Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

We vonden iets beters

We vonden iets beters

We vonden iets beters

VERTELD DOOR FRANCIS DEL ROSARIO DE PÁEZ

In 1988 traden mijn broers en ik, samen met andere muziekgroepen, voor duizenden toeschouwers op in Madison Square Garden in New York. Op het optreden van onze groep, waarbij mijn dansen centraal stond, werd enthousiast gereageerd. Maar Vader komt de eer toe de grondslag voor ons succes gelegd te hebben.

MIJN vader, die zelf musicus was, merkte dat mijn zeven oudere broers muzikaal talent hadden. Hij verkocht daarom ons huis en kocht muziekinstrumenten en alles wat ze verder nodig hadden om een muziekgroep te vormen. Ik ben een paar jaar daarvoor, in 1966, geboren en was toen dus nog een kind. We woonden destijds in de stad Higüey in de Dominicaanse Republiek.

Mijn broers traden voor het eerst op in 1978 in het stadhuis van Higüey. Later vestigden ze zich in de hoofdstad, Santo Domingo. Ze begonnen een innovatieve merenguestijl te spelen en te zingen en verwierven daarmee wijdverbreide populariteit. * De groep kreeg de naam Los Hermanos Rosario.

Omdat ik er al lang van droomde een beroemde danseres te worden, wilde ik graag met mijn broers optreden. Op een feestje nodigde mijn broer Pepe, die de leider van de groep was, me uit om een dans uit te voeren met de woorden: „Francis is een van mijn zusjes, de jongste, en ze kan dansen!” De aanwezigen waren onder de indruk van mijn optreden. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om Pepe te vertellen dat ik vóór de groep wilde dansen. Zo kwam het dat ik vanaf mijn zestiende bij alle optredens van Los Hermanos Rosario danste.

Professioneel succes

Tot dusver waren er wel zangeressen bij merenguegroepen opgetreden, maar nog nooit een vrouw die midden op het toneel vóór een ensemble van mannen danste. Ik verzorgde zelf de choreografie van al mijn passen, waarbij ik me van een nieuwe dansstijl bediende als begeleiding van onze merengue-arrangementen. Toen mijn danstechniek eenmaal bekend werd, sprak men van a lo Francis Rosario.

We hadden een merenguesong die Cumandé heette en waarvan de tekst onder meer luidde: „Y ahora todo el mundo como Francis Rosario” (En nu allemaal zoals Francis Rosario). Dan deden mensen mijn dansstijl na. Soms gingen ze gewoon op de grond zitten en keken ze naar me in plaats van zelf te dansen. Ten slotte volstond een foto van mij om een voorstelling van onze groep aan te kondigen. Iedereen wist dat dat betekende dat Los Hermanos Rosario een concert zouden geven.

Nadat ik met mijn broers was gaan optreden, werden er nog meer musici aan de groep toegevoegd, onder wie drie broers met Páez als achternaam. Een van hen, een trompettist die Roberto heette, werd later mijn man. De broers Páez gingen in het succes van de groep delen. Los Hermanos Rosario begonnen veel uitnodigingen te krijgen voor televisieoptredens in Santo Domingo en voor concerten in andere landen.

In 1988 gingen we op tournee in de Verenigde Staten en Canada. Een van onze optredens was het al eerder genoemde in Madison Square Garden. Veel van de populairste merenguegroepen traden daar op en onze groep kreeg de beste reacties. Na dat optreden presenteerden concertbureaus ons altijd als de laatste act van een programma. Mijn dansen trok meer dan ooit de aandacht en het aantal vaste fans van Los Hermanos Rosario groeide. De verkoop van onze cd’s steeg ook opzienbarend.

We reisden veel, onder andere naar Colombia, Ecuador, Panama, Porto Rico, Curaçao, Spanje en Duitsland. Al gauw werden we een van de meest gevierde muziekgroepen in Latijns-Amerika. Het dansen, het toneel, de kostuums en de make-up werden de belangrijkste dingen in mijn leven.

Toen ik nog niet getrouwd was, zei ik altijd dat als een man belangstelling voor me kreeg maar niet van dansen hield, ik eerder hem vaarwel zou zeggen dan het dansen. Maar het zou niet lang meer duren of mijn idee van wat in mijn leven prioriteit verdiende, zou veranderen.

Een geestelijk ontwaken

Die verandering begon toen we in 1991 op tournee waren op de Canarische Eilanden. Roberto en ik waren kort daarvoor getrouwd. Zijn broer Freddy, die ook met de groep optrad, was de bijbel gaan bestuderen met Jehovah’s Getuigen en had altijd hun publicaties bij zich.

