Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het natuurreservaat Paracas — Een ontdekkingstocht

Het natuurreservaat Paracas — Een ontdekkingstocht

Het natuurreservaat Paracas — Een ontdekkingstocht

Door een Ontwaakt!-medewerker in Peru

AL JARENLANG trekken toeristen uit alle delen van de wereld naar Peru. Het reisplan omvat meestal Lima; Cuzco, de hoofdstad van het Inkarijk; de indrukwekkende ruïnes van Machu Picchu; de majestueuze Andes; en misschien zelfs een boottocht op de Amazone. Onlangs is er nog een attractie aan de lijst toegevoegd — het natuurreservaat Paracas. Het ligt zo’n 250 kilometer ten zuiden van Lima en is te bereiken via de Pan American Highway.

Het natuurreservaat Paracas beslaat ongeveer 335.000 hectare kustgebied en het schiereiland Paracas. Het is in 1975 gesticht door de Peruaanse regering met het oog op het behoud van de rijke fauna die permanent in het gebied leeft of er jaarlijks heen trekt. Het reservaat is bedoeld om respect voor het milieu aan te moedigen, terwijl het ook het toerisme bevordert. Tot dusver zijn er op ruim honderd plaatsen archeologische vondsten gedaan, overblijfselen van vele eeuwen Paracascultuur. De kuststreken bieden zeeleeuwen, zeeotters, dolfijnen, ruim tweehonderd vogelsoorten en vier soorten zeeschildpadden een onderkomen.

Op een kaart ziet het schiereiland Paracas eruit als een knoop op de veel grotere ronding van de continentale landmassa. Door deze geografische ligging wordt het gebied gebeukt door felle passaatwinden, plaatselijk paracas genoemd. Deze winden waaien in noordelijke richting en stuwen de koude Peru- of Humboldtstroom voort. De combinatie van koud water, ondiepe kustwateren en opwellend voedselrijk dieptewater heeft het schiereiland tot een van de vruchtbaarste zeefaunagebieden ter wereld gemaakt. De Grote Oceaan is hier groen door een overvloed aan micro-organismen, waaronder zowel fyto- als zoöplankton, die als voedsel dienen voor de miljoenen ansjovissen en andere kleine vissen waarvan het in deze voedselrijke wateren krioelt. Aan dit zeebanket, en vooral de ansjovis, doen veel zeevogels, pinguïns en zeezoogdieren die in het reservaat beschermd worden zich te goed.

Een bezoek aan de Ballestaseilanden

Onze tocht begint op de kade in de baai van Paracas. Talrijke kleine vissersboten dobberen voor anker, met als enige passagiers de plaatselijke pelikanen, die zich mooi zitten te maken en de activiteit van de mensen om hen heen gadeslaan. Als onze speedboot gearriveerd is, stappen we enthousiast aan boord en doen onze reddingsvesten aan. Eenmaal uit het drukke scheepsverkeer in de haven voert onze boot zijn snelheid op en bezorgt ons, scherend over de zachte deining van de baai, een heerlijke tocht.

Onze eerste stopplaats ligt bij het eind van het schiereiland. Daar vertelt onze gids iets over een enorme afbeelding op de berghelling. Die wordt de Kandelaber genoemd, hoewel u misschien zult vinden dat hij veel weg heeft van een driearmige cactus. Sommigen hebben de gedachte geopperd dat de afbeelding hoort bij de beroemde Nazcalijnen. * Anderen hebben gespeculeerd dat hij is aangebracht door piraten of dat het een vrijmetselaarssymbool is dat is aangebracht door de soldaten die in 1820 de revolutionaire leider José de San Martín volgden. Wat de oorsprong ervan ook mag zijn, dit kunstwerk in de woestijn is indrukwekkend om te zien.

Als we eenmaal voorbij het schiereiland zijn, wordt onze tocht ruiger. We zien de eilanden wit opglanzen in de ochtendzon. Dat komt echter niet door het gesteente en het zand maar door de guano, zeevogelmest, die de eilanden bedekt.

We naderen de Ballestas- of Kruisboogeilanden, door de Spanjaarden zo genoemd naar de natuurlijke boogvormige doorgangen van de eilanden. De schipper mindert vaart. Onze eerste gedachte is: wie kijkt er naar wie?, want op steile rotsen en de hoogste richels van de eilanden zitten talloze zeevogels — pelikanen, sterns, zeemeeuwen, rotspelikanen, allerlei aalscholvers en zelfs Humboldt-pinguïns. Hoewel de aanblik van pinguïns in een tropisch gebied vreemd kan lijken, voelen die zich door het extreem koude water en de overvloed aan vis hier bijzonder goed thuis. Vervolgens zien we op elk beschikbaar rotsplateau zeeleeuwen liggen zonnen. De eilanden zijn overwegend rotsformaties die direct in zee aflopen, en we zien vol bewondering hoe de pinguïns en zeeleeuwen, die op het land zo onbeholpen zijn, erin slagen hun standplaatsen te bereiken.

Onze gids vergast ons op feiten en cijfers. „Een mannetjeszeeleeuw kan ruim 300 kilo wegen en heeft een harem van wel 20 vrouwtjes”, vertelt ze. Terwijl de vrouwtjes een aardig zeeleeuwenfiguur hebben, zien de reusachtige mannetjes of bullen eruit als uitpuilende zakken blubber. We horen dat die bullen sterke en geduchte zoogdieren zijn die met elkaar vechten om de heerschappij over de harem en het territorium. De verliezer wordt vaak dodelijk verwond en dient dan als voedsel voor de kalkoengieren en condors, die ook deel uitmaken van de voedselketen in deze kustwateren. Een zeeleeuw heeft een nogal stevige eetlust en verslindt vaak alleen al als avondmaaltijd 10 kilo vis. Maar de dieren zijn tegenover ons niet agressief — alleen erg nieuwsgierig.

