Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Mijn liefde voor muziek, het leven en de Bijbel

Mijn liefde voor muziek, het leven en de Bijbel

Mijn liefde voor muziek, het leven en de Bijbel

Verteld door Borys N. Goelasjevsky

Stel je een blinde man voor van in de zestig die twee keer een zware hartaanval heeft gehad. De tranen stromen over zijn wangen terwijl hij God dankt omdat Hij zich aan hem heeft geopenbaard. Dat was een kleine elf jaar geleden mijn situatie.

IK BEN in 1930 in het Oekraïense dorp Tsiboelev, in het district Tsjerkasy, geboren. In 1937 werd mijn vader tijdens een stalinistische zuiveringsactie gearresteerd en als staatsvijand veroordeeld. Ons appartement werd in beslag genomen en we werden door de meesten van onze kennissen gemeden. Al gauw werden ook velen van hen opgepakt. Er heerste een klimaat van wantrouwen, verraad en angst.

Twee maanden na de arrestatie van mijn vader werd mijn zusje, Lena, geboren. Lena, mijn moeder, mijn broer Nikolai en ik brachten de winter door in een klein kamertje zonder ramen en zonder kachel. Later verhuisden we naar het huis van mijn opa. Nikolai en ik zorgden voor het huis, hakten hout voor het vuur en verrichtten reparaties. Ik werkte graag met mijn handen. Ik maakte schoenen en deed timmerklusjes. Daarnaast hield ik van muziek, dus maakte ik van een stuk multiplex zelf een balalaika en leerde erop spelen. Later leerde ik ook gitaar en mandoline spelen.

Ik was katholiek gedoopt. Maar omdat ik de leer en de gebruiken van de kerk niet begreep, stond ik open voor atheïstische ideeën. Na de Tweede Wereldoorlog werd ik lid van de Komsomol (een communistische jeugdorganisatie), en als we de kans kregen, gingen andere leden en ik met gelovigen in discussie en probeerden we te bewijzen dat er geen God was.

Ik verlies mijn gezichtsvermogen

Na de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in 1941 bevond ons dorp zich tijdens de Tweede Wereldoorlog verschillende keren in de frontlinie. Op 16 maart 1944 raakte ik gewond bij een bombardement en verloor ik mijn gezichtsvermogen. Wanhoop, twijfel en pijn maakten zich van mij meester.

Toen het front zich naar het westen verplaatste en de Duitsers teruggedreven werden, ging ik af en toe een wandelingetje maken in de tuin en dan luisterde ik naar het zingen van de vogels. Moeder had medelijden met me en gaf me wodka te drinken, en de dorpelingen nodigden me uit op hun feestjes, waar ik muziek maakte. Ik rookte en probeerde mijn wanhoop te verdrinken. Maar al gauw besefte ik dat dit niets oploste.

Mijn tante, die lerares was, hoorde over scholen voor blinden en overtuigde mijn moeder ervan dat ze me op zo’n school moest laten inschrijven. In 1946 ging ik naar school in wat nu Kamjanets Podilskjy heet, en ik stortte me vol overgave op de lessen. Ik leerde braille lezen en typen. Ik legde me verder toe op de muziek en oefende urenlang op de concertina. Toen de adjunct-directeur van de school zag hoeveel moeite ik deed, mocht ik af en toe zijn accordeon gebruiken. Ik leerde ook pianospelen.

Een eigen gezin

In 1948 trouwde ik met een van de leraressen van de school, die me geholpen had met mijn studie. Haar man was in de oorlog gesneuveld, en ze was achtergebleven met twee dochtertjes. Toen ik van school kwam, trok ik bij haar in. Ik deed mijn best om een goede echtgenoot en vader te zijn en verdiende mijn brood met het maken van muziek. In 1952 kregen we een zoon.

Ik trof regelingen om een huis voor ons gezin te bouwen; hoewel ik anderen inhuurde om de fundering te leggen en de buitenmuren op te trekken, deed ik veel zelf. Het feit dat ik blind was, compenseerde ik door op mijn tastzin en verbeelding af te gaan. Ik nam bijvoorbeeld een stuk hout in mijn handen, betastte het en probeerde me er een beeld van te vormen. Daarna kon ik er dan houten voorwerpen van maken, onder andere houten gereedschap. Stalen gereedschap bestelde ik bij een fabriek. Ik metselde een stenen fornuis, maakte meubels en verrichtte andere taken.

