Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De man die „de aarde liet bewegen”

De man die „de aarde liet bewegen”

De man die „de aarde liet bewegen”

Door een Ontwaakt!-medewerker in Polen

„Er zijn zekere ’ijdele praters’ die het op zich nemen oordelen te vellen, hoewel het hun aan alle wiskundige kennis ontbreekt, en indien ze door het schaamteloos verdraaien van de betekenis van een passage in de Heilige Schrift om die te kunnen gebruiken naar het hun uitkomt, aanmerkingen durven maken op mijn werk en het durven aanvallen, zal ik mij daar niet erg druk om maken en hun oordelen zelfs afdoen als overmoedig.”

NICOLAUS COPERNICUS schreef de bovengeciteerde woorden aan paus Paulus III. Copernicus nam ze op in de inleiding tot zijn baanbrekende werk De revolutionibus orbium coelestium, dat in 1543 gepubliceerd werd. Over de denkbeelden die in dat werk geuit werden, zei Christophorus Clavius, een zestiende-eeuwse jezuïtische priester: „De Copernicaanse theorie bevat veel absurde of foutieve beweringen.” Ook de Duitse theoloog Maarten Luther was er niet blij mee: „De zot zal de hele wetenschap der astronomie ondersteboven keren.”

Wie was Nicolaus Copernicus? Waarom waren zijn ideeën zo controversieel? En hoe heeft hij het moderne denken beïnvloed?

Een jonge geest die dorstte naar kennis

De jongen die op 19 februari 1473 in het Poolse Toruń geboren werd, kreeg de naam Mikołaj Kopernik. Pas later, toen Mikołaj zijn wetenschappelijke werken begon te schrijven, nam hij de gelatiniseerde naam Nicolaus Copernicus aan. Zijn vader, een koopman die handel dreef in Toruń, had vier kinderen; Nicolaus was de jongste. Toen Nicolaus elf jaar was, stierf zijn vader. Een oom, Lucas Waczenrode, nam de zorg voor Nicolaus en de andere kinderen op zich. Hij stelde Nicolaus in staat een goede opleiding te volgen en moedigde hem aan priester te worden.

Nicolaus’ scholing begon in zijn woonplaats maar kreeg later een vervolg in het dichtbijgelegen Chełmno, waar hij Latijn leerde en de werken van oude schrijvers bestudeerde. Toen hij achttien was, verhuisde hij naar Kraków, destijds de hoofdstad van Polen. Hij liet zich er inschrijven aan de universiteit en gaf toe aan zijn passie, astronomie. Na het voltooien van zijn studies vroeg Nicolaus’ oom — inmiddels bisschop geworden van Ermland — hem naar Frombork, een stad aan de Oostzee, te verhuizen. Waczenrode wilde dat zijn neef daar het ambt van kanunnik van de kathedraal ging bekleden.

De 23-jarige Nicolaus wilde echter zijn dorst naar kennis lessen en kreeg zijn oom zover dat hij hem aan de Italiaanse universiteiten van Bologna en Padua canoniek recht, medicijnen en wiskunde liet studeren. Daar ging Nicolaus om met de astronoom Domenico Maria Novara en de filosoof Pietro Pomponazzi. Volgens de historicus Stanisław Brzostkiewicz waren het Pomponazzi’s colleges waardoor de geest van de jonge astronoom zich uit de greep van de middeleeuwse ideologie losmaakte.

In zijn vrije tijd bestudeerde Copernicus de werken van oude astronomen, die hem zo gingen boeien dat hij toen de Latijnse versies incompleet bleken, Grieks leerde om de originele teksten te kunnen bestuderen. Aan het eind van zijn studieperiode was Nicolaus doctor in het canoniek recht, wiskundige en arts. Hij was inmiddels ook een kenner van het Grieks, de eerste die een geschrift rechtstreeks uit het Grieks in het Pools vertaalde.

Er wordt een revolutionaire theorie uitgebroed

Toen Copernicus naar Polen terugkeerde, stelde zijn oom, de bisschop, hem aan als zijn persoonlijke secretaris, adviseur en arts — een eervolle positie. In de volgende decennia bekleedde Nicolaus een aantal bestuurlijke posten, zowel religieuze als burgerlijke. Ondanks zijn vele werk ging hij door met het bestuderen van de sterren en planeten, en hij verzamelde aanwijzingen voor een revolutionaire theorie — dat de aarde niet het stationaire middelpunt van het heelal vormt maar in werkelijkheid om de zon beweegt.

