Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Graftomben — Vensters op oude geloofsovertuigingen

Graftomben — Vensters op oude geloofsovertuigingen

Graftomben — Vensters op oude geloofsovertuigingen

VERPLAATS u in uw verbeelding eens duizenden jaren terug in de tijd. U bent in Ur, een bloeiende koningsstad in Sumer (Babylonië). Een lange processie Sumeriërs heeft de stad verlaten, de begraafplaats betreden en daalt nu langs een helling af de tombe in van een onlangs overleden regeerder. De muren en vloer van de tombe zijn met matten bedekt en de kamer is versierd met prachtige Sumerische kunst. Musici begeleiden de processie van soldaten, knechten en vrouwen tot in het graf. Iedereen is schitterend uitgedost. Functionarissen dragen trots het onderscheidingsteken van hun positie. In deze kleurrijke menigte bevinden zich bemande strijdwagens, voortgetrokken door stieren of ezels die door stalknechten worden geleid. Iedereen neemt zijn positie in, waarna een religieuze dienst met muzikale begeleiding volgt.

Als de religieuze handelingen afgelopen zijn, neemt iedereen — van musicus tot knecht — de kleine aardewerken, stenen of metalen beker die hij of zij voor deze gelegenheid heeft meegenomen, doopt die in een koperen ketel en drinkt een speciaal klaargemaakt gif. Vervolgens gaan allen in een ordelijke opstelling liggen, komen tot rust, vallen in slaap en sterven. Iemand slacht snel de dieren. Anderen vullen de schacht en verzegelen het graf. Hun god-koning rijdt nu, zo geloven de Sumeriërs, in zijn meebegraven strijdwagen glorieus naar de andere wereld samen met zijn oogverblindende gevolg van loyale dienaren en schildwachten.

Tijdens zijn werk in Zuid-Irak legde de archeoloog Sir Leonard Woolley op de begraafplaats van het oude Ur zestien koninklijke graven bloot. Ze leken precies op het graf dat hierboven beschreven wordt. Het was een afschuwelijke, maar opmerkelijke ontdekking. „Tot de rijkdommen in deze tomben, die in de Mesopotamische archeologie niet zijn geëvenaard, behoorden enkele van de bekendste stukken Sumerische kunst die momenteel de zalen van het British Museum en het Universiteitsmuseum van Pennsylvania sieren”, zegt Paul Bahn in zijn boek Tombs, Graves and Mummies.

De graven in het oude Ur waren echter zeker niet uniek, zelfs niet het macabere aspect van het offeren van mensen en dieren. In veel oude beschavingen investeerden de leden van het koninklijk huis en de adel op buitensporige, en soms wrede wijze, in hun dood en het hiernamaals. Hun graven, rijk aan artistieke pracht en vol schatten, evenaarden vaak de paleizen van de levenden. Tegenwoordig dienen deze graftomben, en ook veel andere eenvoudiger graven, echter als een venster op het verleden, waardoor we de geloofsovertuigingen, de cultuur en de artistieke en technologische vaardigheden van oude volken en verdwenen beschavingen kunnen leren kennen.

In pracht en praal vergaan, maar niet alleen

In 1974 waren boeren in de buurt van de stad Xi’an (China) een put aan het graven. Maar in plaats van water te vinden, vonden ze fragmenten van kleibeelden, bronzen kruisboogmechanismen en pijlpunten. Zonder het te weten waren ze gestuit op het 2100 jaar oude Qin terracotta leger, dat bestaat uit ruim zevenduizend meer dan levensgrote kleibeelden van soldaten en paarden — allemaal perfect in militaire formatie! Het terracotta leger, dat deel uitmaakt van de grootste keizerlijke tombe in China, is genoemd naar Qin Shi Huang Di, de keizer die in 221 v.G.T. de tegen elkaar strijdende staten in China verenigde.