Een uniek fluitorkest

Nadat ik nog meer muzieklessen had genomen, werd ik beroepsmusicus. Ik leerde onder andere fluit spelen. Eén keer repareerde ik een kleine bamboefluit. Na verloop van tijd leerde ik zelf fluiten maken. Destijds waren deskundigen van mening dat er geen fluiten gemaakt konden worden die geschikt waren voor bastonen, omdat die zo lang moesten zijn dat het geluid te zacht zou worden. Daarom bestonden er geen orkesten met alleen fluitisten.

Ik slaagde er echter in een fluit te maken met een speciale resonator die het geluid versterkte. Dat betekende dat er fluiten gemaakt konden worden die lage bastonen konden voortbrengen zonder aan volume in te boeten. Na verloop van tijd begon ik fluiten van verschillende lengtes te maken zodat families van fluiten ontstonden waarmee complexe meerstemmige muziek kon worden gespeeld.

Voordien had ik al orkesten van traditionele muziekinstrumenten samengesteld. Een van mijn orkesten bestond geheel uit blinde musici. In 1960 organiseerde ik een orkest met uitsluitend fluitisten: het enige in zijn soort in de Sovjet-Unie en misschien wel in de hele wereld.

Ontdekkingen en twijfels

In 1960 liet ik een paar muziekinstrumenten repareren door een expert, die een gesprek over religie begon. Zoals gewoonlijk ging ik in discussie en betoogde ik dat er geen God was. Hij stelde voor dat ik gewoon zou luisteren naar wat hij uit de Bijbel voorlas. Omdat ik nog nooit in de Bijbel had gelezen, besloot ik op zijn voorstel in te gaan.

Het verslag over Jakob die hard werkte om voor zijn gezin te zorgen, maakte diepe indruk op me. Toen ik het verhaal hoorde van Jozef, die door zijn broers in slavernij verkocht werd en allerlei beproevingen meemaakte, en hun dan toch later vergaf, moest ik huilen (Genesis hfst. 37, 39-45). Wat me ook erg aansprak, was de Gulden Regel, die zegt dat we anderen moeten behandelen zoals we zelf behandeld willen worden (Mattheüs 7:12). Op die manier leerde ik de Bijbel kennen en ging ik ervan houden.

Ik begon samen met mijn vriend bijeenkomsten van de baptisten bij te wonen en kreeg het ’Nieuwe Testament’ in braille, dat ik grondig ging lezen. Daarbij viel het me op dat wat de baptisten leerden niet altijd overeenkwam met wat de Bijbel zegt. De Bijbel geeft bijvoorbeeld te kennen dat God en Jezus twee verschillende personen zijn en dat God groter is dan Jezus (Mattheüs 3:16, 17; Johannes 14:28; Handelingen 2:32). Toch houden de baptisten vol dat God en Jezus gelijk zijn en deel uitmaken van een Drie-eenheid. Ik las mijn ’Nieuwe Testament’ heel wat keren, waarbij ik letterlijk elk woord door mijn vingers liet gaan, en was er zeker van dat die leer niet in de Bijbel stond.

De Bijbelvertaling die we hadden, gebruikte het woord „hel”. Ik probeerde me de hel voor te stellen zoals de baptisten die leerden: een plaats van eeuwige, vurige pijniging. Het gaf me een afschuwelijk gevoel! De Bijbel zegt dat God liefde is, en ik kon me niet voorstellen dat hij zo’n plaats zou scheppen (1 Johannes 4:8). Met het verstrijken van de tijd namen mijn twijfels over de hel, en ook over andere leerstellingen van de baptisten, alleen maar toe.

Grote veranderingen

In 1968 — mijn stiefdochters waren al getrouwd en hadden zelf kinderen — kregen mijn vrouw en ik ernstige meningsverschillen. Als ik aan die tijd terugdenk, spijt het me dat we niet genoeg liefde en geduld voor elkaar hebben kunnen opbrengen. We gingen uit elkaar, en ook mijn twee volgende huwelijken liepen op een echtscheiding uit.

