Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Kruiswoordpuzzel

Kruiswoordpuzzel

Kruiswoordpuzzel

Horizontaal

1. De in Mattheüs 12:42 genoemde koningin kwam uit dit koninkrijk (1 Koningen 10:1, 2)

5. Hiervan waren alle delen in Jehovah’s boek beschreven (Psalm 139:16)

8. Deze vrouw doodde de legeroverste Sisera met een tentpin (Rechters 4:18, 21)

9. Hieraan moest een atleet zich houden om gekroond te kunnen worden (2 Timotheüs 2:5)

11. In deze stad stond een altaar met het opschrift „Aan een onbekende God” (Handelingen 17:22, 23)

12. Een grensstad die aan Aser werd toebedeeld (Jozua 19:24, 28)

13. Een stamhoofd of overste van Edom (Genesis 36:43)

15. Dit deel van het in Daniëls profetie genoemde beeld was van koper (Daniël 2:32)

17. Een officiële dienaar die een Romeins magistraat in het openbaar begeleidde en zijn bevelen uitvoerde (Handelingen 16:35)

18. Soort antilope die volgens de bepalingen van de Wet gegeten mocht worden (Deuteronomium 14:4, 5)

20. Zoogdieren die door Salomo’s vloot werden aangevoerd (1 Koningen 10:22)

22. Een van de dingen die in de bijbel als ijdelheid worden bestempeld (Prediker 11:10)

23. De zeven jaar die Jakob om Rachel diende, bleken in zijn ogen als slechts hoeveel dagen te zijn? (Genesis 29:20)

24. De vrouw die Farao aan Jozef gaf (Genesis 41:45)

26. Grootvader van koning David (Ruth 4:17)

27. In de omgeving van deze stad werd Simson begraven (Rechters 16:30, 31)

28. Zo wordt Jehovah’s daad tegen de religieuze leiders van Juda genoemd (Jesaja 28:21)

Verticaal

1. Secretaris of afschrijver van de Schrift; later iemand die onderlegd was in de Wet

2. Een van de profeten die de joden ertoe aanspoorden de tempel te herbouwen (Ezra 6:14)

3. Een valse god (Rechters 2:13)

4. Dit instrument wordt in de bijbel vaak samen met de harp genoemd (Psalm 150:3)

5. Enkele hiervan worden in de bijbel met name genoemd, zoals Cyprus (Handelingen 13:4-6)

6. Paulus was dit door geboorte (Handelingen 22:25-28)

7. Opzieners moeten mannen zijn die hun kinderen in . . . hebben (1 Timotheüs 3:4)

10. Een van de drie zoons van Noach (Genesis 6:10)

14. Een symbool van ouderlijk gezag (Spreuken 13:24)

16. De betekenis van „Omega” in Openbaring 22:13

18. Nimrod was een geweldig jager . . . tegen Jehovah (Genesis 10:9)

19. Het gemeenschappelijke graf van de mensheid (Prediker 9:10)

20. Haar zoons werden de stamvaders van de nomadische herders en de musici (Genesis 4:19-21)

21. Het op een na grootste gebod heeft hierop betrekking (Mattheüs 22:39)

25. Werd bedekt bij verdriet of schaamte (Micha 3:7)

Oplossing op blz. 27

Oplossing horizontaal

1. SCHEBA

5. EMBRYO

8. JAËL

9. REGELS

11. ATHENE

12. EBRON

13. IRAM

15. DIJEN

17. GERECHTSDIENAAR

18. GEMS

20. APEN

22. JEUGD

23. ENKELE

24. ASNATH

26. OBED

27. ESTAOL

28. VREEMD

Oplossing verticaal

1. SCHRIFTGELEERDE

2. HAGGAÏ

3. BAÄL

4. SNAARINSTRUMENT

5. EILAND

6. ROMEIN

7. ONDERWORPENHEID

10. SEM

14. ROEDE

16. EINDE

18. GEKANT

19. SJEOOL

20. ADA

21. NAASTE

25. SNOR