Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Molens — Statige monumenten uit lang vervlogen tijden

Molens — Statige monumenten uit lang vervlogen tijden

Molens — Statige monumenten uit lang vervlogen tijden

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN NEDERLAND

OP DE schilderijen en etsen van Jacob van Ruisdael, Meindert Hobbema, Rembrandt van Rijn en andere Hollandse meesters uit de zeventiende eeuw komen vaak molens voor — en dat is niet zo verwonderlijk. Destijds was het Nederlandse landschap bezaaid met wel 10.000 molens. Deze pittoreske bouwwerken waren echter meer dan alleen maar een inspiratiebron voor schilders. Vanaf het begin van de vijftiende tot het einde van de negentiende eeuw hadden ze dezelfde functie als de diesel- en elektromotoren van tegenwoordig. Ze leverden de energie om water te pompen, koren te malen of hout te zagen, en kenden nog talloze andere industriële toepassingen. Maar in tegenstelling tot de motoren in onze tijd, wekten windmolens energie op zonder het milieu te vervuilen.

De zeilen hijsen

Iemand die tegenwoordig een bezoek brengt aan Nederland kan nog steeds die eeuwenoude gebouwen bewonderen, hoewel er nog maar zo’n 1000 over zijn. Zou u er iets meer over willen weten? Ga dan eens met ons mee naar een 350 jaar oude molen in Loenen aan de Vecht, in de provincie Utrecht.

Het is een prachtige lentemorgen. Molenaar Jan van Bergeijk verwelkomt ons met een kop dampende koffie en vertelt ons dat het ideaal weer is om de molen te laten draaien. Maar eerst moet de kap van de molen naar de wind worden gekeerd, het kruien. Jan legt uit hoe dat gaat terwijl hij op de spaken van een houten kruirad stapt dat twee keer zo groot is als hijzelf. Dit rad staat in verbinding met de kap van de molen. Jan draait aan het rad totdat de kap dusdanig is geroteerd dat elk van de 13 meter lange wieken zo veel mogelijk wind vangt. Vervolgens wordt het rad met kettingen aan de grond verankerd zodat het niet meer kan draaien. Dan rolt Jan stukken zeildoek uit die hij aan het latwerk van de wieken bevestigt. Na het aanbrengen van een veiligheidsketting licht Jan de rem; de zeilen vangen wind en de vier wieken beginnen langzaam te draaien. Een tijdje staan we ademloos te kijken naar de voorbijzoevende wieken. Dan vraagt Jan of we het binnenwerk van de molen willen bekijken.

Het binnenwerk

Via een steile trap komen we in de molenkap waar we een horizontale of bovenas zien, een houten spil waaraan het wiekenkruis bevestigd is. Met behulp van een houten kamwiel en een wiel met staven drijft deze as de verticale spil aan — de koningsspil. We zien hier ook een stuk reuzel hangen. Jan legt uit dat daarmee de stenen lagers worden gesmeerd waarin de houten bovenas draait. Voor het smeren van de eikenhouten kammen gebruikt hij echter bijenwas. Hier zien we ook hoe de snelheid van de roterende wieken kan worden vertraagd. Om een van de wielen ligt een krans van houten blokken. Als die blokken worden aangetrokken, werken ze als rem; als ze worden losgelaten, wijken ze en kunnen de wieken gaan draaien.

Terwijl we voorzichtig de steile trap afgaan, kunnen we de koningsspil goed zien die verticaal door de hele molen loopt. We ruiken de geur van oud hout en horen het gekraak van bewegende delen. Onder aan de koningsspil bevindt zich nog een constructie van houten wielen met kammen en staven. Hiermee wordt een scheprad aangedreven. We blijven bij het ronddraaiende rad staan en luisteren naar het klotsende water en de suizende wieken. Het is alsof we teruggegaan zijn in de tijd. We zijn onder de indruk en genieten van dit moment.

Wonen in een molen

In sommige molens, zoals korenmolens, was geen plaats om te wonen. Alle ruimte werd in beslag genomen door de bewegende delen van de molen. De molenaar en zijn gezin woonden er meestal naast. Maar het type molen dat we nu bezichtigen, zou best ook als woning kunnen dienen.

Vandaag de dag lijkt het misschien wel gezellig om in een molen te wonen, maar in het verleden was dat alles behalve gerieflijk. De benedenverdieping diende als woon- en slaapkamer. Daar bevond zich een tweepersoonsbedstee, een kooknis en wat bergruimte. Tot halverwege de vorige eeuw had een molen een klein hokje boven de sloot dat als toilet diende. Jan legt uit dat molenaars die een groot gezin hadden, soms met wel meer dan tien kinderen, overal slaapplaatsen moesten creëren. Soms sliep het jongste kind in een lade onder de bedstee van de ouders — „het ondergeschoven kind”. De andere kinderen sliepen in de woonkamer, op de eerste of zelfs op de tweede verdieping — pal onder het krakende raderwerk!

Sommige molens dienden als pompen om polders te bemalen. Zo’n molen moest dag en nacht doorpompen. Omdat de molen bijna altijd midden in een weiland stond, ving hij veel wind, waardoor het binnen tochtig en koud was. Voeg daar de gevaren van storm en onweer bij en het is duidelijk dat de bewoners van een molen een hard en primitief bestaan leidden. Momenteel zijn er in Nederland nog zo’n 150 molens bewoond, vaak door gediplomeerde molenaars.

