Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Iets beters dan ’de perfecte golven’

Iets beters dan ’de perfecte golven’

Iets beters dan ’de perfecte golven’

Verteld door Karl Heinz Schwoerer

Ik ben geboren in 1952 in Pittsburgh (Pennsylvania, VS), maar groeide op in New Smyrna Beach (Florida). In mijn tienerjaren was surfen mijn lust en mijn leven. Uiteindelijk werd het voor mij zelfs het allerbelangrijkste.

IN 1970 ging ik studeren aan de luchtvaartschool Embry-Riddle in Daytona Beach (Florida) omdat ik verkeersvlieger wilde worden. Ondertussen raakte ik echter steeds meer teleurgesteld in de regering, die op dat moment een naar mijn mening onrechtvaardige oorlog voerde in Vietnam. Net als andere jongeren in die tijd had ik een afschuw van de hele maatschappij. Dus stopte ik met mijn opleiding en ging als een hippie leven. Ik liet mijn haar groeien en ging drugs gebruiken.

Kort daarna leerde ik Sue kennen, een avontuurlijke meid met veel aanleg voor schilderen en fotografie. Ik had bedacht dat als we ons leven eenvoudig hielden en ik zes à acht maanden in Florida in de bouw zou werken, we de rest van het jaar zouden kunnen kamperen op het strand aan de kusten van Mexico en Midden-Amerika.

Een geestelijke behoefte

We genoten absoluut van dat zorgeloze leventje op prachtige tropische stranden, waar Sue kon schilderen en fotograferen en ik kon surfen. Maar na een paar jaar gingen we beseffen dat ons leven geen voldoening schonk. Er leek iets te ontbreken. Dus ging ik in de zomer van 1975, terwijl we aan de kust van Costa Rica verbleven, op zoek naar geestelijke verlichting. Ik las boeken over oosterse religies en filosofieën, die in die tijd heel populair waren.

Omdat de boeken die ik las vaak de Bijbel citeerden om te bewijzen dat hun leringen waar waren, kwam ik tot de slotsom dat de Bijbel de basis voor waarheid moest zijn. Dus ruilde ik wat paddo’s voor een oude King James-​vertaling. Elke middag, na de hele ochtend te hebben gesurft, las ik in de Bijbel. Maar ondanks mijn grote enthousiasme ervoor begreep ik er niet veel van.

Heb je soms ook vragen over de Bijbel?”

Toen Sue en ik in augustus 1975 onderweg waren van Costa Rica naar de VS, stopten we bij een apotheek in El Salvador om medicijnen te kopen. Omdat de communicatie met de apotheker moeizaam verliep, bood een klant die Jenny heette aan ons te helpen. Ze was een zestienjarige Amerikaanse die vloeiend Spaans sprak. Ze vertelde dat zij en haar ouders Jehovah’s Getuigen waren en dat ze naar El Salvador waren verhuisd om mensen uit de Bijbel te onderwijzen.

Vervolgens vroeg Jenny: „Heb je soms ook vragen over de Bijbel?”

„Ja, die heb ik zeker!”, antwoordde ik. Ondanks onze hippielook nodigde Jenny ons direct bij haar thuis uit zodat we haar ouders, Joe en Nancy Trembley, konden ontmoeten. We gingen op de uitnodiging in. De hele middag stelden we Bijbelse vragen en we waren erg onder de indruk van de manier waarop Joe en Nancy onze vragen beantwoordden. Ze zeiden steeds: „Kijk eens wat deze Bijbeltekst daarover zegt.”

Het werd al snel laat, dus zeiden ze dat we wel bij hen mochten overnachten. Maar Sue en ik mochten niet in dezelfde kamer slapen omdat we niet getrouwd waren. Sue en Jenny hebben ’s nachts nog uren zitten praten over heel wat Bijbelse onderwerpen — van Adam tot Armageddon.

De groene bijbel

Voordat we de volgende dag vertrokken, gaven Joe en Nancy ons heel wat uitgaven van De Wachttoren en Ontwaakt!, enkele boeken en een bijbel. Dat was de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift, die toen met een groene harde kaft werd uitgegeven. Joe liet ons ook nog de Koninkrijkszaal zien. Het was een eenvoudig, bescheiden gebouw waar Jehovah’s Getuigen bijeenkomen voor Bijbelstudie. Ik dacht bij mezelf: wat een contrast met de opzichtige kerken van de christenheid, waar mensen bijna niets over de Bijbel leren!

