Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wie is ’de oude dame van Threadneedle Street’?

Wie is ’de oude dame van Threadneedle Street’?

Wie is ’de oude dame van Threadneedle Street’?

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN GROOT-BRITTANNIË

HAAR statige residentie is omgeven met enorme, raamloze muren. De ingangen worden bewaakt door poortwachters die prachtige roze jacquets, rode vesten en zwarte hoge hoeden dragen. Camera’s houden discreet haar bezoekers in de gaten. Wie is ’de oude dame van Threadneedle Street’, en waarom moet ze zo zwaar bewaakt worden?

De ’oude dame’ is een van de grootste financiële instellingen ter wereld: de Bank of England. Maar hoe komt de bank aan die vreemde naam? Threadneedle Street (Naainaaldenstraat) ligt in een deel van Londen waar ooit veel ambachtsgilden floreerden, en de naam komt waarschijnlijk van de drie naalden in het wapen van de naaldenmakers. Ongeveer honderd jaar na de oprichting van de bank noemde de politicus en toneelschrijver Richard Sheridan haar in het parlement „een oudere dame in de stad met een goede reputatie en lange historie”. De karikaturist James Gillray haakte snel op dit idee in en vanaf die tijd stond de bank alom bekend als de oude dame van Threadneedle Street.

Behoefte aan een nationale bank

In de zeventiende eeuw werden vrijwel alle bankzaken in Londen door goudsmeden gedaan. Die regeling functioneerde redelijk goed totdat er door de koningen uit de Stuartdynastie geldbedragen werden geleend die niet werden terugbetaald. Toonaangevende goudsmidbankiers gingen uiteindelijk failliet en de regering kreeg wanhopig behoefte aan geld om de oorlog met Frankrijk te financieren.

Na de troonsbestijging van Willem III en Maria II (Stuart) in 1689 klonk er een dringende roep om een nationale bank die zou optreden als bankier en fondsenwerver van de regering. Uit diverse ingediende voorstellen accepteerde het parlement ondanks sterke weerstand uiteindelijk het voorstel van de Schotse koopman William Paterson. De burgers van Londen werd gevraagd geldsommen uit te lenen die in totaal, naar men hoopte, uit zouden komen op een bedrag van 1,2 miljoen pond. Als tegenprestatie zou de regering de intekenaars 8 procent rente betalen en hen laten participeren in de vennootschap Governor and Company of the Bank of England. In veertien dagen tijd was het geld binnen en in 1694 begon de Bank of England zaken te doen.

Veertig jaar later verhuisde de bank naar een pand aan Threadneedle Street. Het huidige gebouw, dat uit de jaren dertig dateert, telt zeven verdiepingen en heeft enorme, diep onder de grond gelegen kluizen. Het beslaat een heel blok van 1,2 hectare.

Ups en downs

In het begin kregen klanten die hun ponden, shillings en penny’s kwamen storten een handgeschreven kwitantie op bankpapier. Die biljetten konden door iemand die ze voor betaling aanbood weer voor goud of munten worden ingewisseld. Als iedereen tegelijkertijd zijn geld opvroeg, zou de bank uiteraard het risico lopen failliet te gaan. Een paar keer ging het maar net goed. Bijvoorbeeld in 1797, toen het land door oorlog met Frankrijk weer bijna failliet ging. Investeerders namen in paniek hun spaartegoeden op waardoor de voorraad contant geld van de bank op raakte. Het gevolg was dat in de daaropvolgende 24 jaar in plaats van goud, biljetten in kleine coupures moesten worden uitgegeven. Tijdens deze ’restrictieperiode’ kreeg de bank haar bijnaam van oude dame van Threadneedle Street. De haastig gefabriceerde bankbiljetten waren voor valsemunters erg verleidelijk, maar de straf in die dagen was zwaar. Ruim driehonderd mensen werden opgehangen wegens vervalsing.

De bank kroop ook in een ander opzicht door het oog van de naald. In 1780 probeerden een aantal oproerkraaiers het gebouw te bestormen. Sindsdien patrouilleerde er elke avond, tot 1973, een detachement soldaten om de nationale goudvoorraad te bewaken.

In de negentiende eeuw werden het Britse pond en de bankbiljetten van de Bank of England de sterkste munt ter wereld. Maar de Eerste Wereldoorlog bracht daar verandering in. De hoge kosten van de strijd brachten het land zware schade toe. Er waren zo veel investeerders die zich verdrongen om hun bankbiljetten tegen goud in te wisselen, dat er al gauw geen gouden munten meer waren. Die munten werden vervangen door bankbiljetten in kleine coupures. Gouden munten voor dagelijks gebruik waren voorgoed verleden tijd. In 1931 stapte Groot-Brittannië helemaal af van de gouden standaard, wat inhield dat de waarde van het pond sterling niet langer gekoppeld was aan een vaste hoeveelheid goud.

De bank was in haar geschiedenis altijd een particuliere vennootschap geweest, maar in 1946 werd ze overgenomen door de regering.

De oude dame is nog altijd even actief

De Bank of England is een centrale bank. Ze fungeert als de bankier van de regering, adviseert haar over financieel beleid en houdt de munt zo stabiel mogelijk door juiste rentepercentages vast te stellen. Haar andere klanten zijn algemene banken en centrale banken van andere landen. In haar onderaardse kluizen wordt de nationale goudreserve bewaakt. Buiten Londen, op een andere veilige plek, houdt de bank toezicht op het drukken van nieuwe bankbiljetten.

De City (het financiële centrum van Londen), gelegen vlak bij het middelpunt van de tijdzones van de wereld, slaapt nooit. In die City speelt de bank een belangrijke rol. Wat zich binnen deze raamloze muren afspeelt, is van invloed op de rest van de financiële wereld. Ja, de oude dame van Threadneedle Street is nog altijd even actief en heeft de financiële touwtjes van het land strak in handen.

[Illustratie op blz. 24]

Het eerste octrooi van de bank (1694)

[Illustratie op blz. 24]

Handgeschreven biljet van £5 (1793)

[Illustratie op blz. 24]

Threadneedle Street (1794)

[Illustratie op blz. 24]

Gouden soeverein van £1 (1911)

[Illustratie op blz. 24]

Deel van de eerste cartoon van James Gillray (1797)

[Illustratie op blz. 25]

Tienshillingbiljet (1928)

[Illustratie op blz. 25]

Het huidige gebouw uit 1939