Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Marco Polo volgt de zijderoute naar China

Marco Polo volgt de zijderoute naar China

Marco Polo volgt de zijderoute naar China

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN ITALIË

Aan een kade in Venetië meert een galei aan. Drie mannen gaan van boord. Niemand komt hen begroeten. Hun thuiskomst na 24 jaar in het buitenland zou onopgemerkt zijn gebleven als ze niet zo opvielen door hun bizarre uiterlijk. Ze waren gekleed in versleten mantels in Mongoolse stijl die ooit van fijne zijde waren geweest, en volgens één bron vertoonden ze „ondefinieerbare Tataarse trekjes in zowel hun houding als hun accent en waren inderdaad hun Venetiaanse dialect bijna vergeten”. De reizigers zijn Marco Polo, zijn vader en zijn oom. Het is het jaar 1295.

DE VERHALEN van de Polo’s over een reis naar het verre Cathay (nu China) klonken hun tijdgenoten ongeloofwaardig in de oren. In Marco’s memoires, oorspronkelijk getiteld Divisament dou Monde (Beschrijving van de wereld) en later Il Milione (Boek van de miljoen wonderen), wordt verteld over onbekende, gigantisch rijke beschavingen met een overvloed aan koopwaren die bij westerse kooplieden erg gewild waren. Zijn boek sprak enorm tot de verbeelding van de lezers. Binnen 25 jaar na Marco’s terugkeer waren er al handgeschreven exemplaren beschikbaar in het Frans-Italiaans, Frans, Latijn, Toscaans, Venetiaans en waarschijnlijk ook in het Duits — een ongeëvenaard succes voor de Middeleeuwen. Het boek werd gedurende twee eeuwen met de hand overgeschreven, en sinds 1477 is het in veel talen in druk verkrijgbaar gebleven. Marco Polo is waarschijnlijk de bekendste westerling die ooit via de zijderoute naar China is gereisd. Waarom heeft hij die reis gemaakt? En kunnen we alles geloven wat hij beweerde gezien en gedaan te hebben?

Kooplieden uit Venetië

In de dertiende eeuw vestigden veel Venetiaanse kooplieden zich in Constantinopel (nu Istanbul) en maakten daar fortuin. Tot hen behoorden Niccolo en Matteo (Maffeo) Polo, Marco’s vader en oom. Rond 1260 verkochten ze al hun bezittingen in dat gebied, investeerden het geld in juwelen en reisden naar Seraj, dat aan de Wolga lag en de hoofdstad was van het westelijke chanaat van het Mongoolse Rijk. De zaken liepen goed, en ze verdubbelden hun vermogen. Omdat ze door oorlogstoestanden niet naar huis konden terugkeren, trokken ze naar het oosten, waarschijnlijk te paard, naar de grote handelsstad Boechara (nu in Oezbekistan).

Ze werden door onlusten drie jaar in Boechara opgehouden, totdat er afgezanten aankwamen die op weg waren naar Koebilai, de groot-chan van alle Mongolen, wiens rijk zich uitstrekte van Korea tot Polen. De afgezanten nodigden Niccolo en Matteo uit hen te vergezellen omdat, zo verhaalde Marco, de groot-chan nog nooit ’Latijnen’ (waarschijnlijk Zuid-Europeanen) had gezien en heel graag met hen zou willen spreken. Na een reis van een jaar bereikten de Polo’s het hof van Koebilai Chan, kleinzoon van Djingiz Chan, de stichter van het Mongoolse Rijk.

De groot-chan verwelkomde de twee broers en stelde hun veel vragen over het Westen. Hij gaf hun een gouden zegel als vrijgeleide voor hun terugkeer en vertrouwde hun een brief toe waarin hij de paus vroeg om „zo’n honderd wijze mannen die in de wet van Christus onderlegd waren en met de zeven vrije kunsten vertrouwd waren om tot [Koebilai’s] volk te prediken”.

