Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

We hebben gevonden wat we zochten

We hebben gevonden wat we zochten

We hebben gevonden wat we zochten

Verteld door Bert Tallman

Ik heb dierbare herinneringen aan mijn vroege jeugd in het Bloodreservaat, een indianengemeenschap die deel uitmaakt van de Blackfootstam in Alberta (Canada). We woonden niet ver van de Canadian Rockies en het prachtige Lake Louise.

IK KOM uit een gezin met zeven jongens en twee meisjes. Als kinderen waren we vaak bij mijn grootmoeder. Ze werkte hard en leerde ons over de traditionele manier waarop veel generaties Blackfootindianen vóór ons hadden geleefd. We leerden wilde bessen te verzamelen, traditionele gerechten te bereiden en een tuin aan te leggen. Mijn grootvader en mijn vader namen me altijd mee om te jagen en te vissen. Zo jaagden we op herten en elanden voor het vlees en de huid. Onze ouders werkten hard en deden hun best om ons een goed tehuis te geven. Ik genoot van het leven in het reservaat.

Maar toen in 1963 mijn grootmoeder stierf, veranderde alles. Als vijfjarige was ik daardoor nogal in de war. Niets wat ze tegen me zeiden kon me echt troosten. Zelfs op die jonge leeftijd vroeg ik me af: Als er een Schepper is, waar is hij dan? Waarom gaan mensen dood? Soms zat ik uit frustratie te jammeren. Als mijn ouders dan vroegen wat er aan de hand was, zei ik gewoon dat ik ergens pijn had.

Contact met blanken

Voordat mijn grootmoeder overleed, hadden we nauwelijks contact met blanke mensen. Als we ze zagen, hoorde ik opmerkingen als: „Dat is weer zo’n slechte, hebzuchtige witte man, zonder enige emotie. Dat zijn geen echte mensen.” Ik was gewaarschuwd dat maar weinig blanke mensen oprecht waren en dat ze niet te vertrouwen waren. Hoewel ik ze weleens wilde ontmoeten, bleef ik op mijn hoede omdat de blanken in onze streek ons vaak belachelijk maakten en kleinerende dingen over ons zeiden.

Kort na het overlijden van mijn grootmoeder raakten mijn ouders aan de drank, en de jaren die daarop volgden werden voor mij daardoor de droevigste van mijn leven. Toen ik acht was, kwamen er geregeld mormonen bij ons thuis. Het leken aardige mensen. Mijn ouders stemden in met hun voorstel om mij uit huis te plaatsen. Ik begreep dat het de bedoeling was om indiaanse kinderen een heropvoeding te geven door ze bij blanken te laten wonen. Kennelijk vonden mijn ouders het in hun omstandigheden het beste dat ik bij een ander gezin woonde. Ik was geschokt en teleurgesteld, want ik had mijn ouders horen zeggen dat je blanken niet kon vertrouwen. Ik wilde niet weg en probeerde eronderuit te komen. Toen mijn ouders zeiden dat mijn oudere broer mee zou gaan, ging ik ten slotte akkoord.

Maar eenmaal in Vancouver werden mijn broer en ik gescheiden en namen ze me mee naar een plaats zo’n honderd kilometer ervandaan! Ik was helemaal van streek. Hoewel de mensen waar ik werd ondergebracht aardig waren, was het een traumatische ervaring voor me en was ik doodsbang. Ongeveer tien maanden later mocht ik weer naar huis.

Weer thuis

Hoewel de situatie in ons gezin nauwelijks was veranderd, was ik blij weer thuis te zijn. Toen ik ongeveer twaalf jaar was, stopten mijn ouders met de drank. Dat was een hele opluchting, maar ik had ondertussen zelf al een negatieve leefstijl omdat ik met drugs en drank was gaan experimenteren. Mijn ouders spoorden me aan me met andere dingen zoals rodeo’s bezig te houden, en dat was iets waarvan ik echt genoot. Rodeorijden was niet voor watjes. Ik leerde wilde stieren te berijden, waarbij ik minimaal acht seconden moest blijven zitten zonder eraf te worden geworpen, terwijl ik me slechts met één hand vasthield aan een touw dat om de buik van de stier was gebonden.

In mijn tienerjaren werd ik door stamoudsten ingewijd in de traditionele religie. Ik was er erg in geïnteresseerd omdat ik weinig respect had voor wat de religie van de blanken werd genoemd. Naar mijn idee leken de gebruiken van de Blackfoot de vriendelijkheid en rechtvaardigheid te bevorderen die bij veel ’christelijke’ religies ontbraken. Ik voelde me prettig bij andere indianen en genoot van de humor en verbondenheid die er tussen gezinnen en vrienden bestond.

