Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Waarom hebben we hoop nodig?

Waarom hebben we hoop nodig?

Waarom hebben we hoop nodig?

WAT zou er gebeurd zijn als Daniel, het kankerpatiëntje dat in het begin van het vorige artikel werd genoemd, zijn krachtige hoop had behouden? Zou hij de kanker de baas zijn geworden? Zou hij nu nog leven? Zelfs de meest fervente verdedigers van hoop zouden dit waarschijnlijk niet durven beweren. En daarmee komen we bij een belangrijk punt. Hoop moet niet overschat worden. Het is geen wondermiddel, geen panacee.

In een interview met CBS News waarschuwde dr. Nathan Cherney voor het gevaar de kracht van hoop te overdrijven wanneer het om ernstig zieken gaat: „We hebben situaties meegemaakt waarin mannen hun vrouw verweten dat ze niet genoeg hadden gemediteerd, dat ze niet positief genoeg hadden gedacht.” En hij voegde eraan toe: „Deze hele manier van denken heeft de illusie gecreëerd dat een kankerpatiënt zelf controle heeft over zijn ziekte, en als zijn gezondheid achteruitgaat, is het eigenlijk alsof je zegt dat hij zijn tumor niet goed genoeg onder controle heeft weten te houden, en dat is niet eerlijk.”

In werkelijkheid zijn mensen die tegen een terminale ziekte vechten, in een uitputtende strijd gewikkeld die al hun energie opslokt. Het laatste wat hun dierbaren zouden willen doen, is aan die zware last ook nog een schuldgevoel toevoegen. Moeten we dan concluderen dat hoop geen waarde heeft?

Absoluut niet. Bovengenoemde arts bijvoorbeeld is ook gespecialiseerd in palliatieve zorg — dat wil zeggen, een behandeling die zich er niet in de eerste plaats op richt de ziekte te bestrijden en zelfs niet het leven van de patiënt te verlengen, maar ervoor te zorgen dat hij minder pijn en ongemak heeft zolang de strijd duurt. Dit soort artsen gelooft sterk in de waarde van een behandeling die ertoe leidt dat de patiënt zich gelukkiger voelt, ook al is hij heel ziek. Er zijn talloze bewijzen dat hoop dat kan doen — en hoop kan nog meer doen.

De waarde van hoop

„Hoop is een krachtige therapie”, verzekert dr. W. Gifford-Jones, medisch journalist. Hij gaf een overzicht van verschillende onderzoeken naar de waarde van emotionele steun die aan terminale patiënten wordt gegeven. Men neemt aan dat mensen door deze steun een hoopvoller en positiever kijk behouden. Uit een in 1989 verricht onderzoek bleek dat patiënten die deze steun kregen, langer bleven leven, hoewel recenter onderzoek op dat punt minder overtuigend was. Maar er is wel vastgesteld dat patiënten die emotionele steun krijgen, minder depressief zijn en minder pijn hebben dan degenen die deze steun niet krijgen.

Laten we eens stilstaan bij een ander onderzoek, dat zich richtte op de invloed van optimisme en pessimisme bij coronaire hartziekte (CHZ). Bij een groep van ruim 1300 mannen werd zorgvuldig beoordeeld of ze een optimistische of een pessimistische kijk op het leven hadden. Een vervolgonderzoek tien jaar later bracht aan het licht dat meer dan 12 procent van die mannen aan de een of andere vorm van CHZ leed. Onder hen waren bijna tweemaal zoveel pessimisten als optimisten. Laura Kubzansky, universitair docent gezondheid en sociaal gedrag aan de Harvard School of Public Health, geeft als commentaar: „Het meeste bewijsmateriaal voor het idee dat ’positief denken’ goed voor je gezondheid is, berustte tot nu toe op verhalen — dit onderzoek verschaft wat hartziekten betreft de eerste harde medische bewijzen voor deze opvatting.”

Uit sommige onderzoeken is gebleken dat mensen die zelf vinden dat ze een slechte gezondheid hebben, na een operatie feitelijk langzamer herstellen dan mensen die vinden dat ze heel gezond zijn. Zelfs een lange levensduur is wel in verband gebracht met optimisme. Bij één onderzoek werd gekeken naar de manier waarop bejaarden worden beïnvloed door positieve en negatieve gedachten over het ouder worden. Toen oudere mensen werden blootgesteld aan subliminale (onderbewuste) boodschappen die ouderdom in verband brachten met het hebben van meer wijsheid en ervaring, merkte men dat ze daarna krachtiger en energieker liepen. De vooruitgang was zelfs even groot als wanneer ze een twaalf weken durend programma van lichaamsbeweging hadden gevolgd!

