Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het leven in het circus

Het leven in het circus

Het leven in het circus

VERTELD DOOR JOHN SMALLEY

„Hooggeëerd publiek, welkom bij de ’Greatest show on earth’!” Voor de meeste mensen betekenen die woorden van de spreekstalmeester het begin van een spannende voorstelling met dieren, clowns en acrobaten. Maar voor ons gezin betekenden ze dat we weer aan het werk gingen in het Ringling Brothers and Barnum & Bailey Circus.

IK BEN in 1951 geboren. Je zou kunnen zeggen dat ik geboren ben met ’zaagsel in mijn schoenen’, waarmee gedoeld wordt op het zaagsel dat in de grote circustenten op de grond wordt gestrooid. Vanaf het moment dat mijn broertje en ik konden lopen, waren we bij een of ander aspect van het circusleven betrokken.

Mijn ouders, Harry en Beatriz, sloten zich voor mijn geboorte bij het Clyde Beatty Circus aan. Mijn moeder was zangeres en zong Spaanse liedjes in traditioneel Mexicaanse kleding. Als musicus had mijn vader tijdens de Eerste Wereldoorlog samen met de bandleider en componist John Philip Sousa gespeeld. In de jaren vijftig werd mijn vader, misschien vanwege zijn achtergrond met Sousa, ingehuurd om tuba te spelen in de beroemde Ringling Brothers Band.

In de loop der jaren werkten we bij diverse circussen, en uiteindelijk sloten we ons aan bij het Al G. Kelly & Miller Brothers Circus, dat eveneens heel bekend was geworden in de Verenigde Staten. Dit circus had drie grote tenten. In één daarvan waren leeuwen, tijgers, olifanten, hyena’s en andere exotische dieren te zien.

De tweede tent noemden we de ’sideshow’; daar traden gewoonlijk een degenslikker, de zogenoemde halfman-halfvrouw, dwergen, een reus en andere mensen met ongewone uiterlijke kenmerken op. Leven met mensen die anders waren, was goed voor onze ontwikkeling. Sommigen dreven de spot met hen, maar voor ons waren ze familie. We werkten, aten en leefden het grootste deel van het jaar met hen.

De derde tent was de ’big top’, die bestond uit drie pistes, waarin simultaan acts werden opgevoerd. De middelste piste was gewoonlijk voor de gevaarlijkste en fascinerendste acts.

Een dag in het circus

Mijn broer en ik waren al vanaf heel jonge leeftijd acrobaat. We deden ook mee aan de Wild West Show, waarin we indianenjongetjes speelden. Een indianenfamilie van de Choctaw-stam die in de show optrad, leerde ons indianendansen op te voeren.

Onze dag begon meestal rond zes uur ’s morgens. We begonnen dan alles klaar te maken om naar de volgende plaats te vertrekken. Alle artiesten hielpen mee met het afbreken, vervoeren en weer opzetten van het circus. Mijn vader was bijvoorbeeld musicus, maar hij reed ook een grote vrachtwagen beladen met zeven olifanten. Soms reden mijn moeder, mijn broer en ik met hem mee in zijn vrachtwagen.

We reisden meestal elke dag naar een nieuwe lokatie en gaven twee voorstellingen per dag. De zondag was een uitzondering, want dan hadden we alleen een matinee en konden we in de avond met het gezin wat uitrusten. Mijn vader deed die dag altijd iets speciaals met het gezin, bijvoorbeeld een uitstapje naar de stad om een milkshake te halen of een avondje naar de drive-inbioscoop.

Het circus opzetten was veel werk. Zelfs de olifanten hielpen mee. Hoe dan? Ze werden opgetuigd om de lange palen voor de drie tenten te trekken. Eén uiteinde van de paal werd in een tentring gestoken, waarna een olifant het andere uiteinde voorttrok tot de paal overeind stond. Als alle palen overeind stonden en de generatoren voor de lichten geïnstalleerd waren, maakten we ons klaar voor de middagvoorstelling.

Nieuwe kunsten leren

Tussen de middag- en avondvoorstelling in leerden de vele kinderen in het circus salto’s maken, koorddansen, jongleren en aan een trapeze zwaaien. Onze leraren waren veteranen in het vak die gewoonlijk uit families kwamen die al generaties lang in het circus werkten. Ik herinner me nog de Italiaanse artiest die me mijn eerste salto leerde maken. Ik was toen ongeveer vier jaar. In het begin deed hij me een veiligheidsgordel om; daarna gebruikte hij alleen zijn handen om me te ondersteunen terwijl hij naast me rende. Uiteindelijk haalde hij zijn handen weg en deed ik het helemaal alleen.