Qins mausoleum is in wezen een ondergronds paleis. Maar vanwaar het terracotta leger? In zijn boek The Qin Terracotta Army legt Zhang Wenli uit dat Qins „mausoleum een afbeelding is van het Qinrijk, bedoeld om Qin Shi Huang Di na zijn dood van dezelfde grootsheid en macht te voorzien als tijdens zijn leven”. De tombe maakt nu deel uit van een immens museum dat ook nog vierhonderd nabijgelegen tomben en putten omvat.

Voor de bouw van de tombe „werden ruim 700.000 mannen vanuit alle delen van het rijk opgeroepen”, zegt Zhang. Het werk ging na de dood van Qin in 210 v.G.T. gewoon door en duurde in totaal 38 jaar. Maar niet heel Qins gevolg was van terracotta. Zijn opvolger vaardigde het decreet uit dat de kinderloze concubines van Qin met hem begraven moesten worden, wat volgens geschiedkundigen resulteerde in de dood van een „heel groot” aantal mensen. Zulke gebruiken kwamen in veel meer landen voor.

Ten noordoosten van Mexico-Stad liggen de ruïnes van de oude stad Teotihuacán. Deze stad heeft een straat die de Weg der Doden heet. „Langs deze straat”, zo schrijft de eerder geciteerde Bahn, „staan enkele van de grootste architectonische monumenten ter wereld.” Daartoe behoren de Zonnepiramide en de Maanpiramide, beide gebouwd in de eerste eeuw G.T., en de overblijfselen van de tempel van Quetzalcoatl.

Het binnengedeelte van de Zonnepiramide schijnt een grafkamer te zijn geweest voor hooggeplaatste personen en misschien ook voor priesters. Vlakbij werden massagraven met menselijke resten gevonden, wat er mogelijk op duidt dat er strijders werden geofferd om degenen in de piramide te beschermen. Archeologen gaan ervan uit dat er resten liggen van zo’n tweehonderd mensen, onder wie kinderen die mogelijk geofferd werden tijdens het inwijdingsprogramma voor de monumenten.

Te paard of per schip naar het hiernamaals

De vikingen, zeevarende strijders uit Scandinavië die zo’n duizend jaar geleden Europa terroriseerden, hoopten eveneens na hun dood van de luxueuze dingen van het aardse leven te kunnen genieten. Ze geloofden dat hun doden te paard of in hun lange, smalle schepen de andere wereld binnenreden of -zeilden. In vikinggraven kunnen dus dingen aangetroffen worden als geraamten van afgeslachte paarden, maar ook rottende planken van vikingschepen. In A History of the Vikings schrijft Gwyn Jones: „Aan de overleden man of vrouw werd alles meegegeven wat het leven in het hiernamaals even comfortabel en eervol kon maken als het leven dat ze op aarde hadden gehad . . . Het schip [dat begraven lag] bij Ladby in Denemarken . . . had een anker aan boord, klaar om aan het eind van de reis uitgeworpen te worden.”

Als strijdlustig volk geloofden de vikingen dat ze, als ze in de strijd stierven, naar de woonplaats van de goden gingen — een plaats die Asgard heette. „Daar konden ze de hele dag vechten en de hele avond eten”, zegt de World Book Encyclopedia. Een begrafenis bij de vikingen ging ook gepaard met het offeren van mensen. „Als een leider sterft, wordt slaven en slavinnen gevraagd wie met hem willen sterven”, zegt het boek The Vikings.

De oude Kelten uit Noord-Europa geloofden zelfs dat een schuld kon worden overgeheveld naar de andere wereld — misschien een slim excuus om de betaling ervan uit te stellen! In Mesopotamië werden kinderen met speelgoed begraven. In delen van het oude Britannia werden soldaten begraven met voedsel, zoals lamsbouten, zodat ze hun volgende leven niet hongerig zouden beginnen. In Midden-Amerika werden leden van het koninklijk huis van de Maya begraven met voorwerpen van jade — een groene halfedelsteen die beschouwd werd als het condensaat van vocht en adem. Ze hoopten daarmee misschien een voortzetting van het leven na de dood te garanderen.