Waarom schijnen emoties als hoop, optimisme en een positieve kijk goed voor de gezondheid te zijn? Misschien begrijpen wetenschappers en artsen nog niet genoeg van de geest en het lichaam om definitieve antwoorden te geven. Maar deskundigen die dit onderwerp bestuderen kunnen wel al gefundeerde gissingen doen. Een hoogleraar neurologie zegt bijvoorbeeld: „Gelukkig en hoopvol zijn geeft een goed gevoel. Het is een aangename stemming die heel weinig stress veroorzaakt, en het lichaam gedijt in die omstandigheden. Het is een van de extra dingen die mensen voor zichzelf kunnen doen om te proberen gezond te blijven.”

Deze opvatting kan sommige artsen, psychologen en wetenschappers misschien als baanbrekend in de oren klinken, maar voor bijbelstudenten is het zeker geen nieuwe gedachte. Bijna 3000 jaar geleden werd de wijze koning Salomo ertoe geïnspireerd het volgende op te tekenen: „Een hart dat blij is, doet goed als geneesmiddel, maar een geest die terneergeslagen is, droogt de beenderen uit” (Spreuken 17:22). Let eens op de evenwichtige zienswijze die hieruit blijkt. Er staat niet dat een blij hart elke kwaal zal genezen, maar gewoon dat het ’goeddoet als geneesmiddel’.

Als hoop echt elke kwaal zou genezen, dan zou er toch geen arts zijn die het niet zou voorschrijven? Trouwens, hoop heeft voordelen die veel verder reiken dan een goede gezondheid.

Optimisme, pessimisme en uw leven

Onderzoekers hebben ontdekt dat optimisten in veel opzichten voordeel trekken van hun positieve kijk. Op school, op hun werk, en zelfs op sportgebied leveren ze vaak betere prestaties. Er werd bijvoorbeeld een vrouwelijke atletiekploeg aan een onderzoek onderworpen. De trainers gaven een gedegen beoordeling van wat de vrouwen puur atletisch gezien konden presteren. Tegelijkertijd werden de vrouwen zelf ondervraagd en werd er zorgvuldig beoordeeld hoeveel hoop ze hadden, hoeveel verwachtingen van zichzelf. Uiteindelijk bleken hun verwachtingen hun prestaties veel nauwkeuriger te voorspellen dan alle evaluaties van hun trainers. Hoe komt het dat hoop zo’n krachtige invloed heeft?

Er is veel duidelijk geworden uit onderzoek naar het tegenovergestelde van optimisme — pessimisme. In de jaren zestig leverden experimenten een onverwachte ontdekking op in verband met gedrag van dieren, wat onderzoekers aanleiding gaf tot het bedenken van de term „aangeleerde hulpeloosheid”. Ze ontdekten dat ook mensen aan een vorm van dit syndroom kunnen lijden. Men stelde bijvoorbeeld proefpersonen bloot aan een onaangenaam geluid en zei hun dat ze konden leren het te laten ophouden door in een bepaalde volgorde knoppen in te drukken. Ze slaagden erin het geluid te laten ophouden.

Tegen een tweede groep werd hetzelfde gezegd — maar het indrukken van de knoppen had geen effect. Zoals u zich kunt voorstellen, kregen velen in die tweede groep een gevoel van hulpeloosheid. Bij latere proeven probeerden ze niet eens iets te doen. Ze waren ervan overtuigd dat het toch allemaal geen zin had. Maar zelfs in die tweede groep weigerden de optimisten aan dat hulpeloze gevoel toe te geven.

Dr. Martin Seligman, een van degenen die enkele van deze eerste experimenten hebben uitgedacht, werd ertoe bewogen zijn leven verder te wijden aan het bestuderen van optimisme en pessimisme. Hij deed grondig onderzoek naar de denkwijze van mensen die geneigd waren zichzelf als hulpeloos te beschouwen. Hij kwam tot de conclusie dat zo’n pessimistische denkwijze mensen bij veel dagelijkse activiteiten hindert of hen zelfs zo verlamt dat ze helemaal niets meer doen. Seligman vat pessimistisch denken en de uitwerking ervan als volgt samen: „Vijfentwintig jaar onderzoek heeft mij er . . . van overtuigd dat wanneer wij meestal — zoals de pessimist doet — denken dat tegenslag onze schuld is, dat ze blijvend is, en alles wat wij doen ondermijnt, dan treft ons meer tegenslag dan wanneer wij er anders over denken.”

Zoals eerder gezegd: voor sommigen lijken deze conclusies misschien nieuw, maar voor bijbelstudenten klinken ze vertrouwd. Kijk maar naar deze spreuk: „Hebt gij u ontmoedigd betoond op de dag van benauwdheid? Uw kracht zal gering zijn” (Spreuken 24:10). Ja, de bijbel verklaart duidelijk dat ontmoediging, met de negatieve gedachten die ermee gepaard gaan, uw daadkracht ondermijnt. Maar wat kunt u doen om tegen pessimisme te vechten en meer optimisme en hoop in uw leven te brengen?

[Illustratie op blz. 4, 5]

Hoop kan veel goeddoen