Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Iets veel beters dan roem

Iets veel beters dan roem

Iets veel beters dan roem

VERTELD DOOR CHARLES SINUTKO

In 1957 kreeg ik een contract van dertien weken aangeboden om in Las Vegas (Nevada, VS) te gaan zingen voor duizend dollar per week, met een optie van vijftig weken extra als de optredens succes hadden. Dat zou nog eens $50.000 betekenen, wat in die tijd heel veel geld was. Maar ik zal eerst vertellen wat er aan dat lucratieve aanbod voorafging en waarom de beslissing om het wel of niet aan te nemen zo moeilijk was.

MIJN vader werd in 1910 in Oekraïne geboren. In 1913 nam zijn moeder hem mee naar de Verenigde Staten, waar ze zich met haar man herenigde. Mijn vader trouwde in 1935, en een jaar later werd ik in Ambridge (Pennsylvania) geboren. Rond die tijd werden twee oudere broers van mijn vader Getuigen van Jehovah.

Toen mijn drie broers en ik nog jong waren en ons gezin in de buurt van New Castle (Pennsylvania) woonde, studeerde mijn moeder korte tijd de bijbel met de Getuigen. Mijn ouders zijn toen geen Getuigen geworden, maar mijn vader vond dat zijn broers het recht hadden om te kiezen wat ze wilden geloven. Hoewel Pa ons patriottisch opvoedde, verdedigde hij altijd het recht van anderen om God te aanbidden zoals ze zelf wilden.

Een zangcarrière

Mijn ouders geloofden dat ik een zangtalent was, dus deden ze alles wat ze konden om me te promoten. Toen ik zes of zeven was, zette Pa me vaak op de tapkast in een nachtclub om te zingen en gitaar te spelen. Ik zong dan het liedje „Moeder”. De tekst liet bepaalde woorden uitkomen die begonnen met de letters van het woord ’moeder’. Elk van die woorden werd telkens gebruikt en benadrukt in de beschrijving van een eigenschap van een lieve moeder. Het liedje eindigde met de woorden: „Alle letters samen vormen het woord M-O-E-D-E-R, een woord dat alles voor me betekent.” De mannen aan de bar, die vaak al te veel ophadden, begonnen meestal te huilen en stopten geld in de hoed van Pa.

In 1945 begon ik op te treden in een radioprogramma bij WKST in New Castle. Daarin zong ik countrymuziek. Later ging ik ook populaire songs zingen uit de Hit Parade, een programma van een radio-omroep met de top tien van de week. In 1950 kwam ik voor het eerst op tv in de show van Paul Whiteman. Zijn vertolking van George Gershwins „Rhapsody in blue” is nog steeds heel bekend. Kort daarna verkocht Pa ons huis in Pennsylvania en verhuisden we naar Los Angeles (Californië) in de hoop mijn carrière uit te breiden.

Dankzij de vasthoudendheid van mijn vader had ik al gauw een eigen wekelijks radioprogramma in Pasadena en een wekelijkse tv-show van een half uur in Hollywood. Ik deed opnames bij Capitol Records met het honderd leden tellende orkest van Ted Dale en zong ook bij de radio-omroep CBS. In 1955 trad ik op in een revue bij Lake Tahoe in Noord-Californië. Terwijl ik daar was, veranderden mijn prioriteiten in het leven ingrijpend.

Nieuwe prioriteiten

Rond die tijd kreeg ik van oom John — een oudere broer van Pa die eveneens van Pennsylvania naar Californië was verhuisd — het boek „God zij waarachtig” *. * Ik nam het mee naar Lake Tahoe. Na ons laatste optreden, dat tot ver na middernacht duurde, begon ik het boek te lezen om wat te ontspannen voor het slapengaan. Ik was helemaal enthousiast toen ik bijbelse antwoorden vond op vragen waar ik al heel lang mee zat.