In 1981 verhuisde ik van Kamjanets Podilskjy, waar ik 35 jaar gewoond had, naar Josjkar-Ola, zo’n zeshonderd kilometer ten oosten van Moskou. Daar ging ik verder met mijn creatieve bezigheden. Een van mijn orkesten bestond uit 45 leden die een verscheidenheid aan fluiten bespeelden. De fluiten varieerden van een twintig centimeter lange sopranino van nog geen centimeter in doorsnee tot een bijna drie meter lange contrabasfluit met een doorsnee van wel twintig centimeter. Onze concerten werden door de radio en de televisie uitgezonden en we traden in het hele land op.

Bij een concours voor muziekgroepen uit de hele Sovjet-Unie in 1986 kreeg ik een certificaat en een medaille voor mijn bijdrage aan de kunst van het fluitspelen. Jaren later werd er een documentaire gemaakt met de titel Solo for Pipe, or the Fairy Tale of a Musician. De krant Mariiskaja Pravda berichtte: „Borys Nykolajevytsj Goelasjevsky, de hoofdpersoon in deze film, ontving een speciaal certificaat omdat hij een fluitorkest heeft opgericht dat in Rusland enig is in zijn soort.”

Op zoek naar de waarheid

Toen ik naar Josjkar-Ola verhuisde, werd ik lid van de plaatselijke bibliotheek, die over heel wat materiaal voor blinden beschikte. Ik verdiepte me in de leerstellingen van katholieken, de pinkstergemeente en methodisten. Ik bezocht ook diensten van de orthodoxe kerk. Tot mijn verbazing leerden ze dezelfde dingen als die ik bij de baptisten gehoord had en waarvan ik al wist dat ze niet op de Bijbel waren gebaseerd.

Een orthodoxe priester, Aleksandr Men, schreef dat God een persoonlijke naam heeft: Jahweh. Hij zei ook dat de Joden eens de ware aanbidding beoefenden, maar dat die later door heidense leringen en afgoderij verdorven was geraakt. Zijn geschriften maakten diepe indruk op me en versterkten mijn verlangen om de waarheid te vinden.

Nog vastbeslotener

In een van mijn orkesten speelde een zo goed als blinde vrouw, Liza. We trouwden in 1990, en ook zij kreeg belangstelling voor geestelijke zaken. Datzelfde jaar ging ik mijn moeder bezoeken, die met mijn zus in Baranavitsjy (Wit-Rusland) woonde. Op verzoek van mijn moeder bezocht ik de katholieke kerk en ging er ter communie. Dat was in de tijd van de perestrojka in de Sovjet-Unie, en de pastoor wijdde het grootste deel van zijn preek aan de politieke veranderingen. Weer was ik er zeker van dat dit niet was wat ik zocht.

In 1994 kreeg ik twee hartaanvallen en werd ik ernstig ziek. In datzelfde jaar overleed mijn moeder. Ondanks alles bleef ik de Bijbel lezen. Ik had het ’Nieuwe Testament’ al minstens 25 keer gelezen, daarna ben ik de tel kwijtgeraakt. Maar ik bleef erin lezen en kreeg steeds meer vragen. Het drong tot me door dat ik Bijbelse waarheden niet in mijn eentje zou kunnen begrijpen.

Eindelijk inzicht!

In 1996 klopten Jehovah’s Getuigen bij ons aan. Ik was achterdochtig omdat de kranten hadden gezegd dat ze een gevaarlijke sekte waren. Maar toen dacht ik: wat kan me ook eigenlijk gebeuren? Het eerste wat ik vroeg was hoe ze over de Drie-eenheid dachten. Ze antwoordden dat noch het woord, noch het idee in de Bijbel voorkomt. Ik was opgetogen omdat ik zelf ook al tot die conclusie was gekomen.

Toen ik in de Russische synodale Bijbel Exodus 6:3 las, waar Gods naam, Jehovah, voorkomt, sloeg mijn hart over van vreugde. Het verbaasde me dat religies mensen bedriegen door deze naam voor hen verborgen te houden. En dan te bedenken dat de Getuigen de naam van de Schepper dragen en die aan anderen bekendmaken! — Jesaja 43:10.

Ik overstelpte de Getuigen met vragen, zoals: „Waarom spreekt de Bijbel over de hel? Waarom staat er in de meest gebruikte Russische synodale vertaling dat de aarde verbrand zal worden?” Ik stelde de ene vraag na de andere, en toen ik antwoorden uit de Bijbel kreeg, besefte ik dat ik de religie had gevonden waar ik al jaren naar op zoek was. Huilend van vreugde viel ik op mijn knieën en dankte ik God.