Het enige ongeluk dat ik ooit gehad heb, was tijdens de grote parade in de piste van de big top. Mijn broer en ik liepen achter een clown met twee apen en vóór een kudde olifanten. Terwijl ik wild met mijn armen liep te zwaaien, moet ik een van de apen aan het schrikken gemaakt hebben, want hij pakte mijn hand en beet er hard in. Gelukkig is de wond niet geïnfecteerd geraakt, maar ik heb nog altijd een vaag litteken op mijn linkerhand — een goede herinnering om altijd voorzichtig te zijn als je met wilde dieren omgaat, hoe schattig en tam ze misschien ook lijken.

Ik leer waardevolle lessen

Het circusleven had geen negatieve invloed op ons gezinsleven. Mijn ouders namen altijd de tijd om ons normen en waarden bij te brengen. Ik weet nog dat mijn vader me een keer op schoot nam en me de raad gaf niet bevooroordeeld te zijn tegenover mensen van een ander ras of met een andere achtergrond. Dat was een waardevolle les omdat ik niet alleen samenleefde met mensen die op lichamelijk gebied anders waren, maar ook met mensen van verschillende nationaliteiten.

Ook mijn moeder had een goede invloed op ons. Soms was de big top helemaal gevuld met toeschouwers; andere keren waren er maar weinig mensen. Mijn moeder zei altijd tegen ons: „Jullie treden op voor de bewondering van het publiek (waarbij ze in haar handen klapte), en niet voor het geld. Of er nu honderden mensen zijn of maar een paar, doe altijd je best.” Die woorden ben ik nooit vergeten. Het was haar manier om duidelijk te maken dat we persoonlijke belangstelling moesten hebben voor de mensen die kwamen kijken, of het er nu veel of weinig waren.

Naast onze optredens moesten mijn broer en ik helpen met opruimen na de shows; we moesten afval oprapen dat in de circustent lag. Dat was goed voor onze vorming.

Van april tot september was het circus op reis, dus konden we niet zoals anderen naar school. Ons winterverblijf was in Hugo (Oklahoma). Daar gingen we zo’n vijf maanden naar school. Ook andere circussen brachten de winter in Hugo door, dus waren er veel kinderen in dezelfde omstandigheden. Het schoolsysteem van de stad voorzag in een speciaal programma dat aan onze situatie aangepast was.

De dag die ons leven veranderde

Op 16 september 1960 werd mijn vader rond vijf uur ’s morgens wakker en begon alles klaar te maken voor de reis. Juist die ochtend besloot mijn moeder dat we niet met mijn vader in de olifantenvrachtwagen zouden meerijden, maar met de rest van het circus mee zouden gaan.

Toen we op het circusterrein aankwamen, begonnen mijn broer en ik de nieuwe omgeving te verkennen. Opeens hoorden we iemand schreeuwen: „Er is een ernstig ongeluk gebeurd. Smalley en de spreekstalmeester hebben het niet overleefd.” Uiteraard was mijn eerste reactie: ’Dit kan niet waar zijn. Het is vast een misverstand.’ Later besefte ik dat mijn moeder al naar de plaats van het ongeluk was gegaan. Daar, op een weg in de buurt van Placerville (Californië), had mijn vader bergaf gereden toen de remmen het blijkbaar hadden begeven. Kennelijk was de vrachtwagen met oplegger door het gewicht van de olifanten gaan scharen. De grote benzinetank van de vrachtwagen was samengedrukt en geëxplodeerd. Mijn vader en de spreekstalmeester, die met hem meereed, waren op slag dood. Ik was er kapot van. Mijn vader en ik waren heel close. We waren echte vrienden.

Nadat Pa in zijn geboorteplaats Rich Hill (Missouri) was begraven, gingen we terug naar ons winterverblijf in Hugo, terwijl ons circus de reis vervolgde tot het seizoen beëindigd was. Ondertussen gingen mijn broer en ik naar school en volgden het normale programma. Dat was een nieuwe ervaring. Toch keken we er al enthousiast naar uit om het volgende seizoen weer met de Kelly Miller Show te gaan reizen. Maar ons leven nam een interessante wending.

De bijbel komt in ons leven

Toen ik op een dag thuiskwam van school stelde mijn moeder me voor aan een dame die met ons de bijbel kwam bestuderen. Ze heette Jimmie Brown en was een van Jehovah’s Getuigen. De bijbel bestuderen was wel het laatste waar ik zin in had. Ik wilde terug naar het circus om trapezewerker te worden, iets waar ik al jaren van droomde. Mijn broer en ik hadden zelfs een geïmproviseerde trapeze tussen twee bomen gemaakt om te oefenen. Toch begonnen we allemaal de bijbel te bestuderen en in Hugo vergaderingen bij te wonen met een geïsoleerde groep van slechts acht Getuigen. Na verloop van tijd besloot mijn moeder het circusleven de rug toe te keren en zich te concentreren op haar studie van de bijbel. Met tranen in mijn ogen ging ik met haar beslissing akkoord. Ik had het vooral moeilijk als leden van onze circusfamilie langskwamen en zich afvroegen waarom we niet meer bij het circus waren.

