De Carnica — Een bezige bij
De Carnica — Een bezige bij
Door een Ontwaakt!-medewerker in Slovenië
BIJEN staan bekend om hun bedrijvigheid. Eén ras blinkt hier echter in uit: de Carnica. Deze honingbij wordt ook wel de Krainerbij genoemd *, naar het gebied Krain in wat nu Slovenië is. Oorspronkelijk kwam deze bij alleen op het Balkanschiereiland voor, tot aan de Karpaten in het noorden. Maar tegenwoordig is de Carnica over de hele wereld verspreid omdat ze zo populair is bij imkers — de bij is nu wereldberoemd.
Waarom is de Carnica zo geliefd? Niet alleen produceert ze een overvloed aan honing van zeer goede kwaliteit, is ze in hoge mate immuun voor ziekte en kan ze goed tegen lage temperaturen, maar ze is ook zachtaardig en niet agressief. Hoewel ze de neiging hebben om te zwermen — een eigenschap die het moeilijker maakt om op grote schaal bijen te houden — is die neiging door selectieve teelt verminderd. Maar waardoor heeft de Carnica nu de reputatie gekregen ijveriger te zijn dan de gemiddelde bij? Eén reden is dat ze ’s morgens al vroeger dan andere bijen de bijenkorf verlaten. Ze hebben dus de tijd om meer nectar naar de korf te brengen om er honing van te maken en ze kunnen verder weg vliegen om nectar te halen.
„Een volk van bijenhouders”
In Slovenië heeft de bijenteelt een lange en interessante geschiedenis. Janez Gregori, een Sloveense bioloog, beschrijft zijn landgenoten zelfs als „een volk van bijenhouders”. En inderdaad, al in de achtste eeuw stonden de Slovenen bekend als heel goede imkers. In die tijd maakten ze hun bijenkorven van holle boomstammen, wat nog tot in de negentiende eeuw werd gedaan. Die ’korven’ stonden in
sommige streken in Slovenië bekend als korita, of troggen. Maar in de vijftiende eeuw werden met de uitvinding van de zaagmolen de oude boomstamtroggen geleidelijk vervangen door bijenkasten gemaakt van planken. Die kregen wegens hun langwerpige vorm de geestige benaming truge, of doodkisten.Door de grote vraag naar honing en bijenwas werd de bijenteelt zo belangrijk voor de economie dat het de aandacht trok van de regeerders van het land, die bepaalde personen begunstigden met het exclusieve recht dat beroep uit te oefenen. Het is begrijpelijk dat er van regeringswege zo’n belangstelling was, omdat bijenwas onmisbaar was om kaarsen te maken, die vooral in kerken en kloosters werden gebruikt, en omdat honing in die tijd het enige verkrijgbare zoetmiddel was. Toen in de zestiende eeuw boekweit als landbouwgewas werd geïntroduceerd en de bijen er dus in de herfst een nieuwe voedselbron bij kregen, nam de honingproductie zelfs nog meer toe. Krain ging binnen korte tijd grote hoeveelheden honing en bijenwas exporteren. De zeventiende-eeuwse geleerde Valvasor uit Krain berichtte dat het gebied tegen het midden van de zeventiende eeuw jaarlijks alleen al naar het Oostenrijkse Salzburg en omgeving „vele duizenden kwintalen” * honing exporteerde.
De Carnica wordt overal bekend
Door de jaren heen heeft Krain veel belangrijke bijdragen geleverd aan de techniek van de bijenteelt. Al in 1770 werd Anton Janša, geboren in het noorden van Krain, door keizerin Maria Theresia aangesteld als de eerste onderwijzer aan de pas opgerichte school voor bijenteelt in Wenen. Tegen het einde van de negentiende eeuw beseften bijenonderzoekers dat de taaie bijen uit Krain ook aan de behoeften van bijenhouders in veel andere gebieden beantwoordden. In die periode kreeg deze bij haar officiële naam en begon ze de hele wereld te veroveren. Aan het begin van de twintigste eeuw exporteerde Krain zelfs „hele treinwagons vol bijenkasten”, met in elke kast een familie Carnica’s.
