Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hoe moeten we met ouderen omgaan?

Hoe moeten we met ouderen omgaan?

De zienswijze van de bijbel

Hoe moeten we met ouderen omgaan?

TIJDENS de zomer van 2003 stierven er in heel Europa duizenden mensen als gevolg van een van de ergste hittegolven die het continent de afgelopen zestig jaar hebben getroffen. De meeste doden waren ouderen. Sommigen waren alleen achtergelaten door familieleden die op vakantie gingen. Weer anderen waren naar verluidt verwaarloosd of over het hoofd gezien door het overwerkte personeel van ziekenhuizen en verpleeghuizen. De krant Le Parisien berichtte dat alleen al in Parijs 450 lichamen niet werden opgevraagd door familie. „In wat voor omstandigheden leven we dat we niet meer aan onze vaders, moeders en grootouders denken?”, vroeg de krant, doelend op de situatie van degenen die alleen en naamloos waren gestorven.

In een wereld waarin het aantal mensen van 65 jaar en ouder in een ongekend tempo van 795.000 per maand groeit, is aandacht voor de behoeften van ouderen een van de belangrijkste zorgen van deze tijd geworden. „De mondiale vergrijzing vindt plaats in een tempo dat nog nooit is voorgekomen, en we moeten goed in de gaten houden hoe landen op de uitdagingen en mogelijkheden van het ouder worden reageren”, zei Nancy Gordon, hoofd van de afdeling demografie van het Amerikaanse Bureau voor de Statistiek.

Onze Schepper heeft ook belangstelling voor ouderen. Zijn Woord, de bijbel, schrijft ons zelfs voor hoe we met hen dienen om te gaan.

Respect voor ouderen

De Wet die God aan Mozes gaf, moedigde tot respect voor ouderen aan. In de Wet stond: „Voor het grijze haar dient gij op te staan, en gij moet de persoon van een oud man consideratie betonen” (Leviticus 19:32). Er werd van gehoorzame aanbidders van God verwacht dat ze voor ouderen ’opstonden’ (1) als een teken van respect voor de oudere persoon en (2) als bewijs van hun eerbiedige vrees voor God. Op die manier moesten de ouderen worden geëerd en als waardevolle personen worden bezien. — Spreuken 16:31; 23:22.

Hoewel christenen in deze tijd niet onder de Mozaïsche wet staan, blijkt uit de beginselen die erin staan hoe Jehovah over bepaalde dingen denkt en wat hij het belangrijkst vindt, en dat laat er geen twijfel over bestaan dat ouderen bij hem in hoog aanzien staan. De leden van de eerste-eeuwse christelijke gemeente begrepen deze beginselen. Vroege bewijzen daarvan staan in het bijbelboek Handelingen opgetekend. Onder de christenen in Jeruzalem in die tijd waren enkele behoeftige weduwen. Ongetwijfeld waren een aantal van hen ouderen. De apostelen stelden zeven „goed bekendstaande mannen” aan om ervoor te zorgen dat deze vrouwen op een ordelijke wijze hun dagelijkse voedsel kregen, en ze beschouwden die speciale zorg als een „noodzakelijke aangelegenheid” van de gemeente. — Handelingen 6:1-7.

De apostel Paulus paste het beginsel om ’voor het grijze haar op te staan’ toe op de christelijke gemeente. Hij zei tegen de jongere christelijke opziener Timotheüs: „Kritiseer een oudere man niet streng. Integendeel, spreek hem met aandrang toe als een vader, . . . oudere vrouwen als moeders” (1 Timotheüs 5:1, 2). Hoewel de jonge Timotheüs een mate van autoriteit over oudere christenen had, mocht hij een oudere man niet kleineren. In plaats daarvan moest hij hem met respect behandelen als een vader. En hij moest soortgelijke eer betonen aan oudere vrouwen in de gemeente. In feite spoorde de apostel Paulus Timotheüs — en bij uitbreiding alle leden van de christelijke gemeente — aan om ’voor het grijze haar op te staan’.

Natuurlijk hebben godvrezende mensen geen wetten nodig om ouderen met waardigheid en respect te behandelen. Denk maar aan het bijbelse voorbeeld van Jozef, die kosten nog moeite spaarde om zijn bejaarde vader naar Egypte te halen, waardoor hij voorkwam dat de 130-jarige Jakob het slachtoffer werd van een grote hongersnood. Toen Jozef zijn vader voor het eerst in meer dan twintig jaar zag, „viel hij hem dadelijk om de hals en barstte aan zijn hals in tranen uit, telkens en telkens weer” (Genesis 46:29). Lang voordat het in Israël een voorschrift werd om ouderen met medegevoel en diep respect te behandelen, gaf Jozef er blijk van Gods zienswijze te bezitten.

Jezus zelf toonde tijdens zijn bediening dat hij begaan was met ouderen. Hij sprak een krachtig oordeel uit over de religieuze leiders die het geoorloofd vonden hun bejaarde ouders te verwaarlozen ter wille van hun religieuze overleveringen (Mattheüs 15:3-9). Jezus zorgde ook liefdevol voor zijn eigen moeder. Terwijl hij aan de martelpaal ondraaglijke pijnen leed, vertrouwde hij de zorg voor zijn bejaarde moeder aan zijn geliefde apostel Johannes toe. — Johannes 19:26, 27.

God laat zijn loyalen niet in de steek

De psalmist bad: „Werp mij niet weg ten tijde van de ouderdom; verlaat mij niet juist wanneer mijn kracht het begeeft” (Psalm 71:9). God werpt zijn getrouwe dienstknechten niet weg, ook al vinden ze zelf misschien dat ze van geen enkel nut meer zijn. De psalmist voelde zich niet in de steek gelaten door Jehovah; in plaats daarvan erkende hij dat hij zich naarmate hij ouder werd steeds meer op zijn Maker moest verlaten. Jehovah beantwoordt die loyaliteit door zijn dienstknechten hun leven lang te steunen (Psalm 18:25). Vaak komt die steun via medechristenen.

Gezien het bovenstaande is het duidelijk dat iedereen die God wil eren ook ouderen moet eren. Ouderen zijn inderdaad kostbaar in de ogen van onze Schepper. Laten we als schepselen die naar zijn beeld zijn gemaakt altijd Gods kijk op „grijsheid” weerspiegelen. — Psalm 71:18.

[Illustratie op blz. 23]

Christenen behandelen ouderen met eer en respect