Ik had nooit iets anders dan het circusleven gekend. Een tijdje had ik het gevoel dat we Pa in de steek lieten. Maar ironisch genoeg was zijn dood ook de reden waarom ik de bijbel bestudeerde, want de hoop op de opstanding was een van mijn sterkste motivaties. Die hoop is nog altijd heel levendig. Ik wil een van de eersten zijn die mijn vader verwelkomt als hij terugkomt in het beloofde paradijs op aarde. — Openbaring 20:12-14.

Een Getuige-echtpaar, de familie Reeder, hielp ons inzien dat Jehovah’s organisatie een grote familie vormt. En dat bleek inderdaad zo te zijn! De kleine groep Getuigen van Jehovah werd een gemeente, met een aantal gezinnen die Jehovah samen aanbaden. En dan waren er nog Robert en Carol Engelhardt, een echtpaar dat me als hun geestelijke zoon adopteerde. Ze gaven me tijdens mijn tienerjaren op een liefdevolle maar ferme manier raad en leiding.

Die liefde van rijpe christenen vulde een grote leegte in ons leven. En op diverse manieren is dat heel mijn leven als christen zo geweest. In de loop van de tijd heb ik zowel in Oklahoma als in Texas gewoond, en in elke gemeente heb ik veel lieve broeders en zusters ontmoet. Sommige oudere broeders gaven me vaderlijke leiding en aanmoediging. Ze werden echt mijn geestelijke vaders.

Ik ga weer reizen

Nog maar enkele jaren geleden is mijn moeder overleden. Tot die tijd is ze een ijverige student van de bijbel en een getrouwe christen gebleven. Ik weet dat ze heel blij zal zijn als God zijn loyalen uit de herinneringsgraven terugbrengt. Terwijl ik verlangend uitzie naar die dag, vind ik troost in het feit dat ik door Jehovah’s organisatie in veel verschillende opzichten een familie heb gekregen.

Ik voelde me bijzonder gezegend toen ik onder Gods volk mijn vrouw, Edna, vond. Na ons huwelijk regelden we het zo dat we fulltime konden deelnemen aan het bijbelse onderwijzingswerk. Om in ons levensonderhoud te voorzien, werkte ik als leerling-verslaggever bij een televisieomroep. Ik had geen ervaring of opleiding op dat gebied, maar door de opleiding als bijbelonderwijzer die ik in de gemeente van Jehovah’s Getuigen had gekregen, kwam ik in aanmerking voor de baan. Uiteindelijk werd ik nieuwsredacteur bij een radiostation. Maar het was nooit mijn doel om bekendheid in de media te verwerven. In plaats daarvan stelden Edna en ik ons beschikbaar om de bijbelse waarheid te onderwijzen waar dat maar nodig was.

In 1987 werd me gevraagd kringopziener te worden, een vrijwilliger die gemeenten van Jehovah’s Getuigen bezoekt. Als reizende ouderling bezoek ik elke week een andere gemeente om mijn broeders en zusters aan te moedigen en op te leiden in ons bijbelse onderwijzingswerk. Nu is mijn familie geestelijk gesproken zelfs nog groter. Hoewel mijn vrouw en ik zelf nooit kinderen hebben gekregen, hebben we in Jehovah’s organisatie veel geestelijke zoons en dochters.

Het is eigenlijk een wonderlijk toeval dat ik na zoveel jaren nog altijd van plaats naar plaats reis. Ik ben overgestapt van het reizende circus naar de reizende dienst! Af en toe vraag ik me af of ik het goed zou hebben gedaan aan de trapeze. Zou ik mijn kinderdroom hebben waargemaakt door de drievoudige salto onder de knie te krijgen? Maar die gedachten ebben al snel weg als ik denk aan Gods belofte van een paradijs hier op aarde. — Openbaring 21:4.

Het is waar dat ik geboren ben met ’zaagsel in mijn schoenen’. Maar dan moet ik denken aan wat de bijbel zegt: „Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die goed nieuws over goede dingen bekendmaken!” (Romeinen 10:15) Het voorrecht om mensen te helpen God te leren kennen, is groter dan alles wat ik als circusartiest had kunnen bereiken. Jehovah’s zegen heeft mijn leven voldoening gegeven!

[Illustraties op blz. 19]

Enkele leden van onze circusfamilie, en mijn vader met zijn tuba

[Illustratie op blz. 21]

Met Edna nu