Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Kruiswoordpuzzel

Kruiswoordpuzzel

Kruiswoordpuzzel

Horizontaal

1. Toekomstige periode waarin de mensheid door God ter verantwoording wordt geroepen (Mattheüs 10:15)

5. Lichaamsdeel dat in de bijbel vaak figuurlijk wordt gebruikt om kracht of macht uit te beelden (Jeremia 27:5)

7. Jong meisje uit Sunem dat tijdens Davids laatste dagen zijn verzorgster werd (1 Koningen 1:1-4)

8. Op deze berg daagde Elia 450 Baälsprofeten uit (1 Koningen 18:18-40)

9. In zijn huis werd de ark van het verbond zo’n zeventig jaar ondergebracht (1 Samuël 7:1)

11. Voormalige prostituee die een voorouder van Jezus werd (Mattheüs 1:5, 16)

15. Griekse zilvermunt die in de eerste eeuw nog steeds in omloop was (Lukas 15:8)

17. Het Sulammitische meisje was als de donkergetinte tenten van . . . (Hooglied 1:5, 6)

19. Deze eigenschap komt vóór een ineenstorting (Spreuken 16:18)

22. De naam van zowel de vrouw van koning Saul als de tweede vrouw van David (1 Samuël 14:50; 25:43)

25. Vader van de profeet Samuël (1 Samuël 1:19, 20)

27. Zijn bloed werd tijdens Jezus’ generatie gewroken (Lukas 11:50, 51)

28. Hij en Paulus waren tentenmakers (Handelingen 18:2, 3)

29. Een vrouw op wie Simson verliefd werd (Rechters 16:4)

30. Eén van de zeventig personen van het huis van Jakob die naar Egypte kwamen (Genesis 46:21, 27)

31. Plek waar Paulus elke dag predikte toen hij in Athene was (Handelingen 17:16, 17)

Verticaal

1. In de illustratie die de profeet Nathan op David toepaste, vergeleek hij Bathseba hiermee (2 Samuël 12:1-4)

2. Hij was in het tweede jaar na de uittocht uit Egypte overste van de stam Efraïm (Numeri 2:18)

3. Hij stierf als vervulling van Jozua’s vloek toen zijn vader tijdens de regering van Achab Jericho herbouwde (Jozua 6:26; 1 Koningen 16:34)

4. Paulus vergeleek de hoop van een christen hiermee (Hebreeën 6:19)

5. De vader van Elisama uit de stam Efraïm (1 Kronieken 7:26, 27)

6. Afstandsmaat (Mattheüs 5:41)

7. Nakomeling van Zerubbabel en voorvader van Jezus (Mattheüs 1:13, 16)

10. De koning van deze koningsstad in Kanaän sloot zich bij andere koningen aan om tegen Israël te strijden (Jozua 11:1, 5)

12. Vaartuig dat tot redding diende (Genesis 7:23)

13. Deel van een wapenrusting (Efeziërs 6:14)

14. Plaats in de omgeving van Kades waar Mozes en Aäron verzuimden Jehovah te heiligen (Numeri 20:9-13)

16. Bedorven (Mattheüs 12:33)

18. Gods laatste aardse schepping waarvan melding wordt gemaakt (1 Timotheüs 2:13)

20. Dit moest in een illustratie van Jezus samen met de tarwe opgroeien tot de oogst (Mattheüs 13:24-30)

21. In deze wildernis aten de Israëlieten voor het eerst manna (Exodus 16:1, 4)

23. Eerstgenoemde rechter van Israël na Jozua (Rechters 3:9)

24. Naam van de berg waarop Salomo een tempel voor Jehovah bouwde (2 Kronieken 3:1)

26. Andere benaming voor de Jordaanslenk (Deuteronomium 1:7)

27. Salomo werd door deze priester tot koning gezalfd (1 Koningen 1:39)

28. Vader van Esaus vrouw Oholibama (Genesis 36:2)

Oplossing op blz. 22

Oplossing horizontaal

1. OORDEELSDAG

5. ARM

7. ABISAG

8. KARMEL

9. ABINADAB

11. RACHAB

15. DRACHME

17. KEDAR

19. TROTS

22. AHINOAM

25. ELKANA

27. ZACHARIA

28. AQUILA

29. DELILA

30. ARD

31. MARKTPLAATS

Oplossing verticaal

1. OOILAMMETJE

2. ELISAMA

3. SEGUB

4. ANKER

5. AMMIHUD

6. MIJL

7. ABIUD

10. ACHSAF

12. ARK

13. BORSTHARNAS

14. MERIBA

16. ROT

18. EVA

20. ONKRUID

21. SIN

23. OTHNIËL

24. MORIA

26. ARABA

27. ZADOK

28. ANA