Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Leven in Death Valley

Leven in Death Valley

Leven in Death Valley

IN 1848 werd er bij Sacramento (Californië) goud ontdekt. Het jaar daarop werd de staat overspoeld door zo’n 80.000 fortuinzoekers die snel rijk hoopten te worden. Op 25 december 1849 trok een groep die deel uitmaakte van een karavaan van zo’n honderd wagens die hun tocht in Salt Lake City begonnen waren, het gebied binnen dat nu Death Valley heet. Ze hoopten via dit dorre dal bij de grens tussen Californië en Nevada een stuk te kunnen afsnijden.

De vallei was koel in die tijd van het jaar, maar het gebied was allerminst aanlokkelijk. De groep splitste zich in een aantal kleine groepjes, die allemaal een andere route namen. Eén groepje, waartoe ook vrouwen en kinderen behoorden, probeerde tevergeefs via het westelijke gebergte de vallei uit te komen. Uitgeput en bijna door hun voedselvoorraad heen sloegen ze hun kamp op bij een bron dicht bij wat nu Furnace Creek heet en trokken daarna verder naar een waterpoel die later Bennett’s Well werd genoemd. Van daar uit gingen William Manly en John Rogers, allebei twintig jaar, hulp zoeken. De rest bleef achter.

Manly en Rogers dachten Los Angeles in een paar dagen te kunnen bereiken. Ze hadden geen idee dat ze zo’n driehonderd kilometer van de stad vandaan zaten. Na bijna twee weken lopen bereikten ze de San Fernando Valley ten noorden van de stad. Daar sloegen ze proviand in en begonnen onmiddellijk aan de terugtocht.

Toen ze na 25 dagen weer bij het kamp kwamen, zagen ze geen tekenen van leven. Manly loste een schot, waarna een man onder een wagen vandaan kwam. Manly schreef later: „Hij gooide zijn armen in de lucht en riep: ’De jongens zijn terug, de jongens zijn terug!’” Anderen kwamen ook te voorschijn, te emotioneel om iets te kunnen zeggen. Dankzij Manly en Rogers had iedereen het overleefd, behalve één man, die het kamp had verlaten om in zijn eentje de vallei uit te komen. Toen het groepje kolonisten de vallei verliet, keek een van de vrouwen naar verluidt om en zei: ’Vaarwel, Death Valley!’ En dat werd de naam van de vallei.

Gebied van uitersten

Death Valley — zo’n 225 kilometer lang en 8 tot 24 kilometer breed — is de droogste, laagste en heetste plek in Noord-Amerika. Bij Furnace Creek is ooit een luchttemperatuur van 57 graden Celsius gemeten, terwijl de grond een verschroeiende temperatuur van wel 94 graden heeft bereikt — slechts zes graden onder het kookpunt van water op zeeniveau! *

Gemiddeld valt er jaarlijks minder dan vijftig milimeter regen, en er zijn jaren dat er helemaal geen regen valt. In Death Valley bevindt zich het laagste punt van heel het westelijk halfrond — 86 meter onder de zeespiegel — bij een zoutmeertje met de naam Badwater. Slechts 140 kilometer daarvandaan ligt de 4418 meter hoge Mount Whitney, het hoogste punt in de Verenigde Staten buiten Alaska.

In 1850 werden er in de vallei bij Salt Spring kleine hoeveelheden goud ontdekt. Goudzoekers vonden ook zilver, koper en lood in het gebied. In de hele vallei doken mijnstadjes op met namen die een grappige betekenis hadden, zoals brulkikker en groen water. Maar toen de ertslagen uitgeput raakten, werden die bloeiende plaatsen spookstadjes. In 1880 werd er in Death Valley echter borax ontdekt, een wit mineraal dat gebruikt wordt bij het maken van zeep en andere producten. Daarmee begon de meest succesvolle mijnbouwperiode in de geschiedenis van de vallei. Tot 1888 werden spannen van achttien muilezels en twee paarden gebruikt om telkens twee karren van vijf meter lang geladen met borax een afmattende 270 kilometer naar het stadje Mojave te slepen. Maar van juni tot september werden er geen ladingen vervoerd; de hitte was dan te intens voor zowel mens als dier.

Death Valley werd in 1933 een nationaal monument. De grenzen werden geleidelijk aan uitgebreid tot het in totaal 1,3 miljoen hectare omvatte. In 1994 werd dit gebied Death Valley National Park: het grootste nationale park op het vasteland van de Verenigde Staten.