Ondertussen was Marco geboren. Hij was vijftien toen hij in 1269 voor het eerst zijn vader ontmoette. Toen Niccolo en Matteo weer op ’christelijk’ grondgebied kwamen, hoorden ze dat paus Clemens IV gestorven was. Ze wachtten op een opvolger, maar dat duurde wel drie jaar, het langste conclaaf in de geschiedenis. Na twee jaar, in 1271, vertrokken ze weer naar de groot-chan en namen de zeventienjarige Marco mee.

Marco’s reis

In Akko (Palestina) kregen de Polo’s van Teobaldo Visconti, een prominent kerkpoliticus, brieven mee voor de groot-chan waarin werd uitgelegd waarom de Polo’s zijn verzoek om honderd wijze mannen niet hadden kunnen inwilligen. Toen ze Klein-Azië bereikten, hoorden ze dat Visconti zelf tot paus was gekozen, en dus keerden ze naar Akko terug. In plaats van honderd wijzen stuurde de nieuwe paus, Gregorius X, slechts twee monniken mee met de bevoegdheid priesters en bisschoppen te wijden en gaf hun de nodige geloofsbrieven en geschenken voor de chan mee. Het gezelschap ging weer op weg, maar de monniken kregen het benauwd wegens de oorlogen die in die gebieden woedden en maakten al gauw rechtsomkeert. De Polo’s zetten hun reis voort.

De drie reisden door de landen die nu bekend zijn als Turkije en Iran en daalden af naar de Perzische Golf, met het idee over zee verder te gaan. Maar omdat ze de schepen niet zeewaardig vonden, „een armzalige boel . . . slechts bijeengehouden door twijndraad”, besloten ze de route over land te nemen. Ze gingen noordwaarts en vervolgens oostwaarts en trokken door de immense wildernissen en over de imposante bergketens, groene plateaus en vruchtbare weilanden van Afghanistan en de Pamir, totdat ze Kashgar bereikten, wat in de huidige Chinese autonome regio Xinjiang Uygur ligt. Vandaar volgden ze oude karavaanroutes ten zuiden van het Tarimbekken en de Gobiwoestijn en bereikten Cambaluc (nu Peking). Onderweg hadden ze te kampen gehad met bar weer en een niet nader omschreven ziekte van Marco, waardoor de hele tocht in totaal drie en een half jaar geduurd had.

Marco ziet onderweg allerlei merkwaardige dingen: in Armenië de berg waarop naar verluidt de ark van Noach was komen te rusten, in Perzië de vermoedelijke begraafplaats van de drie magiërs, in het verre noorden gebieden met intense kou en permanente duisternis. In de westerse literatuur is Marco de eerste die melding maakt van aardolie. Hij onthult dat ’salamander’ helemaal niet de vuurbestendige wol van een dier is, zoals werd aangenomen, maar een delfstof (asbest) die in de regio Xinjiang Uygur wordt aangetroffen. Zwarte stenen die branden (steenkool) komen zo veel voor in China dat men daar dagelijks een warm bad kan nemen. Overal waar hij komt, valt zijn oog op sieraden, kleding, voedsel, drank (vooral de gefermenteerde paardenmelk van de Mongolen), religieuze en magische rituelen, ambachten en koopwaar. Compleet nieuw voor hem is het papiergeld dat in het rijk van de groot-chan wordt gebruikt.

Marco onthult nooit wat hij er zelf van denkt, maar vertelt heel objectief wat hij ziet en hoort. We kunnen alleen maar gissen hoe hij zich gevoeld heeft toen ze overvallen werden door rovers die enkelen van zijn reisgezellen gevangennamen en andere vermoordden.

In dienst van Koebilai Chan?

De Polo’s hebben Koebilai Chan, de groot-chan, zeventien jaar gediend, aldus Marco. In die periode werd Marco door de groot-chan vaak op inspectiereis naar afgelegen delen van het rijk gestuurd en hij was zelfs gouverneur van wat nu de stad Yangzhou in de provincie Jiangsu is.