Enige tijd na 1000 v.G.T. werd een gebied dat nu deel uitmaakt van Bulgarije, Noord-Griekenland en Turkije, bewoond door de Thraciërs — een gevreesd volk dat ook bekendstond om hun verfijnde, uit goud vervaardigde voorwerpen. Thracische graven onthullen dat hun leiders in pracht en praal werden begraven met wagens, paarden, prachtige wapens en ook weer hun vrouwen. Een Thracische vrouw vond het zelfs een eer om geofferd en naast haar man begraven te worden!

Niet veel later en niet ver daarvandaan — iets ten noorden van de Zwarte Zee — leefden de Scythen. Deze oorlogsstokers dronken uit bekers gemaakt van de schedels van hun slachtoffers en gingen gekleed in mantels die van hun hoofdhuid gemaakt waren. In een Scythisch graf werd het skelet van een vrouw gevonden met een voorraad cannabis naast haar. In haar schedel waren drie gaatjes geboord, misschien om zwellingen en de daaruit voortvloeiende pijn te verminderen. De cannabis was mogelijk bij haar gelegd zodat ze iets zou hebben om in de andere wereld haar hoofdpijn te verlichten.

Het Egyptische hiernamaals

De piramiden van Egypte bij Caïro en de grafkamers in het Dal der Koningen bij Luxor behoren tot de bekendste graven uit de oudheid. Bij de oude Egyptenaren was het woord voor ’graf’ hetzelfde als voor ’huis’, namelijk per. „Er was dus een huis voor tijdens het leven en een huis voor na de dood”, zegt Christine El Mahdy in haar boek Mummies, Myth and Magic in Ancient Egypt. Ze vermeldt ook dat „het lichaam volgens [de Egyptische] geloofsovertuigingen moest blijven bestaan wilden de andere aspecten van hun wezen blijven bestaan, namelijk de ka, de ba en de akh”.

De ka was een geestelijke kopie van het fysieke lichaam en omvatte de verwachtingen, verlangens en behoeften van de persoon. Na de dood verliet de ka het lichaam en nam zijn intrek in het graf. Omdat de ka alles nodig had wat de persoon tijdens zijn leven nodig had gehad, „waren de in het graf geplaatste voorwerpen voornamelijk bedoeld om zijn behoeften te bevredigen”, schrijft El Mahdy. De ba zou vergeleken kunnen worden met het karakter of de persoonlijkheid van iemand en werd afgebeeld door een vogel met een mensenhoofd. De ba kwam bij de geboorte het lichaam in en verliet dat weer bij de dood. De derde entiteit, de akh, ’ontsproot’ aan de mummie * als er toverformules over werden uitgesproken. De akh woonde in de wereld van de goden.

Door personen in drie entiteiten te verdelen, gingen de Egyptenaren nog een stap verder dan de oude Griekse filosofen, die de mens in twee entiteiten verdeelden: het lichaam en een ’ziel’ met een bewustzijn. Hoewel dat nog steeds een wijdverbreide leer is, wordt dat idee niet door de bijbel ondersteund, waarin staat: „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust.” — Prediker 9:5.

Vanwaar de obsessie met de dood?

In zijn boek Prehistoric Religion schrijft E. O. James: „Van alle . . . situaties waarmee de mens geconfronteerd wordt, is de dood de meest verontrustende en vreselijke . . . Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat de dodencultus zo’n belangrijke plaats inneemt en vanaf het begin een wezenlijke rol in de menselijke samenleving heeft gespeeld.”

Het oudste boek van ware wijsheid, de bijbel, noemt de dood een vijand van de mens (1 Korinthiërs 15:26). En terecht! Elke stam en beschaving heeft zich krachtig verzet tegen het idee dat de dood het absolute einde is. Aan de andere kant beschrijft de bijbel in Genesis 3:19 nauwkeurig de realiteit die alle graven onthullen: „Stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” Maar de bijbel gebruikt in verband met veel gestorven mensen ook de uitdrukking „herinneringsgraf”. Waarom dan? Omdat velen die zich in het graf bevinden, zelfs degenen die reeds volledig zijn vergaan, in Gods herinnering zijn en op de gelukkige tijd wachten dat God hen zal opwekken en hun de gelegenheid zal geven voor eeuwig in een paradijs op aarde te leven. — Lukas 23:43; Johannes 5:28, 29.

