Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wat we hebben geleerd van de pygmeeën

Wat we hebben geleerd van de pygmeeën

Wat we hebben geleerd van de pygmeeën

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK

„Doe uw schoenen uit. We gaan door het water lopen en steken dan het olifantenpad over. Volg mijn instructies nauwgezet op. Als we een gorilla tegenkomen, moet u ineenduiken en hem niet aankijken. Mochten we een olifant tegenkomen, blijf dan onbeweeglijk staan.”

NU we zitten uit te rusten op de veranda van het restaurant, laten we onze gedachten gaan over alles wat we pas hebben gezien. De Sangha stroomt voor ons langs en aan de overkant zien we het dichte woud in al zijn schoonheid. We zijn in Bayanga, in het zuidelijkste puntje van de Centraal-Afrikaanse Republiek, dat tussen Kameroen en de Volksrepubliek Congo ligt. — Zie de kaart op blz. 19.

Zodra we in het bezoekerscentrum van het Dzanga-Ndoki Nationaal Park waren aangekomen, vergaten we hoe vermoeiend de tocht erheen was geweest. Dit park ligt 480 kilometer van Bangui, de hoofdstad van de Centraal-Afrikaanse Republiek, en het was bijna elf uur rijden over een smalle weg. Op sommige plekken groeien de bamboebosjes vlak langs de weg. In Ngoto moesten we een veerpont nemen om de rivier over te steken. Die pont is heel bijzonder omdat hij geen motor heeft; hij bracht ons louter op de kracht van de stroom van de rivier naar de overkant. De pont wordt op zijn plaats gehouden door een katrol die over een flinke kabel loopt en een paar jonge mannen hoefden de pont alleen maar bij te sturen.

Wat verder, over de Bambio, ligt een vlotbrug, die heel praktisch is omdat hij zich aan de wisselende hoogte van de rivier in het droge seizoen en de regentijd kan aanpassen. Het gebied is schitterend; je ziet er de dieren in hun natuurlijke habitat en ontmoet er Aka-pygmeeën *, die nog op de traditionele manier leven.

Zou u met ons mee willen gaan op deze geweldige excursie, al is het dan helaas alleen in uw verbeelding? Onze gids is een pygmee; zijn naam is Benoît. We gaan eerst naar zijn dorp om twee plantkundigen, ook pygmeeën, te ontmoeten die ons zullen vergezellen. Hun namen zijn Germaine en Valérie. We vallen van de ene verbazing in de andere als ze ons de verschillende planten in het woud aanwijzen die voor medicinale doeleinden worden gebruikt.

Geneeskrachtige planten

Nadat we verscheidene minuten langs een bospad hebben gereden, vragen onze nieuwe metgezellen ons de auto achter te laten en hen het bos in te volgen. Ze kappen een pad met hun machetes, terwijl wij ons best doen om hen bij te houden. Nu krijgen we onze eerste verrassing te zien, de mo nzambu nzambu, een plant die waterkruiper wordt genoemd. Onze gidsen snijden er snel stukken van zo’n 50 centimeter af en we drinken het water dat eruit loopt. Het is zuiver, fris en dorstlessend.

Een stukje verder wijzen ze ons op een blad van de guaveboom. De pygmeeën koken deze bladeren voor een thee tegen de hoest. Een andere boom, de ofuruma, produceert witte latex, een perfecte ooglotion voor de behandeling van bindvliesontsteking. „Is er een remedie voor slangenbeten?”, vragen we. „Natuurlijk. We stampen de bladeren fijn van de bolo [de Aka-naam voor een soort liaan, een tropische klimplant] en leggen die op de beet”, antwoorden onze gidsen. Bij elke stap ontdekken we weer andere planten waarvan onze gidsen ons verzekeren dat ze geneeskrachtige eigenschappen hebben. Er zijn middelen voor het genezen van wonden maar ook tegen darmparasieten, oorontsteking, gaatjes in de tanden en zelfs onvruchtbaarheid.

Van deze mensen, die soms als primitief worden beschouwd, kunnen we heel wat leren. Terwijl we verder door het woud trekken, doen onze twee plantkundigen hun „boodschappen”: ze verzamelen hun voedsel, zoals paddestoelen, wilde sla en wortels die in plaats van knoflook worden gebruikt. Sommige bladeren moeten bijzonder lekker zijn want ze worden ter plekke opgegeten! Wat heerlijk zal het zijn om in Gods beloofde nieuwe wereld onze kennis voortdurend uit te breiden! — Jesaja 65:17; 2 Petrus 3:13; Openbaring 21:1-4.

De ontmoetingsplaats

’s Middags gaan we de bosolifanten bekijken. Onderweg geeft onze gids ons de instructies die aan het begin van dit artikel staan. Maar waar gaan we precies heen? Naar een enorme open plek waar de grond vol minerale zouten zit waar bepaalde dieren dol op zijn. Om die reden is het een dagelijkse ontmoetingsplaats voor bosolifanten, buffels, antilopen, reusachtige penseelzwijnen en andere dieren die er zout komen likken.

Omdat het woud heel dicht is, waardoor het bijzonder moeilijk is de dieren hier te zien, is er aan de rand een mirador of observatieplatform gebouwd. Maar om bij het platform te komen, moeten we een moeras oversteken waarin het water tot halverwege onze dijen staat. Onze gids luistert aandachtig naar de geluiden om ons heen en vergewist zich er ook geregeld van dat we dicht bij hem blijven. Waarom? Omdat de olifanten soms hetzelfde pad nemen!