In diezelfde periode kreeg de traditionele bijenkast van houten planken de naam kranjič, of „bijenkast uit Krain”. Wat de kranjič bijzonder interessant maakt, is de unieke beschildering die erop aangebracht werd. (Zie „Beschilderde bijenkasten” op blz. 24.) Momenteel zijn er in Slovenië meer dan 7000 imkers die voor ruim 160.000 bijenkasten zorgen. In Radovljica is er zelfs een speciaal apicultuurmuseum, dat aan de geschiedenis van de bijenteelt in Slovenië is gewijd.
Een populair symbool
Slovenen hebben de bij lang beschouwd als een symbool van ijver en praktische wijsheid. Het eerste wetenschappelijke genootschap in wat nu Slovenië is, werd in 1693 opgericht en werd het Genootschap van de IJverigen genoemd. In hun embleem was een bij verwerkt en de leden noemden zich zelfs de apes, wat Latijn is voor „bijen”. De bij is in Slovenië ook een symbool voor spaarzaamheid, en daardoor heeft ze zelfs haar weg gevonden naar de financiële wereld. Ze wordt afgebeeld op de kaft van spaarboekjes en op de achterzijde van sommige Sloveense munten.
Slovenen identificeren zich met de bij omdat ze zelf de reputatie hebben een hardwerkend volk te zijn. Een Sloveens gezegde luidt: „Kijk naar de bij en doe net als zij.” Wanneer u dus bedrijvige bijen ziet of honing eet — het zoete product van hun arbeid — zal het u misschien doen denken aan de hardwerkende Carnica’s.
[Voetnoten]
^ ¶3 Ze staat ook bekend als de grijze bij vanwege de ringetjes van fijne grijze haartjes op haar achterlijf.
^ ¶7 Een kwintaal is gelijk aan 100 kilogram.
[Kader/Illustraties op blz. 24]
Beschilderde bijenkasten
In een typisch Sloveense bijenstal lijken de bijenkasten, die met hun korte zijde naar voren zijn gezet, net laden in een grote rechthoekige ladekast. Op de voorste planken van de bijenkasten werd een olieverfschildering aangebracht, een kunst die vanaf het begin van de achttiende tot de twintigste eeuw bloeide. Hoewel er zo’n 3000 voorbeelden van deze unieke kunstvorm bewaard zijn gebleven, vertegenwoordigt dat slechts een klein percentage van het aantal bijenkasten dat in al die jaren is gebouwd en versierd.
De schilderingen hebben voornamelijk religieuze motieven — ’heiligen’ en bijbelverhalen — maar er zijn ook dieren en beroepen afgebeeld en diverse denkbeeldige en humoristische scènes. Sommige schilderingen gaan over familierelaties. Op enkele zijn bijvoorbeeld twee demonen te zien die met een slijpsteen de tong van een lasterlijke vrouw slijpen, en op andere wordt een vrouw getoond die haar man uit de kroeg mee naar huis sleurt.
De bijenkastschilderingen zijn vol bewondering omschreven als „de juweeltjes van het Sloveense erfgoed”, „een primitieve encyclopedie van volkswijsheid” en „misschien wel de meest authentieke Sloveense kunst”. Maar de schilderingen dienden ook een nuttig doel. Omdat er op dezelfde plek veel bijenkasten stonden, konden bijen de fatale fout maken de verkeerde kast binnen te gaan, waardoor ze als ongewenste binnendringer zouden worden gedood. De imkers geloofden dat de kleurrijke schilderingen, die allemaal van elkaar verschilden, de bijen hielpen hun eigen kast terug te vinden.
[Illustraties]
„Adam en Eva”
„Jozef wordt naar Egypte verkocht”
„Jezus’ intocht in Jeruzalem”
Een typisch Sloveense bijenstal met traditioneel beschilderde panelen
[Verantwoording]
All apiary photos: Z dovoljenjem upravitelja rojstne hiše pisatelja Josipa Jurčiča
[Kaart op blz. 21]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
OOSTENRIJK
ITALIË
SLOVENIË
Krain
KROATIË
ADRIATISCHE ZEE
[Verantwoording]
Map: Mountain High Maps® Copyright © 1997 Digital Wisdom, Inc.
[Illustratie op blz. 22]
Sloveense munt met daarop de bekende Carnica
[Illustratie op blz. 23]
De Carnica staat bekend als zachtaardig en niet agressief
[Illustratie op blz. 23]
Larve
[Illustratie op blz. 23]
De koningin te midden van jonge werkbijen
[Verantwoording]
Foto: Janez Gregori