Of Marco de hele waarheid vertelt, wordt betwist. De Mongolen wantrouwden de Chinezen, die ze onderworpen hadden, en gebruikten buitenlanders om hun rijk te regeren. Maar dat Marco, een ongeletterd man, gouverneur kon worden, lijkt onwaarschijnlijk. Misschien heeft hij zijn positie overdreven. Toch willen geleerden wel aannemen dat hij „een bruikbare afgezant van enig niveau” is geweest.

Niettemin slaagde Marco erin een schitterend beeld te schetsen van metropolen met een ongekende rijkdom en van heidense en bizarre gebruiken die thuishoorden in een wereld die men in het Westen volledig negeerde of slechts kende uit fabels en van horen zeggen. Konden zulke volkrijke beschavingen, die rijker waren dan die van Europa, echt bestaan? Dat leek onmogelijk.

Het paleis van de groot-chan was „het grootste paleis ooit”, zei Marco. „Alles bij elkaar is het gebouw zo reusachtig, zo luxueus en zo mooi, dat geen mens op aarde iets zou kunnen ontwerpen wat daaraan superieur is.” De muren waren bedekt met goud en zilver, gebeeldhouwde en vergulde draken, vogels en andere dieren, en ridders en afgoden. Het imposante dak — vermiljoen, geel, groen en blauw — schitterde als kristal. De prachtige tuinen zaten vol met allerlei dieren.

In tegenstelling tot de kronkelsteegjes van het middeleeuwse Europa waren de straten in Cambaluc zo recht en breed dat men van de ene stadsmuur naar de andere kon kijken. Hier werden „zeldzamere en kostbaardere artikelen verhandeld dan in welke andere stad ter wereld ook, en in grotere hoeveelheden”, zegt de Venetiaan. „Elke dag komen er alleen al minstens duizend karrenvrachten zijde de stad binnen.”

Het aantal schepen dat de Yangzi Jiang, een van de langste rivieren ter wereld, bevoer was ongelofelijk. Volgens Marco’s schatting moeten er in de haven Sinju wel 15.000 schepen hebben gelegen.

Een van de Mongoolse gebruiken waar Marco melding van maakt, is het trouwen van dode kinderen. Als een gezin een zoon verloor van vier jaar of ouder en een ander gezin verloor een dochter van dezelfde leeftijd, konden de vaders besluiten dat de dode kinderen moesten trouwen. Er werd dan een huwelijkscontract opgesteld en een groot feest gehouden. Voedsel werd geofferd, en papieren afbeeldingen van slaven, geld en huishoudelijke voorwerpen werden verbrand, in de overtuiging dat de ’gehuwden’ er in de zogenaamde andere wereld over konden beschikken.

Marco is onder de indruk van de militaire bekwaamheden van de Mongolen, hun manier van regeren en hun religieuze verdraagzaamheid. Tot de sociaal-economische voorzieningen behoorden hulp voor de armen en zieken, patrouilles om brand en oproer te voorkomen, reservevoorraden graan om het leed bij overstromingen te verlichten, en een postsysteem voor een snelle communicatie.

Hoewel Marco wist van de Mongoolse pogingen om Japan binnen te vallen, beweert hij niet dat hij daar geweest is. Maar hij vertelt wel dat er in Japan zo veel goud was, dat het dak en de vloer van het paleis van de keizer helemaal van goud waren. Marco’s boek is het enige westerse geschrift van vóór de zestiende eeuw dat melding maakt van Japan.

Marco’s boek is eeuwenlang zowel bewonderd als bespot. Geleerden in deze tijd beschrijven het, na alle onnauwkeurigheden te hebben afgewogen, als „een onovertroffen beschrijving” van de periode waarin Koebilais regering op haar hoogtepunt was.

Terugkeer naar Venetië

De Polo’s verlieten China rond 1292. Volgens Marco maakte de expeditie een reis van 21 maanden, die begon in wat nu Quanzhou is. Ze deden Vietnam, Malakka, Sumatra en Sri Lanka aan en voeren vervolgens langs de Indische kust naar Perzië. De laatste etappe van hun reis bracht hen naar Constantinopel en uiteindelijk naar Venetië. Omdat ze 24 jaar weg waren geweest, is het niet moeilijk voor te stellen dat hun familie hen bijna niet herkende. Marco was inmiddels 41 of 42 jaar.