Al gauw vertelde ik andere artiesten erover en zaten we vaak na het werk tot in de vroege uurtjes in de nachtclub te praten. We spraken over onderwerpen als leven na de dood, waarom God slechtheid toelaat en of de mens uiteindelijk zichzelf en de aarde zal vernietigen. Enkele maanden later, op 9 juli 1955, werd ik op een districtscongres van Jehovah’s Getuigen in het Wrigley Field-stadion (Los Angeles) als symbool van mijn opdracht aan Jehovah God gedoopt.

Nog geen half jaar later, op kerstochtend 1955, vroeg Henry Russell, een mede-Getuige, of ik samen met hem wilde langsgaan bij Jack McCoy, die in de amusementswereld zat. Henry was zelf muziekdirecteur bij de NBC. Toen we bij Jack aankwamen, riep hij zijn vrouw en drie kinderen erbij en allemaal luisterden ze naar ons, hoewel ze net hun kerstcadeautjes aan het uitpakken waren. Jack en zijn gezin werden binnen korte tijd Getuigen.

Rond die tijd bestudeerde ik de bijbel met Ma, en ze aanvaardde de bijbelse waarheid. Uiteindelijk werd ze een van Jehovah’s Getuigen, en ze ging pionieren, oftewel fulltime prediken. Na verloop van tijd werden ook mijn drie broers gedoopt, en ze hebben alle drie een tijdje gepionierd. In september 1956, toen ik twintig was, begon ik met pionieren.

Beslissingen over werk

Rond die tijd zag George Murphy, een goede vriend van mijn agent, er iets in om mij te gaan promoten. George had in de jaren dertig en veertig in heel wat films gespeeld. Dankzij de connecties van Murphy kwam ik in december 1956 bij CBS op tv in de show van Jackie Gleason in New York. Dat was een grote stimulans voor mijn carrière, omdat de show naar schatting 20 miljoen kijkers had. Terwijl ik in New York was, bezocht ik voor het eerst het internationale hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn.

Na mijn optreden in de show van Gleason tekende ik een zevenjarig filmcontract met MGM-studio’s. Ik kreeg een vaste rol in een westernserie. Maar na een tijdje begon ik last te krijgen van mijn geweten, omdat ik de rol moest spelen van een gokkende revolverheld — een rol waarin immoraliteit en ander onchristelijk gedrag geromantiseerd werden. Daarom nam ik ontslag. De mensen in de amusementswereld dachten dat ik gek geworden was.

In die periode kreeg ik het lucratieve aanbod om in Las Vegas op te treden dat in het begin werd aangehaald. Ik zou moeten beginnen in de week van het bezoek van onze reizende opziener. Als ik die week niet zou beginnen, zou mijn kans verkeken zijn. Ik had gemengde gevoelens, vooral omdat Pa had gehoopt dat ik veel geld zou gaan verdienen! Ik vond dat hij een compensatie verdiende voor alles wat hij gedaan had om mij te helpen carrière te maken.

Dus sprak ik met Carl Park, onze presiderend opziener, die zelf musicus was en in de jaren twintig als violist bij het radiostation WBBR in New York had gespeeld. Ik legde uit dat als ik dit contract zou tekenen, ik mijn hele leven zonder financiële zorgen zou kunnen pionieren. „Ik kan je niet zeggen wat je moet doen,” zei hij, „maar ik kan je wel helpen tot een conclusie te komen.” Hij vroeg: „Zou je het doen als de apostel Paulus deze week onze gemeente bezocht?” Hij voegde eraan toe: „Wat denk je dat Jezus zou willen dat je deed?”

Dat was heel duidelijk, vond ik. Toen ik Pa vertelde dat ik besloten had om de baan in Las Vegas niet te nemen, zei hij dat ik zijn leven ruïneerde. Die avond wachtte hij me op met zijn revolver. Hij was van plan me te vermoorden maar viel in slaap, waarschijnlijk omdat hij te veel gedronken had. Vervolgens probeerde hij zichzelf in de garage te vergassen. Ik belde de ambulance, en hij kon gereanimeerd worden.

