Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Ze vond het geweldig wat ze leerde

Ze vond het geweldig wat ze leerde

Ze vond het geweldig wat ze leerde

NIET lang geleden werd er een brief gevonden die geschreven was door een vrouw net voordat ze in mei 2004 aan kanker overleed. Ze had de brief niet afgemaakt, kennelijk omdat haar gezondheid plotseling snel achteruit was gegaan. Maar degenen die deze niet-verstuurde brief later lazen, werden tot tranen toe bewogen en hun geloof in God werd erdoor opgebouwd.

In de brief vertelde de vrouw, Susan, dat ze nog een tiener was toen ze besloot een ouderling van Jehovah’s Getuigen in Connecticut (VS) op te bellen. Ze legde vervolgens uit wat ze in haar tienerjaren had meegemaakt. Eind vorig jaar kwam Susans moeder in het bezit van die ontroerende brief en stuurde een kopie ervan naar het hoofdkantoor van Jehovah’s Getuigen in New York.

Susan schreef dat ze in 1973 in een telefoonboek het nummer van de ouderling in Connecticut vond. „Dat was het jaar (ik was toen veertien) dat ik naar aanleiding van wat ik in De Wachttoren en Ontwaakt! had gelezen, besloot dat dit de waarheid moest zijn”, legde ze uit. „Omdat ik nog nooit Getuigen van Jehovah had ontmoet, zocht ik ze in het telefoonboek op en koos het nummer met hetzelfde kengetal als het mijne. Toen broeder Genrich opnam, was hij verbaasd te horen dat ik nog nooit een Getuige had ontmoet.” *

Een ernstig probleem

Susan legde in haar brief uit dat ze op haar tiende naar de zus van haar moeder in Connecticut werd gestuurd om bij haar te gaan wonen. Het zou slechts tijdelijk zijn, maar na een poos zei Susan tegen haar moeder, die nu alleen in Florida woonde, dat ze bij haar tante wilde blijven. In haar brief schreef Susan dat haar situatie leek op „wat het Stockholmsyndroom * wordt genoemd, wat inhoudt dat iemand een band ontwikkelt met zijn onderdrukkers”. Ze werd namelijk vreselijk mishandeld.

„Mijn tante en haar partner behandelden me buitengewoon slecht”, schreef Susan. „Bovendien kwamen er bijna nooit mensen bij ons thuis. Als ik al naar school mocht, kreeg ik geen lunchpakket mee en ook kreeg ik geen fatsoenlijke kleren aan, hoewel mijn moeder meer dan genoeg geld voor mijn onderhoud opstuurde. Ik had maar één setje ondergoed, terwijl mijn twee nichtjes, die een paar jaar jonger waren dan ik, alles hadden.” Ze vertelde dit om duidelijk te maken dat ze wist dat ze in de problemen zou raken als haar tante erachter kwam dat ze meer over de bijbel wilde weten.

Hoe Susan meer bijbelkennis kreeg

„Broeder Genrich stelde me voor aan Laura, een rijpe zuster”, schreef Susan. „We spraken vaak af in een wasserette, en Laura besteedde er heel wat tijd aan om mijn grote aantal bijbelse vragen te beantwoorden.” Susan legde uit dat ze voor die tijd nog nooit zelf iets had beslist, maar na die gesprekken en na het lezen van bijbelse publicaties zoals De waarheid die tot eeuwig leven leidt, nam ze voor het eerst zelf een beslissing.

„Het was op een vrijdagavond dat ik mijn tante vertelde dat ik contact had met de Getuigen”, vervolgde Susan. „Ze dwong me de hele nacht wakker te blijven terwijl ik in het midden van de keuken stond. Naderhand was ik vastbeslotener dan ooit om een Getuige te worden.”

Vanaf die tijd bleef broeder Genrich Susan lectuur geven om haar te helpen de bijbel te begrijpen. Susan schreef dat het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen van 1974 (Nederlands: 1975) haar was bijgebleven „omdat het vertelde over de Getuigen in nazi-Duitsland die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog vervolging verduurden. . . . Na daarover gelezen te hebben, vroeg ik de ouderling of hij de Koninkrijksliederen op cassette wilde zetten zodat ik ze uit het hoofd kon leren. Binnen een jaar kon ik alle 119 liederen van de zangbundel ’Zingen en uzelf begeleiden met muziek in uw hart’ op volgorde zingen.

Ondertussen gaf broeder Genrich me ook cassettes met bijbellezingen, drama’s en congres- en kringprogramma’s. Hij liet ze dan achter bij een bepaalde telefoonpaal langs de snelweg, en ik haalde ze daar op. . . . Op den duur begon ik door mijn situatie gefrustreerd te raken omdat ik zowat alle vooruitgang gemaakt had die mogelijk was zonder ook maar één vergadering te bezoeken. Ik hield het gewoon niet meer vol.”