Die theorie weersprak de leringen van de vereerde filosoof Aristoteles en was in strijd met de conclusies van de Griekse wiskundige Ptolemaeus. En dan ging Copernicus’ theorie ook nog eens in tegen het schijnbaar zo duidelijke ’feit’ dat de zon in het oosten opkomt, langs de hemel beweegt en in het westen ondergaat, terwijl de aarde stil blijft staan.

Copernicus was niet de eerste die de gevolgtrekking maakte dat de aarde om de zon draait. De Griekse astronoom Aristarchus van Samos was al in de derde eeuw voor onze jaartelling met deze theorie gekomen. Volgelingen van Pythagoras hadden de leer verkondigd dat zowel de aarde als de zon zich om een centraal vuur bewoog. Ptolemaeus schreef echter dat als de aarde bewoog, ’dieren en gewichten in de lucht zouden blijven hangen en de aarde al gauw uit de hemel zou vallen’. Hij voegde eraan toe: „Alleen dat al maakt zo’n idee belachelijk.”

Ptolemaeus ondersteunde Aristoteles’ idee dat de aarde stilstond in het middelpunt van het universum en omringd was door een reeks heldere in elkaar passende sferen, waartegen de zon, de planeten en de sterren vastzaten. Hij nam aan dat de beweging van deze doorzichtige sferen zorgde voor de beweging van de planeten en de sterren. Ptolemaeus’ wiskundige formules verklaarden met een zekere mate van nauwkeurigheid de manier waarop de planeten zich langs de nachtelijke hemel bewogen.

Het waren echter de gebreken in Ptolemaeus’ theorie die Copernicus ertoe brachten op zoek te gaan naar een alternatieve verklaring voor de vreemde bewegingen van de planeten. Om zijn theorie te onderbouwen reconstrueerde Copernicus de instrumenten die de oude astronomen gebruikt hadden. Hoewel deze hulpmiddelen naar moderne maatstaven maar simpel waren, stelden ze hem in staat de relatieve afstanden tussen de planeten en de zon te berekenen. Hij besteedde jaren aan het bepalen van de precieze datums waarop zijn voorgangers bepaalde belangrijke astronomische waarnemingen hadden gedaan. Met deze gegevens gewapend begon Copernicus aan het controversiële geschrift dat de mensheid wegschoof uit het middelpunt van het universum.

Controverse over het manuscript

Copernicus besteedde de laatste jaren van zijn leven aan het verfijnen en aanvullen van de argumenten en wiskundige formules die zijn theorie onderbouwden. Meer dan 95 procent van het uiteindelijke document bestaat uit technische details die zijn conclusies ondersteunden. Dit originele handgeschreven document bestaat nog steeds en wordt bewaard in de Jagiello-universiteit in Kraków. Het geschrift heeft geen titel. De astronoom Fred Hoyle schreef dan ook: „We weten eigenlijk niet welke titel Copernicus zijn boek wilde meegeven.”

Nog voordat het werk was gepubliceerd, trok de inhoud al de aandacht. Copernicus had een korte samenvatting van zijn ideeën gepubliceerd in een werk getiteld Commentariolus, met als gevolg dat berichten over zijn onderzoek Duitsland en Rome bereikten. Al in 1533 hoorde paus Clemens VII van Copernicus’ theorie. En in 1536 schreef kardinaal Schönberg Copernicus om hem aan te moedigen een volledig verslag van zijn ideeën te publiceren. Georg Joachim Rhaeticus, een hoogleraar aan de universiteit in het Duitse Wittenberg, werd zo geïntrigeerd door Copernicus’ werk dat hij de astronoom opzocht en uiteindelijk twee jaar bij hem doorbracht. In 1542 nam Rhaeticus een kopie van het manuscript mee terug naar Duitsland en gaf die aan een drukker, Petreius, en een geestelijke die ook proeflezer was, Andreas Osiander.

Osiander gaf het werk de titel De revolutionibus orbium coelestium (Over de omwentelingen van de hemelse sferen). Door die verwijzing naar hemelsferen suggereerde Osiander dat het werk beïnvloed was door de denkbeelden van Aristoteles. Osiander schreef ook een anoniem voorwoord met de verklaring dat de hypothesen in het boek geen geloofsartikelen waren en ook niet noodzakelijkerwijs waar. Copernicus kreeg pas enkele uren voor zijn dood in 1543 een exemplaar in handen van het gedrukte boek, met de niet-geautoriseerde wijzigingen en compromissen.