Vanwege Pa’s kwade buien waren velen in de gemeente bang voor hem, maar Roy Dowell, onze kringopziener, niet. Toen Roy hem ging opzoeken, vertelde Pa hem terloops dat ik een hele kleine overlevingskans had toen ik geboren werd. Pa had God toen beloofd dat hij me aan Zijn dienst zou opdragen als ik zou blijven leven. Roy vroeg hem of hij er ooit over nagedacht had dat God hem weleens aan die belofte zou kunnen houden. Pa was stomverbaasd. Vervolgens vroeg Roy hem: „Als de volletijddienst goed genoeg was voor Gods Zoon, waarom is het dan niet goed genoeg voor de uwe?” Daarop leek Pa zich neer te leggen bij mijn keus.

Ondertussen, in januari 1957, kwam Shirley Large samen met haar pionierspartner vanuit Canada enkele vrienden opzoeken. Ik leerde Shirley kennen toen ik met haar en haar partner van huis tot huis predikte. Kort daarna ging Shirley met me mee naar de Hollywood Bowl, waar ik met Pearl Bailey optrad.

Ik houd me aan mijn besluit

In september 1957 kreeg ik de toewijzing om als speciale pionier in de staat Iowa te gaan dienen. Toen ik Pa vertelde dat ik besloten had de toewijzing te aanvaarden, begon hij hevig te snikken. Hij kon mijn nieuwe kijk op wat echt belangrijk is, maar niet begrijpen. Ik reed naar Hollywood en verbrak al mijn contracten. Fred Waring, een bekende orkest- en koordirigent, was een van degenen die me onder contract hadden. Hij zei me dat ik niet meer als zanger zou kunnen werken als ik mijn overeenkomst niet nakwam. Dus legde ik hem uit dat ik met mijn zangcarrière stopte om mijn dienst voor Jehovah God uit te breiden.

Fred Waring luisterde respectvol terwijl ik mijn verhaal deed, en tot mijn verbazing antwoordde hij vriendelijk: „Jongen, ik vind het jammer dat je zo’n mooie carrière opgeeft. Maar ik zit heel mijn leven al in de muziek, en ik heb ontdekt dat er meer in het leven is dan muziek alleen. Ik wens je Gods zegen met wat je doet.” Ik weet nog dat ik naar huis reed met tranen van vreugde in mijn ogen omdat ik besefte dat ik nu vrij was om mijn leven in Jehovah’s dienst te gebruiken.

„Waar is je geloof?”

Ik ging met Joe Triff, mijn pionierspartner, in Strawberry Point (Iowa), een plaatsje met ongeveer 1200 inwoners, dienen. Shirley kwam langs en we hadden het over trouwen. Geen van ons beiden had spaargeld. Al het geld dat ik had verdiend, werd door mijn vader beheerd. Dus legde ik uit: „Ik wil graag met je trouwen, maar waar moeten we van leven? Het enige wat ik heb, is de toelage van $40 die ik elke maand als speciale pionier krijg.” Met haar gebruikelijke kalmte, directheid en nuchterheid zei ze: „Charles, waar is je geloof? Jezus zei dat als we eerst het Koninkrijk en zijn rechtvaardigheid zoeken, hij ons alle dingen zal toevoegen die we nodig hebben” (Mattheüs 6:33). Dat gaf de doorslag. We trouwden op 16 november 1957.

Ik had een bijbelstudie met een boer buiten Strawberry Point die in de bossen op zijn land een blokhut van vier bij vier meter had staan. Er was geen elektriciteit of stromend water en geen toilet. Maar als we wilden, konden we er gratis wonen. Het was primitief, maar we redeneerden dat we toch de hele dag in de velddienst waren en alleen een plek nodig hadden om te slapen.