De Getuigen namen me al snel mee naar hun vergaderingen, en ik was onder de indruk van de aandacht van de toehoorders en het geritsel van bladzijden als de spreker zijn lezing hield. Als de spreker een Bijbelvers noemde, zochten de aanwezigen dat op in hun eigen Bijbel. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Op mijn eerste vergadering zongen de Getuigen een lied dat gebaseerd was op Jesaja 35:5 en dat begon met de woorden „Als blinde ogen opengaan”.

Ik kreeg vier keer per week Bijbelstudie van de Getuigen en ik genoot ervan. Al gauw kwam ik te weten waarom God problemen en oorlogen toelaat en wat hij aan het lijden dat daaruit voortvloeit gaat doen. Wat vooral indruk op me maakte, was Gods liefdevolle voornemen in verband met zijn koninkrijk, het middel dat hij gebruikt om zijn wil te volbrengen, namelijk dat gehoorzame mensen eeuwig in een paradijs op aarde zullen leven (Genesis 1:28; Jesaja 65:17-25; Openbaring 21:1-5). Ik kreeg steeds meer inzicht in Bijbelse waarheden, en op 16 november 1997 werd ik als symbool van mijn opdracht aan God gedoopt.

Verenigd in het dienen van God

Niet lang na mijn doop begon ook Liza de Bijbel te bestuderen. Hoewel ze last had van verlammingsverschijnselen, maakte ze snel geestelijke vorderingen, en in 1998 werd ze gedoopt. Ze moest naar het doopbassin gedragen worden, maar was vastbesloten God met haar hele ziel te dienen. We lieten regelmatig een masseur komen, en Liza deed oefeningen. Langzaam maar zeker verdween de verlamming. Nu bezoekt ze niet alleen alle vergaderingen maar geeft ze ook getuigenis van deur tot deur en reist ze naar afgelegen gebieden om er te prediken.

Elke keer dat ik ga prediken, bid ik om moed. Daarna pak ik mijn stok, ga de deur uit en loop via een route die ik goed ken naar de trolleybushalte. Als ik voetstappen hoor naderen, begin ik een gesprek over de Bijbel. Als de trolleybus komt, ga ik ergens in het midden zitten en dan spreek ik met mensen over de Bijbel en bied hun lectuur aan. Als iemand belangstelling heeft, wisselen we telefoonnummers uit.

Kort geleden had ik de gelegenheid om in een sanatorium met een muziekleraar te spreken. Hij stond versteld van de wijsheid in de Bijbel. Eenmaal weer thuis is hij met Jehovah’s Getuigen de Bijbel gaan bestuderen. In datzelfde sanatorium ontmoette ik de directeur van een plaatselijke fabriek, die een blinde zoon heeft. Toen ik met hem over mijn hoop sprak, kreeg hij belangstelling en waardering voor de Bijbelse waarheden.

Sinds mijn doop heb ik acht mensen geholpen een Koninkrijksverkondiger te worden en heb ik met vele anderen de Bijbel bestudeerd. Jehovah blijft mijn vrouw en mij enorm veel steun geven via de broeders en zusters. Ze lezen ons voor, en samen bespreken we Bijbelse publicaties. Ze nemen ook congreslezingen en de lezingen in de gemeente voor ons op. Dat alles heeft ons geholpen om Bijbelse waarheden diep in ons hart te griffen en er met anderen over te spreken. Op die manier is de gemeente voor ons „een versterkende hulp” geworden. — Kolossenzen 4:11.

Ik heb heel wat jaren aan de muziek gewijd, en nu vind ik het heerlijk om Koninkrijksmelodieën te zingen. Ik heb de meeste liederen uit de liederenbundel Zing lofzangen voor Jehovah uit mijn hoofd geleerd. Ik ben ervan overtuigd dat Jehovah me in deze goddeloze wereld gevonden heeft en me de weg uit geestelijke duisternis heeft gewezen. En dat geeft me de zekerheid dat hij me op een dag ook uit mijn letterlijke duisternis zal bevrijden.

[Illustratie op blz. 19]

Met mijn basfluit

[Illustratie op blz. 20]

Met mijn accordeon (1960)

[Illustratie op blz. 20, 21]

Het unieke fluitorkest

[Illustratie op blz. 23]

Liza en ik nu