Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Noodlanding!

Noodlanding!

Noodlanding!

VERTELD DOOR CÉSAR MUÑOZ

Na een leuke vakantie bij mijn familie in Monterrey (Mexico) stond ik op het punt terug te keren naar het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Mexico-Stad, waar ik mag dienen. Het was zondag 1 december 2002. Ik ging aan boord van Vlucht 190, en om zeven uur ’s avonds stegen we op.

NA EEN rustige vlucht van nog geen anderhalf uur begon het vliegtuig aan zijn daling. Maar ineens gingen we weer omhoog, en we schrokken allemaal van een vreselijk lawaai dat van onderen kwam. Vervolgens maakte de piloot bekend dat de luiken voor het landingsgestel niet opengegaan waren. Ze zaten klem! Sommige passagiers waren heel bang en begonnen te huilen. Andere gingen hardop bidden. Ik vroeg me af wat er ging gebeuren.

De piloot deelde ons mee dat hij iets moest doen om de luiken voor het landingsgestel open te schudden. Dus terwijl we boven Mexico-Stad vlogen, liet hij het vliegtuig ongeveer een uur lang op en neer en heen en weer schokken. We werden heviger door elkaar geschud dan in alle achtbanen waar ik ooit in geweest ben. Het was echt geen lolletje! Daarna berichtte de piloot: „Het spijt ons u te moeten meedelen dat de luiken niet opengegaan zijn. Het enige wat we kunnen doen, is een noodlanding maken zonder landingsgestel.” We keken elkaar allemaal angstig aan en vreesden het ergste.

Er werden instructies gegeven voor een noodlanding. We deden onze schoenen uit, haalden alles weg wat iemand zou kunnen verwonden en gingen in de aanbevolen houding zitten. Ik dacht echt dat we op de landingsbaan te pletter zouden storten! Op dat moment bad ik tot Jehovah God en er kwam een diepe kalmte over me. — Filippenzen 4:6, 7.

Ik had altijd horen zeggen dat als iemand de dood nabij is, zijn leven aan hem voorbijgaat en de gedachte door zijn hoofd flitst: had ik maar dit of dat gedaan. Ik had spijt dat ik niet met het meisje naast me over het Koninkrijk had gesproken en nam me voor dat als ik het zou overleven, ik voortaan elke gelegenheid zou benutten om getuigenis te geven. Ik stond ook even stil bij mijn dienst voor Jehovah.

Toen het vliegtuig ging dalen, zag ik al brandweerwagens, ambulances en veel mensen gereed staan. Ineens voelden we een enorme schok toen het vliegtuig met zijn buik de landingsbaan raakte. Terwijl het toestel voortschoof, vlogen de vonken in het rond door de wrijving van het metaal op het wegdek. Brandweerwagens aan beide kanten van de landingsbaan besproeiden het vliegtuig onmiddellijk met water om het af te koelen.

Uiteindelijk, na enkele heel angstige momenten, kwam het toestel tot stilstand. Spontaan begonnen we te applaudisseren — zo blij en opgelucht waren we dat de piloot deze noodsituatie had weten op te lossen. We moesten het vliegtuig direct verlaten en haastten ons naar de nooddeuren, en via de steile glijbanen belandden we veilig op het gras naast de baan.

Terwijl ik nog trilde als gevolg van de ervaring, keek ik vanaf een veilige afstand naar het neergekomen toestel, dat schuin over de landingsbaan lag. Gelukkig waren slechts enkele passagiers gewond, en dan ook nog maar licht gewond. In de ambulances kregen andere medische zorg voor een emotionele schok.

Ik had verwacht rond negen uur ’s avonds thuis te zijn, maar het werd vier uur later. Al met al was ik dankbaar dat ik nog in leven was! Deze ervaring heeft me aan het denken gezet. Ik werd geconfronteerd met de onzekerheid van het leven. Het is ontnuchterend te beseffen dat je in een paar minuten tijd alles kunt verliezen. Als je overlevingskans onzeker is, is het misschien al te laat om je manier van leven te veranderen of goede daden toe te voegen aan het bericht dat je bij God hebt opgebouwd. Nu hecht ik veel meer waarde aan de gelegenheid die ik heb om mijn leven verstandig te gebruiken en elke dag in de dienst voor mijn God, Jehovah, te laten tellen. — Psalm 90:12.