Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Steenkool — Zwarte stenen uit een donker gat

Steenkool — Zwarte stenen uit een donker gat

Steenkool Zwarte stenen uit een donker gat

Door een Ontwaakt!-medewerker in Australië

„DONKER — je weet pas wat het is als je onder in een mijnschacht bent geweest”, roept mijn vriend Bernie boven het lawaai van de machines uit. Terwijl ik naar het gapende gat voor me staar, vraag ik me af of ik wel echt wil weten wat Bernie bedoelt. Onze bestemming is een ondergrondse steenkoollaag op een diepte van zo’n vijfhonderd meter.

We passeren een lange rij mijnwerkers die in de richting van de douches sjokken. De mannen zijn breedgeschouderd en hebben een zwaar Australisch accent. Als ze lachen, lijken hun ogen en tanden bijna lichtgevend vergeleken met hun gezicht dat zwart is van het steenkoolstof.

Even later stappen we in het treintje dat ons meeneemt naar het kolenfront — de blootgelegde steenkoollaag. De afdaling is heel steil en daarom is de machinistenstoel als een schommel aan het plafond gemonteerd zodat hij steeds recht hangt. Aan een riem rond mijn middel zit een vonkvrije batterij die de lamp op mijn helm van energie voorziet, en een masker met een filter waar ik in geval van nood door kan ademen. Terwijl het treintje langzaam de helling afrijdt, krimpt de hemel boven ons ineen tot een blauw stipje omgeven met zwart.

Meer productie met minder mensen

De kolenmijn waar ik nu ben, is een van de vele in het zuidoosten van Australië. Bernie, mijn gids, is een van de 25.000 mijnwerkers in Australië die elk jaar omgerekend voor zo’n 4,7 miljard euro aan kolen winnen. Wereldwijd zijn er tien miljoen mijnwerkers die in donkere ondergrondse mijnschachten of in uitgestrekte open groeven steenkool winnen. Maar hun aantal wordt kleiner. In het Verenigd Koninkrijk daalde het aantal bij een vakbond aangesloten mijnwerkers van 1,2 miljoen in 1978 tot zo’n 13.000 rond de eeuwwisseling. In de Verenigde Staten nam het aantal mijnwerkers af van 705.000 in 1924 tot minder dan 82.000. In China is het aantal arbeidskrachten in de kolenmijnen de afgelopen vijf jaar met 870.000 gedaald.

Het dalende aantal mijnwerkers betekent echter niet dat er minder vraag is naar steenkool. De voorspelling is zelfs dat de vraag in geïndustrialiseerde landen in 2020 met 11 procent zal zijn toegenomen, terwijl dan in China en India naar verwachting in totaal nog ruim 750 nieuwe, kolengestookte elektriciteitscentrales zullen zijn gebouwd. De vermindering van het aantal mijnwerkers is grotendeels het gevolg van nieuwe technologie, waardoor bedrijven met minder mensen meer steenkool kunnen winnen. De enorme machine die Bernie me nu zal laten zien, is een voorbeeld van deze superieure technologie.

De donkere schacht in

„Dit is de bodem van de schacht”, zegt Bernie als we ons uit het treintje wurmen. „Alle tunnels van de mijn beginnen hier.” Aan het lage plafond hangen tl-buizen. De kleine stutten die tussen de vloer en het plafond zijn geklemd, ondersteunen de rijen met balken. Het plafond is verstevigd met duizenden bouten. Die expansiebouten worden er twee meter diep ingeslagen om de rots boven ons hoofd te zekeren en instorting te voorkomen.

Ik verbaas me erover dat de wanden niet zwart zijn, maar wit. „De wanden zijn behandeld met poederkalk”, legt Bernie uit. „De kalk verkleint de kans op explosies die door methaangas en kolenstof worden veroorzaakt. Door een toevallige vonk kan het methaan ontbranden. Het methaan kan op zijn beurt net als een detonator een grotere explosie veroorzaken in het kolenstof dat in de lucht zweeft. Elke minuut pompt men zo’n twee kubieke meter methaan uit de mijn, en daarmee wordt elektrische energie voor de mijn opgewekt.” Om de mogelijkheid uit te sluiten dat eventueel ontsnapt gas door vonken ontvlamt, heb ik mijn camera, mijn bandrecorder en zelfs mijn horloge, dat op een batterij loopt, boven moeten laten.

Beneden staat in een van de vele ingangen van de tunnels die op de bodem van de schacht uitwaaieren een laag maar krachtig dieseltreintje voor ons klaar. Met ronkende motor schiet ons treintje een van de tunnels in. Al snel vervagen achter ons de lichten en zie ik de weerschijn van de lamp op mijn helm op het plafond dat slechts een paar centimeter boven mijn hoofd voorbijflitst. Terwijl we langs talloze zijtunnels schieten, vang ik een glimp op van andere mijnwerkerslampen die als vuurvliegjes oplichten in de duisternis. In een tunnel die evenwijdig aan de onze loopt, vervoert een vijf kilometer lange transportband zijn lading kolen afkomstig van het kolenfront.

