Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het geloof van een gezin onder beproevingen

Het geloof van een gezin onder beproevingen

Het geloof van een gezin onder beproevingen

INDIA, een schattig meisje van negen uit Wisconsin (VS), weet inmiddels wel wat ziekte is. Ze heeft al drie grote operaties en talloze kleinere ingrepen achter de rug. „Zes jaar lang”, vertelt haar moeder, Lori, „draaide India’s leven om acute-opvangafdelingen, ziekenhuisopnames en bezoeken aan artsen.”

Het begon allemaal toen India achttien maanden oud was. Ze kreeg ongewone ziekteverschijnselen, zoals chronische diarree, hoge koorts, een opgezwollen buik en abnormaal gewichtsverlies. Ook had ze pijn in haar onderbuik. Twee jaar lang werd de kleine India elke nacht een aantal keren wakker en lag ze te jammeren, te kreunen en soms zelfs te gillen van de pijn.

Terwijl de artsen probeerden vast te stellen wat haar mankeerde, hield India hevige pijn. „Ons kind was eigenlijk aan het verhongeren”, zegt Lori. „Ruim een jaar moesten we toekijken hoe ons kleine meisje wegkwijnde, en we wisten niet hoe we haar konden helpen”, vertelt Mark, India’s vader. „Ik weet nog hoe vreselijk machteloos ik me voelde toen Lori en ik het op een avond over India’s begrafenis hadden, waarvan we op dat moment dachten dat die onafwendbaar was.”

Uiteindelijk werd vastgesteld dat India leed aan colitis ulcerosa — een ziekte die het slijmvlies van de dikke darm aantast. Ze had ook primaire scleroserende cholangitis, waardoor de galwegen in de lever worden aangetast. Die aandoeningen waren te behandelen. Maar ze moest wel geopereerd worden en voor de colitis moest ze behandeld worden met medicijnen. Beide aandoeningen vergen voortdurende controles en zorg tijdens de herstelperiode.

Het is nu ruim zeven jaar geleden dat India voor het eerst ziek werd. Dankzij de begeleiding van gewetensvolle artsen gaat het langzamerhand beter met haar. Als Jehovah’s Getuigen hebben Mark en Lori gemerkt dat hun geloof in Gods Woord — in het bijzonder wat erin wordt gezegd over ziekte, dood en de hoop op een opstanding in de toekomst — hen geholpen heeft alles te doorstaan. Dat geldt ook voor India. „India heeft altijd vrijmoedig over de opstandingshoop gepraat die in de bijbel wordt beschreven”, zegt Lori. „Die is voor haar heel reëel.”

Op een keer kwam India in een speelkamer van een ziekenhuis een jong meisje tegen dat een zusje had met leukemie. Lori vertelt wat er toen gebeurde: „Het meisje zei tegen India dat ze bang was dat haar zusje dood zou gaan. India vertelde haar toen wat de dood volgens de bijbel is en dat zij niet bang was om dood te gaan. De volgende dag kwam de moeder van het meisje naar me toe met vragen. Ze was verbaasd dat India zo vrij en zonder angst over zulke dingen kon praten.”

Mark en Lori hebben bemerkt dat de gebeden van medegelovigen een enorme steun zijn geweest. „Als ik vroeger tegen mensen zei dat ik hen in mijn gebeden zou noemen of als ik samen met hen bad,” zegt Mark, „wilde ik altijd dat ik meer kon doen. Nu besef ik hoe belangrijk die gebeden met en voor anderen zijn. Bidden was het allerbelangrijkste dat er voor ons gedaan kon worden toen we het moeilijk hadden. Wat hebben we toch een liefdevolle broederschap!”

Mark vindt ook dat de ziekte van India hen heeft geholpen nog eens goed naar hun prioriteiten te kijken. „Onze kijk op materiële zaken is beslist veranderd”, zegt hij. „Wat lijkt het allemaal onbelangrijk als je kind ziek is! De waardevolle dingen in het leven waren — en zijn — onze band met Jehovah God en onze liefdevolle broederschap.”

Mark, Lori, India en haar broer en zus zien uit naar de tijd die door de profeet Jesaja werd voorzegd dat „geen inwoner zal zeggen: ’Ik ben ziek.’” — Jesaja 33:24; Openbaring 21:4.

[Illustratie op blz. 22]

India Erickson

[Illustratie op blz. 23]

In het kinderziekenhuis van San Diego

[Illustratie op blz. 23]

India en de rest van het gezin