Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Weet u dat?

Weet u dat?

Weet u dat?

(De antwoorden van deze quiz zijn te vinden in de vermelde bijbelteksten, en de volledige lijst met antwoorden staat op bladzijde 19. Raadpleeg voor aanvullende informatie de publicatie „Inzicht in de Schrift”, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.)

1. Naar welke stad waren Jezus’ discipelen met een boot onderweg toen ze Jezus over de zee zagen lopen? (Markus 6:45-49)

2. Welke naam gaf Jezus aan Simon, de zoon van Johannes? (Johannes 1:42)

3. Wat moet iemand die onder zijn broeders de eerste wil zijn, voor hen worden? (Markus 10:44)

4. Welke Chaldeeuwse stad moest Abram van Jehovah verlaten? (Genesis 11:31; 12:1)

5. Waarom werd het zoeken van voortekens in Gods Wet aan Israël veroordeeld? (Deuteronomium 18:10-13)

6. Welke zegeningen zouden christenen volgens Jezus ontvangen als ze de armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden voor een feestmaal uitnodigden? (Lukas 14:13, 14)

7. Als iemand sterft, wat vergaat er dan met hem? (Prediker 9:6)

8. Hoe verschilt Jehovah’s manier om de tijd te berekenen van die van ons? (2 Petrus 3:8)

9. Wat kunnen christenen bereiken door hun waarnemingsvermogen te oefenen? (Hebreeën 5:14)

10. Waarom sloeg Bileam zijn ezelin? (Numeri 22:22-25)

11. Welk kledingstuk dat op een schort leek, werd door de hogepriester over zijn blauwe schoudermantel gedragen? (Exodus 28:4, 31)

12. Wat was de tweede stad die de Israëlieten tijdens hun invasie in Kanaän veroverden? (Jozua 8:18, 19)

13. Naar welke van alle weduwen die er in Elia’s tijd waren, werd hij volgens Jezus gezonden? (Lukas 4:26)

14. Welk beginsel onderwees Jezus in verband met het omgaan met personen die ons haten? (Mattheüs 5:44)

15. Wat had Salomo’s moeder voor hem gevlochten op de dag van zijn huwelijk? (Hooglied 3:11)

16. Waarom winnen volgens Salomo’s woorden niet altijd de snellen de wedloop? (Prediker 9:11)

17. Hoe heten de twee zoons van Jozef, van wie twee stammen van Israël afstamden? (Genesis 41:50-52)

18. Hoe lang was Jakob een inwonende vreemdeling geweest, volgens dat wat hij Farao vertelde? (Genesis 47:7-9)

19. Wat deed Jezus met zijn discipelen op de avond voordat hij stierf? (Lukas 22:20)

20. Hoe heette de verlamde man die acht jaar op zijn draagbed had gelegen en door Petrus werd genezen? (Handelingen 9:33, 34)

21. Wie werd ’de moeder van eenieder die leeft’ genoemd? (Genesis 3:20)

Antwoorden van de quiz

1. Bethsaïda

2. Cefas

3. Hun slaaf

4. Ur

5. Het is een vorm van waarzeggerij en het is verfoeilijk voor Jehovah

6. Ze zouden gelukkig zijn en door God beloond worden omdat er niets terugverwacht wordt

7. Zijn liefde, zijn haat en zijn jaloezie

8. Bij Jehovah is duizend jaar als één dag

9. Rijpheid, het vermogen om goed van kwaad te onderscheiden

10. Omdat de ezelin, die zag dat Gods engel de weg blokkeerde, naar het veld probeerde uit te wijken

11. De efod

12. Ai

13. De weduwe van „Sarfath, in het land van Sidon”

14. ’Heb uw vijanden lief’

15. Een krans

16. Vanwege „tijd en onvoorziene gebeurtenissen”

17. Manasse en Efraïm

18. 130 jaar

19. Hij gebruikte een avondmaal

20. Eneas

21. Eva