De trommelsnijmachine

Als we bij het kolenfront zijn aangekomen, zie ik turend door een nevel van waterdamp en kolenstof drie figuren gekleed in speciale pakken met capuchons en maskers. Dat is het team dat de 250 meter brede snijmachine bedient. Twee roterende trommels of snijwielen van elk twee meter doorsnee bewegen langzaam langs het kolenfront over de hele breedte van de machine. Deze trommels zijn uitgerust met metalen tanden die al schuivend een halve meter van de kolenlaag affrezen. De machine is voorzien van een lopende band die de kolen snel naar een zijtunnel vervoert, waar de brokken tot gelijke grootte worden verbrijzeld en op de grote transportband worden gestort.

Een rij dikke hydraulische stutten die de grote stalen platen boven de hoofden van de operators ondersteunt, voorkomt dat het rotsplafond instort. Nadat de trommels met hun metalen tanden al snijdend over de volle breedte van de machine zijn geschoven, gaat de hele machine — de trommels, de hydraulische stutten en het plafond van stalen platen — automatisch een halve meter naar voren. Op dat moment wordt het rotsplafond achter de machine niet meer ondersteund. Het blijft even hangen, maar stort dan boem! met een oorverdovende dreun naar beneden. „Op die manier graven we 1000 ton kolen per uur af”, roept Bernie. „Als een sector kolen is verwijderd, wordt de machine uit elkaar gehaald en naar de volgende sector verplaatst.”

Eindelijk weer daglicht!

Bernie en ik keren terug naar ons treintje en rijden weer vijf kilometer door hobbelige tunnels voordat we bij een enorme ondergrondse hal stoppen. Deze hal is door een verticale schacht van zo’n tien meter doorsnee met de begane grond verbonden. „De grote transportband stort zijn lading hier”, roept Bernie boven het oorverdovende gedreun van de kolen die in een grote metalen bak vallen. „De bak die hier wordt gevuld, heet een skip. Er kan 18 ton kolen in.” Terwijl hij nog praat, schiet de net gevulde bak aan een kabel omhoog. Een paar seconden later komt er uit het gat in het plafond een tweede bak omlaag en het laden begint van voren af aan.

Aan het eind van de rondleiding stappen we in het treintje, dat ons langzaam terugbrengt naar de ingang van de mijn en de heerlijke zonneschijn — althans dat hoopte ik. Maar we zijn zo lang beneden geweest dat de zon al onder is gegaan en de maanloze hemel zwart is geworden. Hoewel het vanavond heel donker is, begrijp ik nu Bernies opmerking: ’Je weet pas wat donker is als je onder in een mijnschacht bent geweest.’

[Kader op blz. 13]

De toekomst van steenkool: een brandend vraagstuk

▪ Steenkool en vervuiling: „[In China] veroorzaken rook en deeltjes van brandende steenkool in elf grote steden jaarlijks meer dan 50.000 vroegtijdige sterfgevallen en 400.000 nieuwe gevallen van chronische bronchitis”, meldt een VN-rapport over het milieu. Het Worldwatch Institute zegt dat er elk jaar wereldwijd ruim anderhalf miljoen doden vallen als gevolg van vervuiling door steenkool. De techniek om een groot deel van die vervuiling te verwijderen, is beschikbaar, maar veel landen die gebrek aan energie hebben, vinden die te duur in de aanschaf.

▪ Steenkool en de klimaatverandering: Het verbranden van steenkool zorgt al voor ruim twee miljard ton kooldioxide per jaar. En volgens voorspellingen blijft steenkool de op een na grootste bron van koolstofuitstoot, met zo’n 34 procent in 2020. Voor velen zijn deze cijfers een reden tot bezorgdheid.

„Wil de klimaatverandering in de komende eeuw worden vertraagd, dan moet er beslist haast worden gemaakt met het terugdringen van het steenkoolverbruik”, zegt Seth Dunn, onderzoeker van het Worldwatch Institute.

[Kader op blz. 14]

Afhankelijk van steenkool

Ruim 70 procent van de wereldwijde staalproductie vindt plaats in met kolen gestookte hoogovens. Bovendien maken de fabrikanten van bakstenen, tegels, cement, plastic, verf en explosieven gebruik van chemische stoffen die uit steenkool zijn verkregen.

Verreweg de grootste verbruikers van steenkool zijn echter de elektriciteitscentrales. In Australië wordt 84 procent van de elektrische energie opgewekt door krachtcentrales die met kolen worden gestookt. In China, Zuid-Afrika en Denemarken wordt ongeveer driekwart van de elektriciteit met steenkool opgewekt. De Verenigde Staten zijn voor meer dan de helft van hun elektriciteitsgebruik van steenkool afhankelijk. Wereldwijd wordt meer dan een derde van de elektriciteit met steenkool opgewekt.

Anders gezegd, als u een elektrisch fornuis hebt, verbruikt u ongeveer een halve ton steenkool per jaar. Voor diezelfde periode heeft uw elektrische boiler twee ton en uw koelkast nog eens een halve ton nodig.

Wetenschappers vermoeden dat de aarde nog een biljoen ton steenkool ’in de kelder’ heeft — bij het huidige consumptieniveau voldoende voor honderden jaren.

[Diagram/Illustraties op blz. 12, 13]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Ondergrondse kolenmijn

Steenkoolvoorraad

Toegang tot de mijn

[Illustratie]

Trommelsnijmachine

[Illustratie]

Dieseltreintje

Gasafvoer

Kolenskip

Bodem van de schacht

[Illustratie]

Deel van een 5 kilometer lange transportband

[Illustratie op blz. 13]

Stutten en dwarsbalken waarmee oudere tunnels worden beveiligd