Op een dag zag ik het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven in Freddy’s kamer liggen en ik begon het door te bladeren. Ik werd gefascineerd door het hoofdstuk „Wat voor plaats is de hel?” Het trok mijn aandacht omdat Moeder had gezegd dat iemand die slechte dingen had gedaan in de hel zou branden. Ik was dan ook bang dat ik daar zou belanden.

Een paar weken later — we waren nog steeds op de Canarische Eilanden — kreeg ik een miskraam. Toen ik naar het ziekenhuis werd gebracht, vroeg ik Roberto of hij Freddy om het boek wilde vragen dat ik in zijn kamer had zien liggen. Ik wilde het tijdens mijn herstel lezen. Ik vond het boek schitterend. Ik leerde er onder andere uit dat de bijbelse hel gewoon het gemeenschappelijke graf van de mensheid is en dat het nooit in Gods hart is opgekomen om iemand te pijnigen (Jeremia 7:31). Wat ook indruk op me maakte, is dat de bijbel leert dat de doden zich van helemaal niets bewust zijn. — Prediker 9:5, 10.

Toen we terug waren in de Dominicaanse Republiek stuurde Freddy een van Jehovah’s Getuigen naar ons toe. Die vertelde ons over de bijbelse hoop op eeuwig leven in een aards paradijs en dat wekte ook de belangstelling van mijn man (Psalm 37:29; Lukas 23:43). We vroegen om een bijbelstudie.

Verandering van waarden en prioriteiten

Naarmate ik meer bijbelkennis kreeg, veranderde mijn kijk op het werk waar ik zo van hield. De bijbelse beginselen begonnen mijn denkwijze te vormen (Romeinen 12:2). Ik vroeg me regelmatig af: ’Hoe kan ik hier zo dansen terwijl al die mensen naar me kijken? Dit wil ik helemaal niet.’ Ik bad tot God: „Zorg alstublieft voor een uitweg uit deze situatie.” Ik praatte met mijn man over mijn gevoelens en hij dacht er net zo over als ik. „Heb geduld, schat”, zei hij. „Jij verlaat de groep als eerste en ik volg later.”

Ik raakte weer in verwachting, en daar dat me in mijn dansen beperkte, was ik vrij om vaker de vergaderingen in de Koninkrijkszaal bij te wonen. Die sterkten me, en dat gold ook voor Roberto, die meeging. Daardoor gingen we beseffen hoe waardevol het is om met Jehovah’s volk samen te komen. We zagen in dat we om vorderingen te blijven maken op de weg der bijbelse waarheid, het onderwijs en de aanmoediging nodig hadden die op christelijke vergaderingen worden gegeven (Hebreeën 10:24, 25). Ook als we buiten de Dominicaanse Republiek werkten, zochten Roberto en ik altijd een Koninkrijkszaal en woonden we de vergaderingen bij.

Na de bevalling ging ik weer aan het werk, maar mijn hart was er niet meer bij betrokken. Dat begon op te vallen en de pers ging kritisch over me schrijven. Vaak werd me gevraagd: „Waarom dans je niet meer zoals vroeger?” Ik bad steeds weer tot Jehovah of hij voor een uitweg wilde zorgen, zodat ik geen moeilijkheden met mijn broers zou krijgen. Ik was een van de eigenaars van de groep geworden en ik wilde geen confrontatie met hen.

Toen ik weer in verwachting raakte, vertelde ik Rafa, die na de dood van onze broer Pepe de leiding had over de groep, dat ik meer tijd aan de kinderen wilde besteden en niet meer aan het werk zou gaan. Hij zei dat ik moest doen wat ik zelf het beste vond. Geen van mijn broers heeft ooit geprotesteerd tegen mijn bijbelstudie. Daar ben ik hun heel dankbaar voor.

Een nieuw leven in dienst van Jehovah

In 1993, na tien jaar bij de groep gewerkt te hebben, zette ik een punt achter mijn danscarrière en droeg ik me onvoorwaardelijk aan Jehovah op. Ik werd een verkondigster van het goede nieuws van Gods koninkrijk, en nadat ook Roberto de groep had verlaten, werden we gedoopt (Mattheüs 24:14). Dat was in 1994. Ook Freddy en Roberto’s oudere broer, Julio, werden Getuigen, evenals Manuel Pérez, een ander lid van de groep. Tot op de huidige dag zijn ze allemaal trouwe aanbidders van Jehovah.

Veel mensen begrepen niet waarom ik de amusementsbusiness verliet. Ik was immers altijd zo dol op mijn werk? Sommigen, onder wie een bekend televisieproducer in ons land, dachten dat het een bevlieging was. „Zoals bij alle andere artiesten zal het wel weer overgaan en dan zal ze naar de groep terugkeren”, voorspelde hij. Maar dat is nooit gebeurd. Ik was vastbesloten me zo volledig mogelijk aan het dienen van Jehovah te wijden.