Tot die tijd zijn de doden zich van niets bewust. Jezus vergeleek hun toestand met een slaap (Johannes 11:11-14). In zo’n toestand heeft iemand in het graf geen voorwerpen of bedienden nodig. Het is zelfs heel vaak zo geweest dat degenen die van de begraven schatten profiteerden niet de doden waren maar de levenden — namelijk grafrovers! De bijbel zegt in overeenstemming met de leer over de toestand van de doden: „Wij hebben niets in de wereld meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen” (1 Timotheüs 6:7). Wat zijn christenen dankbaar voor deze waarheid die ’hen vrijmaakt’ van de wrede en barbaarse gebruiken van vroegere — en soms ook van huidige — dodenculten! — Johannes 8:32.

Toch zijn de prachtige graven uit de oudheid niet helemaal nutteloos. Zonder de vele kunstvoorwerpen en zelfs de overblijfselen van de doden in de graven zouden het verre verleden en sommige verdwenen beschavingen voor ons echt in duisternis gehuld zijn.

[Voetnoot]

^ ¶20 De term mummie komt van het Arabische moemija, wat „bitumen” betekent, een asfaltachtige stof. De term werd oorspronkelijk aan in hars gedrenkte lijken gegeven wegens hun zwarte kleur. De term wordt nu gebruikt voor elk geconserveerd lichaam, menselijk of dierlijk, ongeacht of het met opzet of toevallig geconserveerd is.

[Kader/Illustraties op blz. 24]

Hoe gezond waren mensen in de oudheid?

Door het onderzoeken van stoffelijke overschotten — en dan vooral de gemummificeerde resten van lichamen die in graven zijn gevonden of door de natuur zijn geconserveerd in veenmoerassen, heet woestijnzand, of ijs en sneeuw — zijn wetenschappers veel te weten gekomen over de gezondheid van onze verre voorouders. Vooral dankzij de vooruitgang in de genetica bezitten wetenschappers krachtige nieuwe instrumenten om allerlei dingen te achterhalen — van de familierelaties van de farao’s en hun koninginnen tot de bloedgroepen van Inkameisjes. Deze onderzoeken hebben onthuld dat de mensen in de oudheid veel van de gezondheidsproblemen hadden die we ook nu hebben, inclusief artritis en wratten.

De oude Egyptenaren in het bijzonder lijken extra geplaagd te zijn door ziekten, wat voornamelijk te wijten was aan het grote aantal parasieten — van zuigwormen tot guineawormen en lintwormen — die ze opdeden door contact met water uit de Nijl en uit de irrigatiekanalen. Dit doet ons denken aan Gods woorden tot Israël net na de bevrijding van de natie uit Egypte in 1513 v.G.T.: „Wat alle boze kwalen van Egypte betreft die gij hebt gekend, hij [Jehovah] zal ze niet op u leggen.” — Deuteronomium 7:15.

[Verantwoording]

© R Sheridan/ANCIENT ART & ARCHITECTURE COLLECTION LTD

[Illustratie op blz. 20]

Sumerische hoofdtooi en sieraden van een dienares die in een koninklijke tombe in Ur begraven lag

[Verantwoording]

© The British Museum

[Illustraties op blz. 21]

Het Qin terracotta leger: elke soldaat had unieke gelaatstrekken

[Verantwoording]

Inset: Erich Lessing/Art Resource, NY; © Joe Carini/Index Stock Imagery

[Illustratie op blz. 23]

De Piramide van de Zon en de Weg der Doden in Teotihuacán (Mexico)

[Verantwoording]

Top: © Philip Baird www.anthroarcheart.org; painting: Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.

[Illustraties op blz. 23]

Links: Massief gouden grafmasker van de Egyptische koning Toetanchamon

Onder: Grafschildering waarop de ba afgebeeld is als vogel met een mensenhoofd