Omstreeks deze tijd hoorde ik van het onrecht dat de indianen eeuwenlang was aangedaan. Mij werd verteld dat de blanken ziekten onder ons hadden verspreid en ons voornaamste middel van bestaan, de bizon, hadden uitgeroeid. Kolonel R.I. Dodge van het Amerikaanse leger heeft naar verluidt zelfs gezegd: „Maak zo veel mogelijk bizons af. Elke dode bizon is weer een indiaan minder.” Ik kwam erachter dat deze houding de Blackfootindianen had gedemoraliseerd en hun een gevoel van hulpeloosheid had gegeven.

Bovendien waren er enkele regeringsleiders die samen met hun religieuze bondgenoten vastbesloten waren de indianen, die ze als wilden beschouwden, te laten integreren en te veranderen. Ze meenden dat alles van het indiaanse volk aan de blanken moest worden aangepast: cultuur, religieuze opvattingen, gedrag en taal. In Canada werden enkele indiaanse kinderen op religieuze kostscholen mishandeld. Andere raakten aan de drugs, werden gewelddadig en pleegden zelfmoord — problemen die tot op de dag van vandaag in reservaten voorkomen.

Om aan die problemen te ontsnappen, besloten sommige indianen de Blackfootcultuur vaarwel te zeggen. Ze praatten niet langer Blackfoot maar Engels met hun kinderen en probeerden net zo te leven als de blanken. Maar in plaats van geaccepteerd te worden, werden ze belachelijk gemaakt, niet alleen door blanken maar ook door andere indianen, die hen ’appelindianen’ noemden — rood van buiten maar wit van binnen.

Het was triest de indiaanse mensen in zo veel opzichten te zien lijden. Ik verlangde naar betere omstandigheden voor de mensen in ons reservaat en voor andere indianen in Canada en de Verenigde Staten.

Op zoek naar antwoorden

Als tiener dacht ik dat ik nooit geaccepteerd zou worden, en behalve een minderwaardigheidsgevoel had ik ook vaak gevoelens van wrok. Ik ging de blanken zelfs haten. Maar mijn ouders en tante waarschuwden me dat ik geen haat en wrok moest koesteren. Ze spoorden me juist aan vergevensgezind te zijn, liefde te tonen en geen aandacht te schenken aan mensen die een vooroordeel hebben. Later kwam ik erachter dat dit advies in overeenstemming was met Bijbelse principes. Daar kwam bij dat ik nog steeds op zoek was naar antwoorden op de vragen die me als kind al hadden gekweld. Ik begon me ook af te vragen wat de zin van het leven was en waarom er geen eind kwam aan het onrecht. Een korte tijd leven en dan sterven leek me zo onzinnig. Ik was in de war.

Als er Jehovah’s Getuigen bij ons aan de deur kwamen, was ik meestal degene die moest opendoen. Ik had respect voor hen omdat ze onbevooroordeeld leken. Hoewel ik het moeilijk vond mijn vragen goed te formuleren, hadden we altijd interessante gesprekken. Ik herinner me nog de keer dat John Brewster en Harry Callihoo, een Blackfoot-Getuige, bij ons langskwamen. We hadden een lang gesprek tijdens een wandeling over de prairie. Ik kreeg een boek dat ik voor ongeveer de helft las voordat ik het op de een of andere manier kwijtraakte.

Ik word rodeorijder

Ik vroeg enkele ouderen in ons reservaat om advies. Hoewel ik hun goed doordachte raad waardeerde, kreeg ik nooit bevredigende antwoorden op de vragen die ik over het leven had. Toen ik ongeveer zestien was, ging ik het huis uit en stortte ik me op rodeowedstrijden. Op de feesten waar ik na de rodeo’s kwam, speelden drank en drugs meestal een belangrijke rol. Ik had last van mijn geweten omdat ik wist dat zulk gedrag verkeerd was en begreep dat God mijn manier van leven niet goedkeurde. Vaak bad ik tot de Schepper om me te helpen het goede te doen en antwoorden te vinden op de vragen waar ik nog steeds mee zat.

In 1978 ontmoette ik in Calgary een jonge indiaanse vrouw. Ze heette Rose en was half-Blackfoot en half-Cree. We hadden dezelfde interesses en konden openhartig met elkaar praten. We werden verliefd en trouwden in 1979. We kregen een dochter, Carma, en een zoon, Jared. Rose is een loyale steun en een goede moeder gebleken. Toen we op een keer bij mijn oudere broer op visite waren, zag ik een boek liggen met de titel U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven *. Wat ik daarin las, klonk boeiend en leek heel redelijk. Maar net toen ik dacht dat ik de Bijbelse boodschap begon te begrijpen, kwam ik bij een deel van het boek waar bladzijden uit waren gescheurd. Rose en ik hebben nog veel moeite gedaan om de ontbrekende bladzijden te vinden, maar tevergeefs. Ik bleef echter bidden om hulp.