Toen we later die dag bij een controlepost stopten voordat we de grens met Guatemala overstaken, veroorzaakte de groene bijbel verwarring onder de douanebeambten. Ze waren verbaasd omdat ze de bijbel herkenden en wisten dat die normaal door Jehovah’s Getuigen gebruikt werd. Toch zagen we er absoluut niet als Getuigen uit. Ondanks ons uiterlijk lieten ze ons na een paar minuten gaan. We waren stomverbaasd omdat onze auto normaal gesproken altijd werd doorzocht op drugs en smokkelwaar. Dus gingen we de groene bijbel als een mascotte zien.

Bij het doorlezen van de Bijbel en de Bijbelstudiehulpmiddelen raakten we ervan overtuigd dat we de waarheid over God hadden gevonden. Terwijl we door Mexico reden, verheugde ik me al op twee weken surfen in Puerto Escondido — mijn favoriete surfplek. Ik was vastbesloten om na van die perfecte golven te hebben genoten, naar Florida terug te gaan en een van Jehovah’s dienstknechten te worden.

Tijdens die twee weken in Puerto Escondido ging ik elke ochtend surfen. ’s Middags zat ik op het strand en las ik mijn bijbel en de Bijbelstudiehulpmiddelen. De groene bijbel trok de aandacht van een achtjarig meisje dat ons per se ’s avonds ergens mee naartoe wilde nemen. We begrepen niet waarnaartoe, maar het had iets te maken met de groene bijbel. We sloegen haar uitnodiging af, maar ze bleef aandringen. Uiteindelijk, na enkele dagen, besloten we met haar mee te gaan. Ze bracht ons naar de Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen, een klein bamboegebouw met een rieten dak. Iedereen kwam ons een hand geven of ons omhelzen alsof we oude vrienden waren.

We waren onder de indruk van het respectvolle gedrag van alle aanwezigen. Sommige kinderen zaten ons tijdens de vergadering aan te staren, waarschijnlijk omdat ze nog nooit mensen met zulk lang blond haar hadden gezien. Hun ouders moesten hen er constant op wijzen dat ze moesten opletten. Toch had Jehovah een jong kind net als zij gebruikt om ons ertoe te brengen onze eerste vergadering bij te wonen.

Vastbesloten Jehovah te dienen

Na twee weken op de perfecte golven te hebben gesurft, verkocht ik mijn surfplanken en reden we rechtstreeks naar Florida. Daar begonnen we de Bijbel met Jehovah’s Getuigen te bestuderen en alle gemeentevergaderingen bij te wonen. Vastbesloten Jehovah te dienen, gingen we apart wonen en stopten we de nauwe omgang met onze vroegere vrienden. Ik schoor mijn baard af en liet mijn haar knippen, en Sue kocht een paar jurken. Vier maanden later trouwden we en in april 1976 werden we als symbool van onze opdracht aan Jehovah gedoopt.

Nu had ons leven een doel. Omdat we Jehovah dankbaar waren voor al onze zegeningen, wilden we heel graag naar een Spaanssprekend land verhuizen om daar het goede nieuws over Gods koninkrijk te prediken. Maar de ouderlingen in onze gemeente gaven ons de raad: „Wacht daar nog even mee. Werk eerst aan je geestelijke instelling zodat je je daar nuttig kunt maken.” We aanvaardden hun raad en daarna was het ons doel pioniers te worden, zoals Jehovah’s Getuigen fulltimepredikers noemen.

Sue begon in januari 1978 te pionieren. Ik wilde ook pionieren, maar ik had nog steeds een studieschuld. Ik bedacht daar echter een eenvoudige oplossing voor: ik zou me failliet laten verklaren en zou dan kunnen gaan pionieren.

Maar de ouderlingen gaven me de verstandige raad dat niet te doen. Ze legden uit dat het niet in overeenstemming zou zijn met Bijbelse beginselen, die vereisen dat we „in alle dingen eerlijk” zijn (Hebreeën 13:18). Dus bleef ik werken om mijn schuld af te betalen. Eindelijk, in september 1979, bereikte ik mijn doel om net als Sue te pionieren. Daarna hielden we ons leven eenvoudig en hoefde ik slechts enkele dagen per week te werken om rond te kunnen komen.

