkaar en voor hun naasten hebben. Die onzelfzuchtige liefde is iets wat geen noodweer weg kan vagen.

[Illustratie op blz. 10]

DUITSLAND — Een door het noodweer verwoest huis

[Illustraties op blz. 11]

DUITSLAND — Ruim 2000 vrijwilligers schoten snel te hulp

[Illustraties op blz. 12]

OOSTENRIJK — Herstelwerkzaamheden aan de Koninkrijkszaal in Ottensheim

Links: Een vrijwilligersteam komt terug uit Au, waar ze plaatselijke Getuigen en hun buren hebben geholpen

[Illustraties op blz. 13]

MEXICO — Rechts: Een reliefcomité voorziet overlevenden van het noodweer van drinkwater

Onder: De bouw van een vervangende woning

[Illustraties op blz. 15]

KOREA — Van links naar rechts: Een ondergelopen deel van een stad; reiniging met hogedrukspuit; in een nabije beek wordt de was gedaan