Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Spitsbergen — Land van de koude kusten

Spitsbergen — Land van de koude kusten

Spitsbergen — Land van de koude kusten

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN NOORWEGEN

WE VLIEGEN in een dik wolkendek dat ons het zicht volledig ontneemt. Plotseling komen we uit de wolken en ontvouwt zich onder ons een sneeuwwit poollandschap. Wat een uitzicht! We kijken gefascineerd naar de gletsjers, de lichtblauwe fjorden en de besneeuwde bergen. De woestenij van sneeuw en ijs strekt zich uit zover het oog reikt. We vliegen boven Spitsbergen, een eilandengroep bij de Noordpool tussen de 74 en 81 graden noorderbreedte, en we gaan er een bezoek brengen!

De Noorse naam voor de eilandengroep is Svalbard, wat „Koude kust” betekent, en deze naam verscheen in 1194 voor het eerst in de annalen van IJsland. Maar pas vierhonderd jaar later, toen de eilanden in 1596 door de Nederlanders werden ’ontdekt’, werden ze op de kaart gezet. In dat jaar zeilde een Nederlandse expeditie onder leiding van Willem Barentsz richting het noorden, toen de uitkijkpost onbekend land aan de horizon zag, een rij bergen met puntige toppen. De ontdekkingsreizigers hadden het noordwestelijke deel van de eilandengroep bereikt, en Barentsz noemde het Spitsbergen. Barentsz’ ontdekking baande de weg voor een tijdperk vol bedrijvigheid in de omgeving van Spitsbergen: er werd gejaagd, onder andere op walvissen en zeehonden, er werden verkenningstochten gemaakt, en uiteindelijk kwamen er kolenmijnen, wetenschappelijk onderzoek en toerisme. Door de jaren heen hebben meerdere landen activiteiten op Spitsbergen ontplooid, maar vanaf 1925 hoort de eilandengroep bij Noorwegen.

Permafrost en noorderlicht

Ons vliegtuig daalt over de Isfjord en landt op de luchthaven van Spitsbergen. We halen onze huurauto op en rijden naar Longyearbyen, dat vernoemd is naar de Amerikaanse mijnmagnaat John M. Longyear, die in 1906 de eerste kolenmijnen in dit gebied opende. Longyearbyen is met zo’n tweeduizend inwoners de grootste plaats op Spitsbergen. Midden in dit uitgestrekte, vrijwel ongerepte natuurgebied vinden we een moderne plaats met normale voorzieningen zoals een supermarkt, een postkantoor, een bank, een bibliotheek, scholen, hotels, cafés en restaurants, een ziekenhuis en een eigen krant. Longyearbyen ligt boven de 78 graden noorderbreedte en is daarmee de noordelijkste gemeenschap van deze grootte ter wereld.

We vinden onderdak in een pension waar voorheen mijnwerkers gehuisvest waren. Het heeft uitzicht op Longyearbyen en de majestueuze berg Hiorthfjellet. Het is oktober en de bergen zijn volledig met sneeuw bedekt. Op de bodem van de vallei ligt nog geen sneeuw, maar de grond is stijf bevroren. Dit is het gebied van de permafrost. Alleen de grond aan de oppervlakte ontdooit tijdens de zomer gedurende een korte periode. Toch is het klimaat hier dankzij gunstige winden en oceaanstromingen milder dan in andere gebieden op deze breedtegraad. Vanuit ons pension zien we de zon op de bergen schijnen, terwijl de beschaduwde vallei een blauwachtige tint heeft. Rond Longyearbyen komt de zon tussen 26 oktober en 16 februari niet boven de horizon. Maar de duistere winter wordt geregeld verlicht door het noorderlicht. Bovendien heeft Spitsbergen in de lente en zomer de middernachtzon, en in Longyearbyen duurt dat van 20 april tot 23 augustus.