Over de omwentelingen — Een omwenteling

Osianders veranderingen behoedden het boek aanvankelijk voor kritiek. De Italiaanse astronoom en fysicus Galilei schreef later: „Toen het boek verscheen, werd het door de heilige Kerk aanvaard en het is door iedereen gelezen en bestudeerd zonder ook maar de flauwste aanwijzing dat er bezwaren zijn geopperd tegen wat erin staat. Maar nu de inhoud dankzij duidelijke ervaringen en noodzakelijke bewijzen goed gefundeerd blijkt, zijn er personen die de auteur willen beroven van zijn beloning zonder zijn boek zelfs maar een blik waardig te keuren.”

De lutheranen waren de eersten die het boek „een absurditeit” noemden. De Katholieke Kerk onthield zich aanvankelijk van een oordeel maar bepaalde later toch dat het boek in strijd was met haar officiële leer en zette Copernicus’ werk in 1616 op de lijst van verboden boeken. Daarvan werd het pas in 1828 verwijderd. In zijn inleiding tot een Engelse vertaling van het boek legt Charles Glenn Wallis uit: „De onenigheden tussen katholieken en protestanten maakten beide sekten huiverig voor elk schandaal dat de achting voor de Kerk van de Bijbel zou lijken te ondermijnen, en bijgevolg ging men de Schrift overdreven letterlijk lezen en was men geneigd iedere bewering te veroordelen die uitgelegd kon worden als in tegenspraak met enige letterlijke interpretatie van enige bijbelpassage.” * Over het veronderstelde conflict tussen Copernicus’ theorie en de bijbelse leer schreef Galilei: „[Copernicus] negeerde de bijbel niet, maar hij wist heel goed dat als zijn stelling bewezen werd, ze de Schrift, wanneer die correct begrepen werd, niet kon tegenspreken.”

In onze tijd wordt Copernicus door velen geëerd als de vader van de moderne sterrenkunde. Het is waar dat zijn beschrijving van het universum door latere wetenschappers, zoals Galilei, Kepler en Newton, werd verfijnd en verbeterd. Maar de astrofysicus Owen Gingerich merkt op: „Het was Copernicus die ons door zijn werk toonde hoe fragiel langgekoesterde wetenschappelijke denkbeelden kunnen zijn.” Door onderzoek, observatie en wiskunde maakte Copernicus een eind aan diepgewortelde religieuze en wetenschappelijke misvattingen. En hij was ook degene die in de voorstellingswereld van de mensen ’de zon stilzette en de aarde liet bewegen’.

[Voetnoot]

^ ¶23 Zo werd het verslag in Jozua 10, waar vers 13 van de zon zegt dat ze tot stilstand werd gebracht, gebruikt om te stellen dat de zon, en niet de aarde, normaliter beweegt.

[Kader/Illustratie op blz. 17]

Over de omwentelingen van de hemelse sferen

Copernicus verdeelde zijn werk in zes delen. Hieronder staan enkele sleutelgedachten die in zijn boek voorkomen.

● Onze planeet is er een van vele „reizigers” waarvan de bewegingen bestuurd worden door een ’zon zetelend op een koninklijke troon’.

● De planeten bewegen in dezelfde richting om de zon. De aarde is ook een planeet. Ze draait in een dag om haar as en doorloopt in een jaar haar baan om de zon.

● Gerangschikt naar hun afstand tot de zon komt Mercurius als dichtstbijzijnde het eerst, gevolgd door Venus, de aarde met haar maan, Mars, Jupiter en ten slotte Saturnus.

[Verantwoording]

Title page of Copernicus’ work: Zbiory i archiwum fot. Muzeum Okręgowego w Toruniu

[Illustratie op blz. 14]

Een door Copernicus gebruikt waarnemingsinstrument

[Verantwoording]

Zbiory i archiwum fot. Muzeum Okręgowego w Toruniu

[Illustraties op blz. 15]

Voorwerpen uit Copernicus’ studeervertrek in zijn sterrenwacht in Frombork (Polen)

[Verantwoording]

Zdjecie: Muzeum M. Kopernika we Fromborku; J. Semków

[Illustratie op blz. 16]

Het geocentrische systeem

[Verantwoording]

© 1998 Visual Language

[Illustratie op blz. 16]

Het heliocentrische systeem

[Verantwoording]

© 1998 Visual Language

[Illustratie op blz. 16, 17]

Het zonnestelsel volgens ons huidige begrip