Kruiswoordpuzzel
Kruiswoordpuzzel
Horizontaal
1. Dit behoorde tot de dingen waarnaar de klagende Israëlieten in de woestijn verlangden (Numeri 11:5)
5. Bij een arme weduwe in Sarfath raakte de voorraad hiervan door een wonder niet op (1 Koningen 17:9, 16)
9. Deze werd naar Gods beeld geschapen (Genesis 1:27)
11. Paulus vluchtte uit deze stad omdat men hem wilde stenigen, maar keerde hier later terug (Handelingen 14:1-23)
12. Jesaja illustreert de troosteloze toestand waarin Jeruzalem zich in Jehovah’s ogen bevond, door de stad hiermee te vergelijken (Jesaja 1:8)
13. Semitische uitdrukking die „word geopend” betekent en die Jezus gebruikte toen hij een dove man genas (Markus 7:32-34)
14. Een van Jobs drie metgezellen (Job 2:11)
16. Verblijf of schuilplaats van een cobra (Jesaja 11:8)
17. Een van de vijf dochters van Zelafead uit de stam Manasse (Numeri 26:33)
19. Zijn naam betekent „Tegenstrever” (Zacharia 3:1)
22. Een soort gomhars die werd gebruikt om lichamen te balsemen ter voorbereiding op de begrafenis (Johannes 19:39, 40)
25. Een zoon van Jakob wiens naam „Goed fortuin” betekent (Genesis 30:11)
27. Betrekkelijk voornaamwoord (Genesis 1:7)
28. Simson ving driehonderd vossen en bond er telkens twee aan elkaar vast met dit tussen hun staarten, om de velden van de Filistijnen in brand te steken (Rechters 15:4, 5)
30. Dit moest betaald worden voor de 273 eerstgeborenen van de zonen van Israël die er meer waren dan levieten (Numeri 3:46, 47)
31. Een maat voor droge waren die gelijk was aan tien gomer (Exodus 16:36)
32. Door middel hiervan liet Jezus Ananias weten dat hij op zoek moest gaan naar Saulus (Handelingen 9:10, 11)
33. De meest gebruikte titel in de bijbel (Daniël 11:36-39)
34. Deze wordt nooit onder een korenmaat of bed gezet (Markus 4:21)
35. Hiermee werd de schacht van Goliaths speer vergeleken (1 Samuël 17:4, 7)
Verticaal
1. De kleding van Johannes de Doper was hiervan gemaakt (Mattheüs 3:4)
2. „Hij die naar de wolken ziet, zal niet . . .” (Prediker 11:4)
3. De enige profeet van de ongeveer vierhonderd die de waarheid sprak tegen koning Achab over zijn militaire campagne tegen de Syriërs (1 Koningen 22:13)
4. Strijders op een strijdwagen (2 Koningen 13:14)
6. Een profeet die kaal was (2 Koningen 2:22, 23)
7. Jezus wordt vaak met dit dier geïdentificeerd (Johannes 1:29)
8. Een volk dat in de tijd van de patriarchen het gebergte Seïr bewoonde (Genesis 36:30)
10. Nakomelingen van engelen en mensen (Genesis 6:4)
15. Dit blies Jehovah in de neusgaten van Adam om hem tot leven te brengen (Genesis 2:7)
18. Het lichaamsdeel dat Petrus bij Malchus afsloeg (Johannes 18:10, 26)
20. Judese koning die uittrok tegen een Ethiopisch leger van een miljoen man (2 Kronieken 14:9, 10)
21. Tegenovergestelde van hoogmoedig (Spreuken 29:23)
23. Paulus moedigde welgestelde christenen aan om hun hoop niet hierop te vestigen (1 Timotheüs 6:17-19)
24. De ongezuurde broden, die de Israëlieten tijdens het Pascha aten, werden „het brood der . . .” genoemd (Deuteronomium 16:3)
25. Een van Paulus’ brieven was aan de gemeenten van deze Romeinse provincie gericht
26. Dit ging de aarde voortbrengen toen Adam en zijn nakomelingen de door God vervloekte aardbodem gingen bebouwen (Genesis 3:17, 18)
29. Plant die als afbeelding van een bittere ervaring wordt gebruikt (Klaagliederen 3:15)
32. Jehovah maakte hiervan lange kleren voor Adam en Eva (Genesis 3:21)
Oplossing op blz. 13
Oplossing horizontaal
1. KOMKOMMERS
5. MEEL
9. MAN
11. IKONIUM
12. HUT
13. EFFATHA
14. ELIFAZ
16. HOL
17. NOA
19. SATAN
22. MIRRE
25. GAD
27. DIE
28. FAKKEL
30. LOSPRIJS
31. EFA
32. VISIOEN
33. GOD
34. LAMP
35. WEVERSBOOM
Oplossing verticaal
1. KAMEELHAAR
2. OOGSTEN
3. MICHAJA
4. RUITERS
6. ELISA
7. LAM
8. HORIET
10. NEFILIM
15. LEVENSADEM
18. OOR
20. ASA
21. NEDERIG
23. RIJKDOM
24. ELLENDE
25. GALATIË
26. DISTELS
29. ALSEM
32. VEL