Planten en dieren

Het is –8 °C en er staat een straffe wind, maar de lucht is helder. We staan klaar voor een excursie. Samen met een gids gaan we de Sarkofagen op en zullen vervolgens over een gletsjer, de Longyearbreen, weer omlaag gaan. Terwijl we de bevroren hellingen beklimmen, vertelt hij ons dat hier in de lente en zomer prachtige bloemen groeien. In feite is de vegetatie op Spitsbergen verrassend gevarieerd, want er zijn zo’n 170 bloeiende plantensoorten. Twee veel voorkomende bloemen zijn de witte of gele Arctische klaproos en de geurige zuiltjessteenbreek.

Hoger op de besneeuwde berg komen we sporen tegen van het sneeuwhoen, de enige standvogel op Spitsbergen. Alle andere vogels, zoals kortbekzeekoeten, kleine alken, verschillende soorten meeuwen en paarse strandlopers, zijn trekvogels. Een bijzondere trekvogel is de noordse stern. Veel sterns trekken helemaal naar de andere kant van de aardbol, naar de Zuidpool.

We komen ook sporen van de poolvos tegen. Dit onopvallende dier is een aaseter: hij eet de restjes van prooien van ijsberen, maar vult zijn menu aan met jonge vogels en eieren. De vos is een van de twee echte landzoogdieren die op Spitsbergen thuishoren. Het andere is het vriendelijke spitsbergenrendier, dat we tijdens ons bezoek aan Spitsbergen verschillende keren van dichtbij te zien krijgen. Het dier kijkt ons kalm aan en laat ons tamelijk dichtbij komen om foto’s te maken voordat het zich terugtrekt. Hij heeft korte poten en een dikke, warme vacht. Nu het herfst is, is hij behoorlijk rond — de extra laag vet vormt zijn voedselreserve die hij voor de koude winter nodig heeft.

De ijsbeer is de koning van de Noordpool, en velen zien hem als een zeezoogdier, omdat hij het grootste deel van zijn tijd op zee-ijs doorbrengt op jacht naar zeehonden. Maar je kunt bijna overal op Spitsbergen eenzaam rondzwervende exemplaren tegenkomen. Onze gids hoopt dat dat niet zal gebeuren. IJsberen kunnen heel agressief zijn, dus onze gids draagt voor de veiligheid een geweer bij zich. Sinds 1973 is de jacht op ijsberen volledig verboden, en als er een ijsbeer gedood wordt, wordt er altijd een onderzoek ingesteld. Hoewel er in de omgeving van Spitsbergen inmiddels een behoorlijke populatie ijsberen is, maakt men zich ernstig zorgen over de toekomst van dit majestueuze dier. De Noordpool lijkt misschien wit, fris en zuiver, maar giftige verontreinigende stoffen zoals pcb’s tasten het milieu aan. Omdat ijsberen zich aan het eind van de voedselketen bevinden, hopen de giftige stoffen zich in hun lichaam op, wat hun vruchtbaarheid schijnt aan te tasten.

We bereiken de top van de Sarkofagen en worden daar beloond met een schitterend uitzicht op talloze witte pieken in de verte. In het zuidwesten ligt de indrukwekkende ronde berg de Nordenskiöldfjellet te baden in het zonlicht. Ver beneden ons ligt Longyearbyen, en hoog boven ons zien we de lichtblauwe poollucht. We hebben echt het gevoel dat we op de top van de aardbol staan. Een paar boterhammen en een trekkersdrankje van zwartebessensap, suiker en heet water geven ons de nodige energie voor de afdaling over de Longyearbreen.