Veelzijdige molens

Terwijl de molen water schept, gaan we buiten op een bankje zitten. Jan vertelt over de diverse functies die molens hebben vervuld — er waren korenmolens voor het malen van graan, poldermolens om water in een rivier of reservoir op te voeren, oliemolens om olie uit zaden te slaan, papiermolens voor het produceren van papier, en zaagmolens voor het zagen van hout, enzovoorts. Ook legt hij uit dat de eerste molen die voor bemaling werd gebruikt, in het begin van de vijftiende eeuw werd gebouwd. Later werden die poldermolens ingezet om enkele meren in de buurt van Amsterdam droog te malen, zoals het geval was bij de Schermer, de Beemster en de Wormer.

Tegenwoordig wonen en werken honderdduizenden Nederlanders op de bodem van voormalige meren. Ook Schiphol, de grootste luchthaven van Nederland, is gebouwd op de bodem van een drooggelegd meer. Passagiers die over deze luchthaven wandelen, lopen vier meter onder de zeespiegel! Maar u hoeft er niet over in te zitten dat uw vliegreis in een zeereis zal veranderen. De gemalen, die door diesel- of elektromotoren (de opvolgers van windmolens) worden aangedreven, werken dag en nacht om uw voeten droog te houden.

Sprekende molens?

Terwijl de wieken voorbijzoeven, vraagt Jan of we wel eens van sprekende molens hebben gehoord. „Sprekende molens? Nee, nooit”, zeggen we. Hij legt uit dat molens in het vlakke Nederlandse landschap vaak vanuit de wijde omtrek te zien waren, zodat de molenaar met bepaalde wiekstanden een boodschap naar veraf wonende buren kon overbrengen. Als de molenaar bijvoorbeeld even een korte pauze nam, zette hij de wieken horizontaal en verticaal, als een plusteken (A). Wieken in een diagonale stand, de ruststand, gaven de boodschap dat hij die dag vrij was (B). Die stand werd ook gekozen bij slecht weer, om de wieken zo laag mogelijk te houden en het risico op blikseminslag te verkleinen. Door de aankomende wiek vlak voor het hoogste punt vast te zetten, gaf de molenaar uiting aan vreugde en verwachting (C). Verdriet en rouw werden getoond door een wiek net na het hoogste punt vast te zetten (D).

Er waren ook heel wat plaatselijke gebruiken. In de Zaanstreek, ten noorden van Amsterdam, werden molens bij vreugdevolle gebeurtenissen zoals een bruiloft weleens ’mooi gezet’. Dan werden de wieken in ruststand gezet en werden er draden tussen gespannen waaraan allerlei versieringen werden opgehangen. Tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog gebruikte de plaatselijke bevolking de stand van de wieken om onderduikers te waarschuwen dat er een razzia ophanden was. Door al die boeiende feiten over molens zal ons bezoek aan Jan ons nog lang bijblijven.

Enkele jaren geleden kregen de inspanningen in verband met het behoud van molens een belangrijke opsteker toen negentien molens bij Kinderdijk, vlak bij de havenstad Rotterdam, door de Unesco op de Werelderfgoedlijst werden geplaatst. Daardoor zijn die gebouwen — ooit niet veel meer dan gewone fabriekjes — inmiddels cultuurmonumenten geworden. Bovendien zijn er in het hele land talloze toegewijde vrijwilligers die de molens onderhouden en beschermen. Door hun inspanningen kunnen toeristen uit binnen- en buitenland tegenwoordig nog steeds enkele molens bewonderen die eeuwen geleden beroemde schilders hebben geïnspireerd.

[Kader/Illustraties op blz. 23]

Exportverbod op windmolens

Zo’n 300 jaar geleden was er veel vraag naar windmolentechniek. Molenonderdelen verlieten Nederland met scheepsladingen tegelijk. Daar kwam nog bij dat buitenlanders het land afspeurden naar molenmakers, die ze een aantrekkelijke baan in het buitenland aanboden. Het duurde niet lang of de Nederlandse windmolentechniek was in de Baltische staten, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Ierland, Portugal en Spanje te bewonderen. Halverwege de achttiende eeuw was de uitstroom van windmolentechniek zo zorgwekkend geworden dat de Nederlandse regering besloot er een stokje voor te steken. In februari 1752 vaardigde de overheid een exportverbod op windmolens uit. Vanaf die tijd mocht volgens de Nederlandse historicus Karel Davids niemand een buitenlander helpen bij de koop, bouw of het transport van welk deel van een Nederlandse molen maar ook. Dat gold ook voor de uitvoer van enig gereedschap dat voor de bouw ervan gebruikt kon worden. Wie zei er ook alweer dat handelsembargo’s en industriële spionage moderne verschijnselen zijn?

[Illustraties]

Onder: Jan keert de kap van de molen naar de wind; houten kam- en tandwielen; de woonkamer

[Verantwoording]

All photos: Stichting De Utrechtse Molens

[Diagram/Illustraties op blz. 22]

(Zie publicatie)

A

B

C

D

[Illustratieverantwoording op blz. 21]

De Saen painting by Peter Sterkenburg, 1850: Kooijman Souvenirs & Gifts (Zaanse Schans Holland)