Terwijl onze schipper ons langzaam rond elk van de drie eilanden en de stenen doorgangen voert, ruiken we overal de sterke lucht van guano. „In de doorgangen”, zo vertelt onze gids, „woont een vleermuizensoort, de vampier, die zich voedt met het bloed van de zeeleeuwen terwijl die slapen.” In de verte zien we op het grootste eiland iets wat lijkt op een grote, donkere vlek. Het is een menigte guanayes oftewel aalscholvers, watervogels die van gezelligheid houden. Ze zitten dicht opeen te rusten en guano te produceren. Rotspelikanen duiken loodrecht de zee in, terwijl andere vogels op ooghoogte langs ons zweven.

Tot slot komen we bij de ’kraamafdeling’, het grootste strand op de eilanden. Al die zeeleeuwen met wriemelende groepen donkere baby’s die zich rond de vrouwtjes verdringen, bieden een schitterende aanblik. Het is een lawaai van belang op het strand door het zware gebrul, de hese keelklanken en het hoge geblaat. We krijgen te horen dat de jongen maximaal zes maanden bij de moeder drinken en dat ze op de rug van hun moeder leren zwemmen.

Op de terugweg naar de kade vertelt onze gids: „Zestig procent van de babyzeeleeuwen sterft voordat ze één jaar oud zijn. Sommige worden verpletterd of opzettelijk gedood door de mannetjes. Andere verdrinken. Het weersverschijnsel El Niño kan ook rampzalig zijn omdat het de ansjovis naar zuidelijker, koudere wateren dwingt. Jonge zeeleeuwen hebben niet de kracht om de volwassen dieren naar nieuwe voedselgebieden te volgen.”

De ironie wil dat de mens wel eens de grootste bedreiging voor de overleving van de dieren hier zou kunnen zijn. Grote aantallen zeeleeuwen zijn door jagers afgeslacht om hun bont of door vissers die ze lastig vinden. Zeeschildpadden zijn gevangen om hun vlees, dat als een delicatesse wordt beschouwd, en om hun schilden, die verzamelobjecten zijn. Vogelpopulaties zijn verstoord door de winning van guano. De voedselvoorraad raakt uitgeput door overbevissing. We krijgen te horen dat maatregelen ter bescherming van de dieren nu wettelijk zijn vastgelegd. Misschien zullen zulke wetten ertoe leiden dat mensen behoudsgerichter te werk gaan.

Een reis naar Paracas’ verleden

Na weer vaste grond onder onze voeten gekregen te hebben, zijn we klaar voor de tweede helft van onze tocht, die ons naar het Julio C. Tellomuseum op het schiereiland voert.

In 1925 deden de Peruaanse archeoloog Julio C. Tello en een collega hun eerste ontdekking op het schiereiland. Ze noemden het gebied Cabeza Larga (Lang Hoofd) wegens de verlengde menselijke schedels die half begraven op de woeste grond lagen. Het waren overblijfselen van de Paracascultuur, die volgens schattingen van geleerden bestaan heeft van 1000 tot 200 voor onze jaartelling. De bevolking had geen geschreven taal. Dus hoewel bekend is hoe deze mensen schedels verlengden — met kussens, houten staven en touw — weet niemand waarom ze dat deden. In hetzelfde gebied deed Tello zijn volgende ontdekking: ondergrondse grafspelonken in de vorm van omgekeerde bokalen. De in doeken gewikkelde lichamen, die gehurkt zaten in foetushouding, waren naast elkaar gezet, klaar om in het volgende leven „wedergeboren” te worden. In de grotten werden naast maïs, pinda’s en zoete aardappels ook muziek- en ceremoniële instrumenten gevonden.

Twee jaar later ontdekten Tello en een andere collega een enorme begraafplaats, die ze Paracas Necropolis noemden. Die bevatte 429 mummiebundels, sommige 1,60 meter hoog. Deze gehurkte mummies waren elk apart in een mand gezet. Ze waren gewikkeld in verbazingwekkend kleurrijke, luxueuze gewaden met veelkleurige geborduurde dessins, vaak met magisch-religieuze motieven.

Voorbeelden van deze begrafenisgewaden zijn samen met honderden andere fascinerende voorwerpen uit de Paracascultuur te zien in het Julio C. Tellomuseum.

We hopen dat onze tocht door het natuurreservaat Paracas u enthousiast heeft gemaakt om meer van Peru’s schatten te komen bekijken.

[Voetnoot]

^ ¶8 Dat zijn tekeningen van dieren en geometrische figuren op de vlakten van Nazca (Peru) die zo groot zijn dat ze alleen vanuit de lucht goed zichtbaar zijn. Zie het artikel „De Lijnen van Nazca — Een UFO vliegveld?” in de Ontwaakt! van 8 mei 1982.

[Illustratie op blz. 17]

Humboldt-pinguïn

[Illustratie op blz. 18]

Incastern

[Illustratie op blz. 18]

De Kandelaber

[Illustraties op blz. 18]

Voorwerpen uit de Paracascultuur — een begrafenisgewaad, een mummie en een van de lange hoofden

[Illustratieverantwoording op blz. 16]

Pelican: © Archivo de PromPerú; sea lions: © Michael Tweddle/PromPerú

[Illustratieverantwoording op blz. 17]

Coastline: © Carlos Sala/PromPerú; flamingos: © Heinz Plenge/PromPerú; penguin: © Arturo Bullard/PromPerú

[Illustratieverantwoording op blz. 18]

Top left sea and tern: © Archivo de PromPerú; artifacts: Museo Nacional de Arqueología, Antropología e Historia del Perú