Betheldienst in Brooklyn

In april 1980, toen we nog geen jaar samen pionierden, wachtte ons een grote verrassing. Een tijdje daarvoor hadden we gereageerd op een oproep voor bouwers en hadden we een aanvraagformulier ingediend om te dienen op Bethel, het internationale hoofdkantoor van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn (New York). Nu werden we uitgenodigd om over dertig dagen te komen! We hadden gemengde gevoelens omdat we de pioniersdienst zo leuk vonden. We wisten niet wat we moesten doen en spraken er met twee ouderlingen over, die ons hielpen te beseffen dat de Betheldienst een heel groot voorrecht was. Hun advies was: „Probeer het gewoon een jaar.” Dus verkochten we alles wat we hadden en vertrokken naar Brooklyn.

Na twee jaar in de bouw te hebben gewerkt, werd me gevraagd op het Bouwbureau te komen werken, waar ik werd opgeleid in ’structural design’. Sue werkte een jaar in de boekbinderij en kreeg daarna een toewijzing op de grafische afdeling. Elk jaar, op onze trouwdag, lieten we het afgelopen jaar de revue passeren en evalueerden we onze omstandigheden en verlangens en besloten we op Bethel te blijven.

Door de jaren heen hebben we goede en lieve vrienden gekregen. Omdat we bovendien op Bethel Jehovah en onze wereldwijde broederschap op een heel nuttige manier konden dienen, waren we vastbesloten er te blijven. In 1989 gingen we Spaans leren, zodat we aan een Spaanse gemeente in Brooklyn toegewezen konden worden. Zo hadden we het gevoel dat we gelijktijdig van twee activiteiten konden genieten: dienen op Bethel én in een anderstalige gemeente.

Toen Jenny, die ik eerder al noemde, ons een keer op Bethel kwam opzoeken, was het interessant haar kant van het verhaal te horen over de dag dat we elkaar in El Salvador ontmoet hadden. Ze was bij iemand Bijbelstudie aan het geven en begon zich ziek te voelen. Op weg naar huis besloot ze bij een apotheek medicijnen te halen. Om de een of andere reden ging ze niet naar de apotheek waar ze al eens eerder was geweest, maar naar die waar wij waren.

Naar andere landen

Op een dag in 1999 vroeg mijn opziener op Bethel me tot mijn verbazing: „Zou je bereid zijn naar het bijkantoor in Australië te gaan en daar drie maanden bij een project op het Regionale bouwkantoor te helpen?”

„Ja”, zei ik zonder aarzelen. Al snel waren we op weg naar Australië, waar we drie jaar zijn gebleven. Het was geweldig mee te helpen met het ontwerpen van bijkantoren voor verschillende landen in Oost-Azië en het Zuidzeegebied. Toen we in 2003 naar Brooklyn terugkeerden, wachtte ons weer een verrassing. We werden opnieuw uitgenodigd voor een toewijzing in het buitenland, deze keer voor het Regionaal Koninkrijkszalenbureau in het bijkantoor van Brazilië, op enige afstand van de grote stad São Paulo.

Daar dienen we nog steeds. Het Koninkrijkszalenbureau geeft leiding aan de bouw van Koninkrijkszalen in de meeste landen van Zuid-Amerika. In mijn toewijzing bezoek ik de diverse bouwprojecten om hulp te bieden en de vele vrijwilligers aan te moedigen — en Sue mag met me mee.

Onze prioriteiten behouden

Ik moet toegeven dat ik nog steeds dol ben op surfen, maar ik heb iets beters gevonden dan ’de perfecte golven’. Dus blijf ik aan surfen de juiste plaats toekennen: het is voor mij enkel een vorm van ontspanning. Met de liefdevolle steun van Sue concentreer ik me op iets veel belangrijkers: het dienen van onze liefdevolle God, Jehovah.

Waar het ons nu vooral om gaat, is dat we ons leven en onze bekwaamheden gebruiken om Koninkrijksbelangen en de zuivere aanbidding van Jehovah God te bevorderen. We zijn erachter gekomen dat het niet het belangrijkste is waar we Jehovah dienen, maar dat we hem met heel onze ziel dienen waar we ook zijn. — Kolossenzen 3:23.

[Inzet op blz. 25]

’Ik ben nog steeds dol op surfen, maar ik heb iets beters gevonden dan „de perfecte golven”’

[Illustratie op blz. 22, 23]

Een foto van mij die gebruikt werd voor een poster van het Summer Surf Festival

[Illustratie op blz. 23]

Op mijn dertiende

[Illustratie op blz. 23]

Ik vond mijn hippieleefstijl onbevredigend

[Illustraties op blz. 25]

Boven: Bij de bouw van een Koninkrijkszaal

Rechts: Sue en ik nu