Eenmaal bij de mirador aangekomen, nemen we de tijd om naar de dieren te kijken — meer dan 80 olifanten, een paar buffels en enkele antilopen. Er is ook een wetenschapster die de olifanten al elf jaar bestudeert. Ze vertelt ons: „Ze hebben allemaal hun eigen persoonlijkheid. Ik heb er 3000 geregistreerd en ik ken er 700 bij naam.” Helaas is het ivoor van de bosolifant bijzonder in trek voor de vervaardiging van persoonlijke zegels die in sommige landen in het Verre Oosten worden gebruikt om de schrijver van documenten en de maker van schilderijen te identificeren. *

Hoe met netten te jagen

De volgende ochtend vroeg volgen we een groep van tien jagers om met eigen ogen te zien hoe ze jagen met een net. Mannen en vrouwen brengen hun van lianen gemaakte netten mee. Elk net is zo’n 20 bij 1,20 meter. We dringen steeds dieper het oerwoud binnen en op een gegeven moment verspreidt de groep zich en trekt de netten strak. Die hebben ze aan elkaar vastgemaakt, zodat ze een afstand van ruim 200 meter bestrijken. Vervolgens gaan onze jagers in een grote cirkel rondom deze barrière staan, en terwijl ze teruglopen, schudden ze aan takken en roepen ze luid om de dieren, als die er zijn, in de netten te drijven. Deze keer waren er geen dieren. De jagers maken de netten los, gaan dieper het woud in en beginnen opnieuw. Eenmaal, tweemaal, tienmaal.

Tegen het eind van de ochtend zijn we uitgeput. De pygmeeën hebben drie boloko’s, kleine antilopen, gezien, maar die is het gelukt de netten te vermijden en ze ontsnappen. Het gaat ons er niet om een dier in het net gevangen te zien, maar we willen iets te weten komen over de vernuftige manieren waarop deze mensen aan de kost komen terwijl ze toch zo weinig schijnen te hebben om mee te werken en niets van het gereedschap van de geïndustrialiseerde wereld. We zijn dan ook helemaal niet teleurgesteld, want wat we zojuist gezien hebben, was heel bijzonder.

Een kanotocht op de Sangha

Wie zou niet graag heel stil door het water glijden? In een kano is het nog interessanter omdat je je praktisch op hetzelfde niveau als het water bevindt. Op onze tocht die middag zien we blauwe reigers en talrijke andere veelkleurige vogels, de een nog mooier dan de ander. Sommige vogels vliegen van tak naar tak langs de rivieroever, wat de indruk wekt dat ze ons volgen terwijl wij door het water glijden.

Hier en daar zien we de chimpansees voor hun plezier van de ene liaan naar de andere springen — of misschien willen ze ons een plezier doen! Alain Patrick, de gids, peddelt stevig door om ons enkele honderden meters verder te brengen, waar hij gisteren een paar nijlpaarden heeft gezien. Zullen we ze vandaag te zien krijgen? Helaas niet. Ze zijn weggetrokken. Daar staat tegenover dat de extra afstand ons de gelegenheid biedt verscheidene dorpen langs de rivieroever te zien en de vele kinderen te bewonderen die verbazend handig met hun kleine kano’s manoeuvreren. We zullen onze kanotocht op de Sangha beslist nooit vergeten.

Onze indrukken op de terugweg

Op onze terugreis naar Bangui gaan er honderden taferelen en herinneringen door ons hoofd. Van veel dingen waren we diep onder de indruk, terwijl andere ons hebben verbaasd. Wat we vooral nooit zullen vergeten, is de harmonie tussen de pygmeeën en het woud, of de wijsheid die de pygmeeën in staat stelt voordeel te trekken van alles wat er in hun natuurlijke omgeving te vinden is.

En al hadden we dan niet genoeg tijd om alles te zien, we hebben wel de kans gehad een uniek deel van de wereld te bezoeken, waar bosolifanten, gorilla’s, chimpansees, nijlpaarden, antilopen, panters en veelkleurige vogels en vlinders te vinden zijn. Ons is verteld dat de dichte wouden van het Dzanga-Sangha Reservaat en het Dzanga-Ndoki Nationaal Park zo’n 7000 soorten planten en 55 soorten zoogdieren herbergen.

Die ongeëvenaarde biodiversiteit doet ons denken aan een bijbelvers: „Hoe talrijk zijn uw werken, o Jehovah! Gij hebt ze alle in wijsheid gemaakt. De aarde is vol van uw voortbrengselen” (Psalm 104:24). Deze onvergetelijke leerzame ervaring heeft ons gesterkt in ons besluit om de volgende woorden uit dezelfde psalm in praktijk te brengen: „Ik wil mijn leven lang voor Jehovah zingen; ik wil melodieën voor mijn God spelen zolang ik er ben. Laat mijn gemijmer over hem aangenaam zijn. Ik voor mij zal mij verheugen in Jehovah.” — Psalm 104:33, 34.

[Voetnoten]

^ ¶6 De pygmeeën van equatoriaal Afrika staan bekend om hun kleine postuur; hun gemiddelde lengte bedraagt namelijk nog geen 1,30 meter.

^ ¶15 Deze zegels, tjaps genoemd, worden ook van andere materialen gemaakt. Zie voor meer informatie de Ontwaakt! van 22 mei 1994, blz. 22-24.

[Kaarten op blz. 19]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

KAMEROEN

VOLKSREP. CONGO

CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK

Bangui

Bayanga

Dzanga-Ndoki Nationaal Park

[Illustratieverantwoording op blz. 18]

© Jerry Callow/Panos Pictures