Susan vertelde dat de volgende paar jaar heel moeilijk waren. Het contact met de enige twee Getuigen die ze kende, had ze verbroken. Maar toen werden al de liederen die ze geleerd had ’een vloek’. Hoezo? „Omdat de teksten van de liederen door mijn hoofd maalden, zoals de woorden ’Strijders van Jah zoeken niet naar hun gemak’ *. Ik wist dat die woorden waren geschreven door een Getuige die tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Duits concentratiekamp zat, en daardoor ging ik me nog slechter voelen. Ik voelde me een lafaard en dacht dat Jehovah me een hopeloos geval vond.”

Eindelijk vrij

„Het keerpunt kwam op de dag dat ik achttien werd. Jarenlang was er geen Getuige bij ons aan de deur geweest omdat we als ’niet-beladres’ genoteerd stonden. Maar die dag belde iemand van een andere gemeente bij ons aan, en ik kon met haar praten omdat er niemand anders thuis was. Voor zover ik me kon herinneren, was dat trouwens de eerste keer dat ik op een zaterdag alleen thuis was. Ik zag dit als bewijs dat Jehovah me niet als een hopeloos geval beschouwde. Dus belde ik broeder Genrich op, die ik de allereerste keer gebeld had. Ik vertelde hem dat ik eraan toe was om te vertrekken en vroeg hem of hij suggesties voor me had. Uiteindelijk werd ik geholpen te verhuizen.”

In april 1977 verhuisde Susan. Haar brief gaat verder: „In het jaar dat volgde kon ik eindelijk alle vergaderingen en kringen en congressen bijwonen, en ik begon ook in de dienst te gaan. Ik nam weer contact op met mijn moeder. Ze wist niet dat ik al die jaren zo vreselijk mishandeld was en ze was er kapot van. Ze schoot onmiddellijk te hulp en zorgde ervoor dat ik alles kreeg wat ik nodig had. Een paar jaar daarvoor was ze naar Alaska verhuisd. Omdat ze veel belangstelling voor bijbelse waarheden toonde, verhuisde ik in 1978 naar Alaska om bij haar te zijn. Ze werd uiteindelijk een Getuige en dat is ze nog steeds.

Nadat ik was begonnen de vergaderingen te bezoeken, organiseerde broeder Genrich een groepsreis naar het hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn en nodigde me uit mee te gaan. Dat was een van de duurzaamste cadeaus die ik ooit gekregen heb, omdat het in mij een levenslange waardering voor Jehovah’s organisatie heeft aangewakkerd. Dit is zo ongeveer mijn verhaal. Het is een beetje ingekort omdat ik het op tijd af wilde hebben.”

De opmerkingen hierboven zijn feitelijk slechts fragmenten van de ruim zes kantjes die Susan had volgeschreven. Aan het eind zei ze: „Ik had afgelopen maand een heel zware periode in het ziekenhuis en ik dacht dat ik het echt niet zou halen . . . Ik heb aan Jehovah gevraagd of ik me nog slechts twee weken goed zou mogen voelen, zodat ik bepaalde dingen nog zou kunnen regelen. . . . Ik verwacht niet dat ik nog lang te leven heb, maar ik moet zeggen dat de jaren in de waarheid echt geweldig zijn geweest, het beste leven dat je je maar kunt voorstellen.”

Er stond geen besluit of handtekening onder, en de brief was nooit verstuurd. Degenen die hem vonden wisten niet bij wie hij bezorgd moest worden. Maar zoals eerder gezegd, werd de brief uiteindelijk naar Susans moeder gestuurd.

Iets meer over Susan

Na Susans doop op 14 april 1979 verhuisde haar moeder terug naar Florida. Susan bleef in Alaska omdat ze een hechte band had gekregen met de broeders en zusters in de gemeente North Pole. Kort daarna werd ze pionier (fulltimeprediker). Uiteindelijk verhuisde ze ook naar Florida en trouwde in 1991 met een ouderling die eveneens pionierde. Hij stierf kort na Susans overlijden.

Susan en haar man waren een heel geliefd echtpaar. Ze zijn samen in de volletijddienst gebleven totdat het vanwege haar ziekte niet meer kon. Alles bij elkaar is ze ruim twintig jaar in de volletijddienst geweest. Haar begrafenisdienst werd in Florida gehouden en er was een telefoonverbinding met de gemeente North Pole.

Susans brief kan ons helpen nog meer waardering te krijgen voor de geestelijke zegeningen die we genieten als we Jehovah dienen en de schitterende opstandingshoop hebben (Handelingen 24:15). Dit levensverhaal maakt ook duidelijk dat God nabij iedereen is die tot hem nadert! — Jakobus 4:7, 8.

[Voetnoten]

^ ¶4 Broeder Genrich en zijn vrouw kwamen in 1993 bij een tragisch ongeval om.

^ ¶6 Zie de Ontwaakt! van 22 december 1999, blz. 7.

[Inzet op blz. 23]

’De jaren in de waarheid zijn echt geweldig geweest, het beste leven dat je je maar kunt voorstellen’

[Illustratie op blz. 21]

Susan op haar tiende

[Illustratie op blz. 23]

Susan en haar man, James Seymour