Ik haalde water uit een dichtbij gelegen bron. We verwarmden de blokhut met een houtkachel en lazen bij het licht van een petroleumlamp; Shirley maakte eten op een petroleumkachel. Een oude wastobbe deed dienst als bad. ’s Nachts luisterden we naar de wolven, en we voelden ons heel gelukkig omdat we elkaar hadden en Jehovah samen konden dienen waar de behoefte aan christelijke bedienaren groter was. Bill en Sandra Malenfant, die nu op het internationale hoofdbureau in Brooklyn dienen, waren speciale pioniers in Decorah (Iowa), zo’n 100 kilometer verderop. Af en toe gingen ze een dagje met ons in de velddienst. Na verloop van tijd was er in Strawberry Point een kleine gemeente met zo’n 25 leden.

In de reizende dienst

In mei 1960 werden we uitgenodigd voor het kringwerk, de reizende dienst. Onze eerste kring was in North Carolina en omvatte de steden Raleigh, Greensboro en Durham en heel wat dorpen. Onze leefomstandigheden verbeterden, want we logeerden vaak bij gezinnen die elektriciteit hadden en soms zelfs een toilet binnen. De waarschuwingen van degenen die een buitentoilet hadden, waren echter niet geruststellend. Ze zeiden ons dat we moesten oppassen voor de gifslangen (koperkoppen en ratelslangen) op het pad!

Begin 1963 werden we overgeplaatst naar een kring in Florida, waar ik een ernstige vorm van pericarditis (ontsteking van het hartzakje) kreeg en bijna het leven liet. Waarschijnlijk zou dat ook gebeurd zijn als Bob en Ginny Mackey uit Tampa er niet waren geweest. * Ze brachten me naar hun arts en betaalden zelfs al onze rekeningen.

Mijn vroege opleiding komt van pas

In de zomer van 1963 werd ik uitgenodigd naar New York te komen in verband met een groot congres van Jehovah’s Getuigen dat daar zou worden gehouden. Ik ging met Milton Henschel, een woordvoerder voor Jehovah’s Getuigen, mee naar een radioprogramma dat gepresenteerd werd door Larry King, die nog steeds een bekende presentator van praatprogramma’s op tv is. Hij toonde veel respect en stelde na het programma ongeveer een uur lang vragen over ons werk.

Diezelfde zomer was Harold King, een zendeling die pas was vrijgelaten uit een gevangenis in het communistische China, te gast op het hoofdbureau van de Getuigen. Op een avond vertelde hij enkele van zijn ervaringen voor een publiek van zo’n 700 mensen en legde uit hoe zijn geloof door de ruim vier jaar van eenzame opsluiting versterkt was. In de gevangenis had hij liederen geschreven over thema’s die verband hielden met de bijbel en de christelijke bediening.

Op die gedenkwaardige avond zong ik samen met Audrey Knorr, Karl Klein en Fred Franz — een Getuige met een lange loopbaan die een goed geoefende tenorstem had — het lied „Van huis tot huis”, dat later is opgenomen in de zangbundel die door Jehovah’s Getuigen wordt gebruikt. Nathan Knorr, die toen de leiding had over het werk van de Getuigen, vroeg me of ik dat lied de week daarna op het ’Eeuwige goede nieuws’-congres in het Yankee-stadion wilde zingen, en dat deed ik.

Ervaringen in het reizende werk

Toen we in Chicago (Illinois) dienden, gebeurden er twee onvergetelijke dingen. Ten eerste zag Shirley op een kringvergadering Vera Stewart, die halverwege de jaren veertig haar en haar moeder getuigenis had gegeven. Shirley, die toen elf was, was heel enthousiast toen ze over Gods beloften in de bijbel hoorde. Ze had Vera gevraagd: „Denkt u dat ik in die nieuwe wereld kan leven?” Waarop Vera had geantwoord: „Ik zou niet weten waarom niet, Shirley.” Ze konden zich allebei nog exact de woorden herinneren. Vanaf die eerste ontmoeting met Vera wist Shirley dat ze Jehovah wilde dienen.

