Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Griep — Wat we nu weten

Griep — Wat we nu weten

Griep — Wat we nu weten

HET is 1997. Een wetenschapper zit in het kleine eskimodorp Brevig op de bevroren toendra van het Sewardschiereiland (Alaska). Voor hem ligt het lijk van een jonge vrouw dat hij met de hulp van vier eskimo’s uit de permafrost heeft opgegraven. Ze was in 1918 aan de griep gestorven en had daar al die tijd in de bevroren grond gelegen.

Wat hebben ze eraan om haar nu te onderzoeken? De wetenschapper hoopt dat de stof die de griep veroorzaakt heeft nog steeds in haar longen zit en dat ze die met behulp van geavanceerde genetische technieken kunnen isoleren en identificeren. Waarom zou dat nuttig zijn? Voor het antwoord moeten we iets meer weten over wat virussen doen en waarom ze zo gevaarlijk zijn.

Een virus dat dodelijk kan zijn

We weten tegenwoordig dat griep, officieel influenza * genoemd, veroorzaakt wordt door een virus en dat mensen elkaar ermee besmetten door de druppeltjes die ze verspreiden als ze hoesten, niezen en praten. Het griepvirus komt overal voor, zelfs in de tropen, waar het virus het hele jaar door kan toeslaan. Op het noordelijk halfrond duurt het griepseizoen van november tot maart en op het zuidelijk halfrond van april tot september.

Het influenza-A-virus, het gevaarlijkste griepvirus, is in vergelijking met veel andere virussen heel klein. Het is meestal bolvormig met uitsteeksels. Als dit virus een menselijke cel infecteert, vermenigvuldigt het zich zo snel dat er vaak binnen tien uur vanuit de cel een explosie plaatsvindt van tussen de 100.000 en 1.000.000 nieuwe ’kopieën’ van het griepvirus, die zich gaan verspreiden.

Het beangstigende van dit eenvoudige organisme is dat het zich zo snel kan veranderen. Omdat het virus zich zo snel vermenigvuldigt (veel sneller dan het hiv-virus), zijn de ’kopieën’ niet allemaal gelijk. Sommige verschillen genoeg om aan het immuunsysteem te ontsnappen. Daarom worden we elk jaar weer met andere griepvirussen geconfronteerd, die nieuwe antigenen bevatten — stoffen die ons afweersysteem op de proef stellen. Als het antigeen voldoende verandert, kan ons immuunsysteem zich niet goed verdedigen en is er kans op een pandemie.

Bovendien worden ook dieren met griepvirussen besmet, en dat vormt weer een probleem voor mensen. Men denkt dat het varken als gastheer kan dienen voor virussen waarmee vogels zoals kippen en eenden besmet kunnen worden. Maar varkens kunnen ook als gastheer dienen voor virussen die mensen kunnen besmetten.

Als een varken dus geïnfecteerd raakt met beide soorten virussen — een soort dat dieren kan besmetten en een ander soort dat bij mensen voorkomt — zouden de genen van de virusstammen vermengd kunnen raken. Daardoor zou een totaal nieuwe stam kunnen ontstaan waar het afweersysteem van mensen niet tegen bestand is. Sommigen zijn van mening dat gemeenschappen waar pluimvee, varkens en mensen dicht op elkaar leven — wat bijvoorbeeld in Azië vaak het geval is — waarschijnlijk broedplaatsen van nieuwe griepvirussen zijn.

Waarom zo dodelijk?

De vraag is: hoe heeft het griepvirus van 1918/1919 zich kunnen ontwikkelen tot een virus dat longontsteking veroorzaakte en jonge mensen doodde? Hoewel er geen levend virus uit die tijd beschikbaar is, hebben wetenschappers lang gedacht dat als ze het virus in bevroren toestand konden vinden, ze onbeschadigd RNA zouden kunnen isoleren om te achterhalen wat de virusstam zo dodelijk maakte. En tot op zekere hoogte zijn ze daarin geslaagd.

Dankzij het bevroren lichaam uit Alaska dat aan het begin van dit artikel werd genoemd, heeft een team wetenschappers de meeste genen van het griepvirus van 1918/1919 weten te identificeren en hun specifieke volgorde weten vast te stellen. Maar wetenschappers zijn er nog steeds niet achter waarom de griep zo dodelijk was. Het schijnt echter dat deze virusstam verwant was aan een stam die zowel varkens als vogels kan besmetten.