We hebben nu drie kinderen: Katty, Roberto en Obed. We proberen hun bij te brengen dat de belangrijkste dingen in het leven van geestelijke en niet van materiële aard zijn. Door onze ervaring kunnen we hen waarschuwen voor de misleidende invloed van de wereld en hun deugdelijke leiding in het leven geven. Onze wekelijkse gezinsbijbelstudie is heel nuttig geweest; ze heeft ons geholpen verenigd te blijven in een wereld waar gezinnen steeds meer verdeeld raken.

We hebben ons best gedaan om onze kinderen te leren Jehovah te zien als iemand die echt bestaat en die ze kunnen vertrouwen (Spreuken 3:5, 6; Hebreeën 11:27). We hebben hun ook duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is christelijke vergaderingen bij te wonen en er een aandeel aan te hebben. Het is een kostbaar geschenk onze kinderen te zien opgroeien in harmonie met de bijbelse waarheid. De afgelopen twee jaar heb ik als hulppionier gediend, een term die Jehovah’s Getuigen gebruiken voor personen die elke maand minstens vijftig uur besteden aan het delen van hun bijbelse overtuiging met anderen. En mijn man dient al jaren als ouderling in de gemeente.

Ik beschouw de merengue nog steeds als een prachtige dansvorm. Maar helaas is veel van de merengue die tegenwoordig populair is heel anders dan vroeger. Toen was er over het algemeen niets op aan te merken. Maar nu moet je heel selectief zijn wil je nog acceptabele merenguemuziek vinden.

De superioriteit van het dienen van Jehovah

De wereld heeft veel te bieden, maar het is goed om te kijken wat er achter dat alles zit. Dat geldt ook voor de muziekindustrie, die oppervlakkig gezien heel aantrekkelijk en onschuldig kan lijken. Toch is ze dat niet. Menigeen die bij de muziekindustrie betrokken is, houdt zich bezig met drugs en immoraliteit. Wie in een show optreedt, komt in aanraking met mensen die leven voor het moment en die hoegenaamd geen geweten hebben. — 1 Korinthiërs 15:33.

We zijn tot het besef gekomen dat Jehovah dienen het beste is wat iemand kan doen. Ik herinner me dat ik na een van onze belangrijkste optredens in het hotel terugkwam en me zo leeg voelde. Nu besef ik dat dat kwam doordat we onze voornaamste behoefte niet bevredigden, onze geestelijke nood. — Mattheüs 5:3.

Ons leven draait nu om het behagen van onze Schepper, vooral door te prediken en het goede nieuws van zijn koninkrijk te onderwijzen (Mattheüs 24:14; Handelingen 20:35). Dat maakt ons gezin gelukkig en tevreden. We zijn beslist dankbaar dat we deel uitmaken van Gods volk en dat we echte vrienden hebben, onze geloofsgenoten, die dezelfde schitterende hoop op eeuwig leven in Gods nieuwe wereld hebben als wij. — Markus 10:29, 30; 2 Petrus 3:13; Openbaring 21:3, 4.

De financiële beloningen in de amusementswereld waren prima. Maar doordat we onze God, Jehovah, hebben leren kennen, hebben we geestelijke rijkdommen gevonden die veel meer waard zijn dan alle materiële voorspoed. We zijn bijzonder gelukkig dat we een God kunnen dienen die een voornemen heeft, een gelukkige God, die ons uitnodigt op hem te vertrouwen! (Psalm 37:3) We zijn er absoluut van overtuigd dat we iets veel beters hebben gevonden dan roem en materiële rijkdom, en we bidden of Jehovah ons en onze kinderen wil helpen tot in alle eeuwigheid zijn wil te doen.

[Voetnoot]

^ ¶5 Merengue is dansmuziek in tweekwartsmaat. In de traditionele vorm werd de merengue gespeeld door een kleine groep musici op een accordeon, een guiro (een metalen rasp) en een tambora (een kleine trommel met twee vellen). Na verloop van tijd werden er grotere groepen gevormd (in de Dominicaanse Republiek ook wel orquestas genoemd). Momenteel maken veel merenguegroepen onder andere gebruik van een keyboard, saxofoons, trompetten en congadrums.

[Illustratie op blz. 21]

Met andere leden van de groep in het begin van mijn carrière

[Illustratie op blz. 21]

Een optreden in New York, omstreeks 1990

[Illustratie op blz. 23]

Voor de Koninkrijkszaal

[Illustratie op blz. 23]

Inzet: Tijdens onze gezinsbijbelstudie