Ten tweede vroeg een Getuige of ik me nog kon herinneren dat er in de winter van 1958 opeens een zak aardappelen van 25 kilo op onze veranda lag. Nou en of! We vonden de zak toen we ons op een avond door een sneeuwstorm een weg naar huis hadden gebaand. Hoewel we niet wisten waar de zak vandaan kwam, zagen we dat uiteraard als een voorziening van Jehovah. We waren vijf dagen ingesneeuwd, maar we genoten van aardappelpannenkoeken, aardappelen in de schil, gebakken aardappelen, aardappelpuree en aardappelsoep! Ander voedsel hadden we niet. De Getuige kende ons niet en wist ook niet waar we woonden, maar hij had gehoord dat enkele pioniers in de buurt het moeilijk hadden. Iets, zo zei hij, had hem ertoe aangezet te informeren waar dat jonge echtpaar woonde. Boeren weten alles over hun buren, dus werd hem al snel de weg naar onze blokhut gewezen. De zak aardappelen had hij helemaal door de sneeuw meegedragen.

Dankbaar voor de keuzes die ik heb gemaakt

In 1993, na 33 jaar reizende dienst, was mijn gezondheid zo erg achteruitgegaan dat ik ermee moest stoppen. Shirley en ik werden aangesteld als speciale pioniers, maar we staan op de ziekenlijst. Hoewel ik het jammer vind dat ik niet meer de energie heb om het reizende werk te doen, ben ik blij dat ik mijn energie in de volletijddienst heb gebruikt.

Mijn drie broers hebben andere keuzes gemaakt. Ze hebben allemaal uiteindelijk besloten om materiële rijkdom na te streven, en momenteel dient geen van hen Jehovah. In 1958 werd Pa gedoopt. Hij en Ma hebben tientallen mensen geholpen Jehovah te leren kennen, hun leven aan Hem op te dragen en zich te laten dopen. Beiden zijn in 1999 overleden. Mijn beslissing om wereldse roem en rijkdom af te wijzen, heeft dus waarschijnlijk leven betekend voor zowel mijn vader als de velen met wie hij en mijn moeder de bijbelse waarheid hebben gedeeld. Vaak vraag ik me af: zou ik Jehovah zijn blijven dienen als ik andere keuzes had gemaakt?

Ongeveer vijf jaar nadat ik met het kringwerk gestopt was, verbeterde mijn gezondheid en kon ik mijn bediening uitbreiden. Ik dien nu als presiderend opziener van een gemeente in Desert Hot Springs (Californië). Ik heb ook het voorrecht vervangend kringopziener te zijn, in speciale comités te zitten en nu en dan les te geven op de Pioniersschool.

Tot op de dag van vandaag is Shirley mijn beste maatje. Ik geniet nog steeds van haar gezelschap. We hebben geregeld stimulerende, geestelijke gesprekken en we zijn allebei even enthousiast over de bijbelse waarheden waarover we praten. Ik ben haar nog steeds dankbaar dat ze me 47 jaar geleden op kalme toon vroeg: „Charles, waar is je geloof?” Als jonge christelijke echtparen elkaar dezelfde vraag zouden stellen, denk ik dat velen meer de vreugde en zegeningen zouden kunnen ervaren die wij in de volletijddienst hebben gehad.

[Voetnoten]

^ ¶11 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen; nu niet meer leverbaar.

^ ¶11 John Sinutko is tot aan zijn dood in 1996 op de leeftijd van 92 jaar een getrouwe Getuige van Jehovah gebleven.

^ ¶32 In de uitgave van Ontwaakt! van 22 juni 1975, blz. 12-16, vertelt Bob Mackey zijn verhaal van de strijd die hij tegen verlamming voerde.

[Illustratie op blz. 20]

Oom John in 1935, het jaar dat hij werd gedoopt

[Illustratie op blz. 22]

Onze blokhut

[Illustratie op blz. 23]

Een foto van mijn ouders in 1975. Ze zijn tot hun dood getrouw gebleven

[Illustratie op blz. 23]

Shirley en ik nu