Welke afstand Marco afgelegd heeft, is moeilijk te schatten. Een schrijver die onlangs geprobeerd heeft in Marco’s voetstappen te treden, heeft alleen al tussen Iran en China meer dan 10.000 kilometer afgelegd. Gezien de vele hindernissen was dat zelfs met moderne vervoermiddelen een hele prestatie.

Naar verluidt heeft Marco in 1298 zijn verhalen in een Genuese gevangenis gedicteerd aan een zekere Rustichello. Volgens de overlevering werd Marco gevangengenomen toen hij tijdens een zeeslag met de Genuezen, die met Venetië in oorlog waren, het commando voerde over een Venetiaanse galei. Rustichello, een medegevangene, was ervaren in het schrijven van proza in het Frans en Frans-Italiaans, en Marco’s gezelschap zette hem kennelijk tot schrijven aan.

Marco werd waarschijnlijk in 1299 vrijgelaten, toen Venetië en Genua vrede sloten. Hij keerde terug naar Venetië, trouwde en kreeg drie dochters. Hij stierf in 1324 in zijn geboortestad op de leeftijd van 69 jaar.

Sommige mensen betwijfelen nog steeds of Marco alles heeft gedaan wat hij beweerde, of dat hij gewoon verhalen vertelde die hij van andere reizigers had gehoord. Maar wat ook de bron is van Marco Polo’s Divisament dou Monde, geleerden erkennen de waarde ervan. „Er is niemand voor of na Marco Polo geweest”, zegt een historicus, „die het Westen zo’n immense hoeveelheid geografische kennis heeft geschonken.” Marco Polo’s boek vormt nog steeds een bewijs dat de mens een fascinatie heeft voor reizen, nieuwe dingen en verre landen.

[Kaart op blz. 24, 25]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Marco’s reis naar China (zie publicatie)

In China (zie publicatie)

De terugreis (zie publicatie)

ITALIË

Genua

Venetië

TURKIJE

Istanbul (Constantinopel)

Trabzon

Akko

(Seraj)

GEORGIË

Ararat

IRAN (PERZIË)

Perzische Golf

AFGHANISTAN

OEZBEKISTAN

Boechara

PAMIR

Kashgar

TARIMBEKKEN

GOBIWOESTIJN

MONGOLIË

(KOREA)

CHINA (CATHAY)

Peking (Cambaluc)

Yangzhou

Yangzi Jiang

Quanzhou

MYANMAR

VIETNAM

MALAKKA

SUMATRA

SRI LANKA

INDIA

[Verantwoording]

Map: Mountain High Maps® Copyright © 1997 Digital Wisdom, Inc.

[Illustratie op blz. 24]

Venetië

[Illustratie op blz. 24, 25]

Ararat

[Verantwoording]

Robert Azzi/Saudi Aramco World/PADIA

[Illustratie op blz. 24]

Mongoolse vrouw

[Verantwoording]

C. Ursillo/Robertstock.com

[Illustratie op blz. 24, 25]

Bootverhuurder (Myanmar)

[Illustratie op blz. 25]

De Chinese muur

[Illustratie op blz. 25]

Peking

[Illustratie op blz. 25]

Vietnam

[Illustratie op blz. 25]

Indiase kruiden

[Illustraties op blz. 26]

Chinese ruiters, Koebilai Chan, de Yangzi Jiang

[Verantwoording]

Horsemen: Tor Eigeland/Saudi Aramco World/PADIA; Kublai Khan: Collection of the National Palace Museum, Taiwan; Yangtze River: © Chris Stowers/Panos Pictures

[Illustratieverantwoording op blz. 23]

© Michael S. Yamashita/CORBIS

[Illustratieverantwoording op blz. 27]

© 1996 Visual Language