Kolenwinning en bedreigde diersoorten

Een andere interessante ervaring is een bezoek aan een oude kolenmijn. Onze stevig gebouwde gids heeft jarenlang in de kolenmijnen gewerkt en laat ons Mijn 3 zien, net buiten Longyearbyen. Met een overall aan en een helm met hoofdlamp op volgen we hem diep de berg in. We krijgen te horen dat de kolenwinning sinds het begin van de twintigste eeuw de belangrijkste activiteit op Spitsbergen is. Jarenlang hebben de mijnwerkers een heel hard bestaan gehad. Vaak moesten ze door lange mijngangen kruipen in horizontale steenkoollagen die soms maar zeventig centimeter hoog waren. We mogen het zelf ook proberen en we benijden de mijnwerkers totaal niet. Ze moesten onder oorverdovend lawaai zwaar werk doen terwijl de lucht vol stof zat van de kolen en rotsen en er altijd gevaar bestond voor explosies en instortingen. Nu worden er modernere methoden gebruikt. De kolenwinning is nog steeds een belangrijke pijler van de economie op Spitsbergen, maar de afgelopen jaren is het toerisme een steeds grotere rol gaan spelen.

Mensen hebben niet altijd rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de wilde dieren op de Noordpool. Er was een tijd dat er op Spitsbergen zo op walvissen, walrussen, rendieren, ijsberen en andere dieren gejaagd werd dat sommige soorten dreigden uit te sterven. Maar dankzij beschermingsmaatregelen hebben verschillende bedreigde diersoorten zich kunnen herstellen.

Een paradijs voor geologen

Spitsbergen is wel een paradijs voor geologen genoemd. Omdat er weinig begroeiing is, lijkt het landschap net een geologisch platenboek. We zien de karakteristieke geologische structuren in de bergen, die uit duidelijk afgescheiden lagen bestaan — het lijken wel de lagen van een gigantische taart. Er worden gesteenten aangetroffen uit alle tijdvakken van de geschiedenis van de aarde. Sommige zijn gevormd uit zand en klei, andere uit organisch materiaal. Door de eeuwen heen zijn veel dode planten en dieren door klei bedekt geraakt en gefossiliseerd. Er worden in feite uit alle geologische perioden fossielen in het gesteente gevonden.

In het Svalbardmuseum bekijken we een aantal fossielen van thermofiele planten en dieren, die aantonen dat het klimaat op de eilandengroep vroeger veel warmer was dan nu. Op sommige plaatsen op Spitsbergen zijn de steenkoollagen wel vijf meter dik! In de lagen zijn fossiele resten gevonden van zowel naald- als loofbomen. Fossiele voetafdrukken van een plantenetende dinosaurus vormen nog een bewijs dat het klimaat vroeger milder was en de plantengroei rijker.

Hoe zijn deze grote klimaatveranderingen te verklaren? We vragen het de geoloog Torfinn Kjaernet, vertegenwoordiger van het mijndirectoraat in Longyearbyen. Hij vertelt ons dat de meeste geologen het verschuiven van de continenten als de voornaamste oorzaak zien. Geologen zeggen dat Spitsbergen op een aardschol ligt die gedurende een heel lange tijd naar het noorden gedreven is, misschien wel vanaf een punt helemaal bij de evenaar. Volgens moderne satellieten drijft Spitsbergen nog steeds een paar centimeter per jaar naar het noordoosten.

Bij ons vertrek merken we dat ons bezoek ons heel wat stof tot nadenken heeft gegeven. Het uitgestrekte poollandschap, de goed aangepaste dieren en de variatie aan planten zetten ons aan het denken over de diversiteit van de schepping, de nietigheid van de mens en hoe wij als mensen omgaan met de natuur. Vanuit het vliegtuig vangen we nog een laatste glimp op van het land van de koude kusten: enkele besneeuwde bergtoppen die door het wolkendek heen steken en bleekroze oplichten in de middagzon.

[Kaart op blz. 24]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Noordpool

GROENLAND

SPITSBERGEN

Longyearbyen

75°N.B.

IJSLAND

NOORWEGEN

60°N.B.

RUSLAND

[Illustratie op blz. 25]

Longyearbyen

[Illustratie op blz. 25]

Veel bloeiende planten, zoals de zuiltjessteenbreek, kunnen zich ondanks het strenge poolklimaat handhaven

[Verantwoording]

Knut Erik Weman

[Illustraties op blz. 26]

Het sneeuwhoen en het rendier

[Verantwoording]

Knut Erik Weman