Death Valley bruist van het leven

Iemand zou kunnen denken dat Death Valley levenloos is. Toch zijn er honderden diersoorten, vanwege de hitte overwegend nachtdieren, die erdoorheen trekken of er wonen. De grootste zoogdieren zijn de majestueuze woestijndikhoornschapen, die zich af en toe vanuit de nabijgelegen bergen in het dal wagen. Andere bezoekers of bewoners zijn onder andere dassen, vleermuizen, rode lynxen, coyotes, kitvossen, kangoeroegoffers, poema’s, oerzons, konijnen, stinkdieren, wilde ezels, hagedissen, slangen en holenschildpadden. Tot de vogels behoren meerkoeten, haviken, reigers, kwartels, raven, strandlopers, gieren en honderden andere soorten.

Een van de taaiste van al deze dieren is de kangoeroegoffer. Hij kan in leven blijven zonder ooit één druppeltje water te hoeven drinken! „Al het water dat ze nodig hebben om te overleven, kan in hun lichaam omgezet worden uit zetmeel en vetten afkomstig uit de droge zaden die ze eten”, zegt een tijdschrift. En hun nieren kunnen de urine vijf keer zo sterk concentreren als menselijke nieren. Deze gravende knaagdiertjes vermijden de intense hitte overdag door ’s nachts op zoek te gaan naar voedsel.

Ruim duizend plantensoorten gedijen in de vallei. De Shoshone, een indianenvolk dat er al meer dan duizend jaar woont, gebruikten plaatselijke planten als voedsel en om er gereedschap van te maken. Als je weet waar je naar moet zoeken, zeggen ze, zul je in Death Valley een overvloed aan voedsel vinden.

Als de woestijn bloeit

Zo nu en dan geeft Death Valley een spectaculaire show van wilde bloemen weg. Die groeien uit de talloze zaadjes die, soms wel tientallen jaren, in de grond zitten en wachten op de juiste combinatie van regenval en temperatuur om te kunnen ontkiemen. „Er zijn veel jaren dat er helemaal geen bloemen te zien zijn”, zegt Tim Croissant, plantkundige van de National Park Service.

Maar in de winter van 2004/2005 kende Death Valley de grootste regenval ooit: ruim driemaal zo veel als normaal. Het gevolg was een explosie van meer dan vijftig soorten wilde bloemen, waaronder riddersporen, seringen, orchideeën, klaprozen, primula’s, zonnebloemen en ijzerhard. De vallei rook als een bloemenwinkel, zei een bezoeker. Uiteraard trekken bloemen bijen en insecten aan. Als Death Valley in bloei staat, hoor je dus ook het gezoem van talloze vleugeltjes.

Als u ooit deze vallei van uitersten gaat bezoeken, zorg er dan voor dat u een betrouwbaar voertuig hebt en genoeg water. En als u gaat wanneer de vallei in bloei staat, zult u waarschijnlijk ook uw camera bij u willen hebben. Uw familie en vrienden thuis zullen verbaasd zijn hoeveel leven er in Death Valley voorkomt.

[Voetnoot]

^ ¶7 Het huidige wereldrecord van 58 graden werd in 1922 in Libië gemeten. Maar als naar de gemiddelde zomertemperatuur wordt gekeken, blijkt Death Valley de heetste plek op aarde te zijn.

[Inzet op blz. 15]

De droogste, laagste en heetste plek in Noord-Amerika

[Kader/Illustraties op blz. 17]

Vissen in de woestijn!

In Death Valley leven vier soorten tandkarpertjes. In de winter slapen deze zes centimeter lange, zilverkleurige visjes in de modderige bodem van beekjes en geïsoleerde poelen. Maar als de lentezon het water opwarmt, worden ze actief en gaan ze zich voortplanten. De mannetjes worden dan iriserend blauw en verdedigen hun territorium energiek tegen andere mannetjes. In de zomer verdampt het meeste water echter al snel door de verschroeiende hitte en sterven de tandkarpertjes massaal. De visjes die het overleven moeten water verdragen dat buitengewoon zout wordt en een temperatuur van wel 44 graden Celsius kan bereiken.

[Verantwoording]

Top fish: © Neil Mishalov--www.mishalov.com; bottom fish: Donald W. Sada, Desert Research Institute

[Kaarten op blz. 14]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Verenigde Staten

Californië

Death Valley National Park

[Illustratieverantwoording op blz. 15]

Mules: Courtesy of The Bancroft Library/University of California, Berkeley

[Illustratieverantwoording op blz. 16]

Burros: ©Joseph C. Dovala/age fotostock; top panorama: © Neil Mishalov--www.mishalov.com; flowers: Photo by David McNew/Getty Images