Zou het opnieuw kunnen gebeuren?

Volgens veel deskundigen is het niet de vraag of er ooit weer zo’n gevaarlijk griepvirus komt maar wanneer en hoe. Sommige experts verwachten dat er zo om de elf jaar een relatief grote nieuwe griepgolf komt en ongeveer om de dertig jaar een ernstige. Volgens deze voorspellingen had de volgende pandemie er allang moeten zijn.

In het medische tijdschrift Vaccine stond in 2003: „Er is al 35 jaar verstreken sinds de laatste grieppandemie, en de langste met zekerheid vastgestelde tijd tussen twee pandemieën is 39 jaar.” In het artikel stond ook nog: „Het pandemische virus zou in China of een nabijgelegen land kunnen opduiken en zou oppervlakte-antigenen of virulente factoren uit dierlijke griepvirussen kunnen bevatten.”

In hetzelfde artikel werd in dit verband voorspeld: „Het zal zich razendsnel over de hele wereld verspreiden. Er zullen zich herhaalde infectiegolven voordoen. Het ziektecijfer zal in alle leeftijdsgroepen hoog zijn, en in alle landen zullen sociale en economische activiteiten op grote schaal ontwricht worden. In de meeste, zo niet alle, leeftijdsgroepen zal het sterftecijfer hoog oplopen. Zelfs in de economisch hoogst ontwikkelde landen is het onwaarschijnlijk dat de gezondheidsdiensten volledig in de behoeften zullen kunnen voorzien.”

Hoe verontrustend is dit scenario nu eigenlijk? John Barry, de auteur van het boek The Great Influenza, schetst het volgende perspectief: „Een terrorist met een nucleair wapen is de nachtmerrie van elke nationale politicus. Dat zou een nieuwe grieppandemie ook moeten zijn.”

Welke behandelingen zijn er?

U denkt misschien: maar er zijn nu toch effectieve behandelingen? Wat dat betreft is er goed en slecht nieuws. Antibiotica kunnen de sterfte als gevolg van secundaire bacteriële longontstekingen terugdringen, en sommige medicijnen werken tegen bepaalde griepstammen. Immunisatieprogramma’s kunnen helpen een griepvirus te bestrijden als bekend is om welke stam het gaat en als er genoeg tijd is om de vaccins te produceren. Tot zover het goede nieuws. Wat is het slechte nieuws?

De geschiedenis van griepvaccins — van de toestanden rond de New Jersey-griep van 1976 tot het vaccintekort in 2004 — is niet geheel zonder smet. Hoewel de medische wetenschap sinds de Eerste Wereldoorlog heel wat heeft bereikt, hebben artsen nog steeds geen middel gevonden tegen dit krachtige virus.

Daarom is de verontrustende vraag: zou de ramp van 1918/1919 zich kunnen herhalen? In een verhandeling van het Nationale Instituut voor Medisch Onderzoek in Londen werd het volgende gezegd: „In sommige opzichten is de situatie gelijk aan die in 1918: er is enorm veel internationaal verkeer vanwege de ontwikkelingen in het vervoer, er zijn een aantal oorlogsgebieden met de daaraan inherente problemen van ondervoeding en slechte hygiëne, de wereldbevolking is toegenomen tot zes en een half miljard en het grootste deel daarvan woont in steden met een verslechterende infrastructuur als het om afvalverwerking gaat.”

Een gerespecteerde Amerikaanse autoriteit trok de conclusie: „Simpel gezegd komen we elk jaar iets dichter bij de volgende pandemie.” Maar wil dat zeggen dat de toekomst er somber en zelfs hopeloos uitziet? Nee!

[Voetnoot]

^ ¶5 Het boek Viruses, Plagues, and History zegt: „De Italianen hebben het woord influenza rond 1500 geïntroduceerd voor ziekten die werden toegeschreven aan de ’invloed’ van de sterren.”

[Illustratie op blz. 8]

Nieuwe virusstammen kunnen ontstaan in boerengemeenschappen

[Verantwoording]

BAY ISMOYO/AFP/Getty Images

[Illustratie op blz. 8, 9]

Influenza-A-virus

[Verantwoording]

© Science Source/Photo Researchers, Inc

[Illustratie op blz. 9]

Wetenschappers hebben monsters van het virus van 1918/1919 onderzocht

[Verantwoording]

© TOUHIG SION/CORBIS SYGMA