Een gesprek met de priester

In het voorjaar van 1984 werd ons derde kind geboren, onze prachtige dochter Kayla. Twee maanden later stierf ze echter aan een aangeboren hartafwijking. We waren ten einde raad en ik wist niet hoe ik Rose moest troosten. Ze haalde me over om voor troost en antwoorden op onze vragen met haar mee te gaan naar de katholieke priester in ons reservaat.

We vroegen hem waarom ons dochtertje had moeten sterven en waar ze nu was. Hij zei dat God Kayla had weggenomen omdat hij nog een engel nodig had. Ik vroeg me af waarom God onze dochter moest wegnemen om een engel te zijn als hij de almachtige Schepper was. Ik dacht: wat heeft hij nu aan een hulpeloze baby? De priester sloeg tijdens het gesprek niet één keer zijn bijbel open. Met een leeg gevoel gingen we weer weg.

We vonden steun in het gebed

Op een maandagochtend in november 1984 smeekte ik God in een lang gebed wanhopig om me te helpen een beter mens te worden, in te zien wat de reden was van wat er gebeurde en de zin van het leven te begrijpen. Diezelfde ochtend nog kwamen er twee Getuigen van Jehovah bij ons aan de deur: Diana Bellemy en Karen Scott. Ze waren erg oprecht en vriendelijk en waren enthousiast over de boodschap die ze te vertellen hadden. Ik luisterde en kreeg een bijbel en het boek Overleving en daarna een nieuwe aarde *. We spraken af dat Diana later in de week met haar man, Darryl, terug zou komen.

Pas toen ze weg waren, drong het tot me door dat dit het antwoord op mijn gebed moest zijn. Ik was zo opgewonden dat ik rusteloos in huis heen en weer liep totdat Rose van haar werk thuiskwam en ik haar kon vertellen wat er was gebeurd. Tot mijn verbazing vertelde Rose dat zij de avond ervoor ook had gebeden en God had gevraagd haar te helpen de juiste religie te vinden. Die vrijdag kregen we voor het eerst Bijbelstudie. Later hoorden we dat Karen en Diana er de eerste keer dat ze bij ons kwamen, niet in waren geslaagd de huizen te vinden waar ze van plan waren te prediken. Toen ze ons huis zagen, kregen ze echter het gevoel dat ze bij ons moesten aanbellen.

Eindelijk antwoorden op mijn vragen

Onze familie en vrienden stonden verbaasd dat we de Bijbel gingen bestuderen en waren er aanvankelijk helemaal niet blij mee. Later zetten ze ons onder druk door te zeggen dat we ons leven vergooiden en onze talenten en bekwaamheden niet volledig gebruikten. Maar we besloten onze pas gevonden Vriend en Schepper, Jehovah, niet de rug toe te keren. Tenslotte hadden we iets zeer kostbaars gevonden: de fantastische waarheden en heilige geheimen in Gods Woord, de Bijbel (Mattheüs 13:52). Rose en ik werden in december 1985 als Getuigen van Jehovah gedoopt. Onze familieleden hebben nu veel respect voor Jehovah’s Getuigen omdat ze de positieve veranderingen in ons leven hebben waargenomen.

Ik had gevonden waarnaar ik had gezocht! De Bijbel geeft op een eenvoudige en logische manier antwoord op belangrijke vragen. Ik was blij te leren wat het doel van het leven is en waarom we sterven, en ook dat God belooft dat we niet alleen herenigd zullen worden met onze dochter Kayla, maar haar ook zullen zien opgroeien in volmaakte omstandigheden (Johannes 5:28, 29; Openbaring 21:4). Na een tijdje leerde ik bovendien dat we ons lichaam niet mogen verontreinigen, dat we respect voor het leven moeten hebben en dat het niet goed is wedijver aan te wakkeren (Galaten 5:26). Het was een moeilijke beslissing, maar om God te behagen besloot ik te stoppen met rodeo’s en het berijden van stieren.

Door nauwkeurige kennis van de Bijbel zijn we bevrijd van het bijgeloof waar veel indiaanse mensen onder gebukt gaan, zoals het denkbeeld dat een jankende hond of de aanwezigheid van een uil kan leiden tot de dood van een familielid. We zijn niet meer bang dat onzichtbare geesten in dieren of in voorwerpen ons kunnen schaden (Psalm 56:4; Johannes 8:32). We kijken nu vol waardering naar Jehovah’s schitterende schepping. We hebben vrienden van veel nationaliteiten die we onze broeders en zusters noemen, en zij accepteren ons als gelijken en medeaanbidders van God (Handelingen 10:34, 35). Velen van hen doen moeite om zich te verdiepen in de cultuur, geloofsopvattingen en taal van de Blackfoot, zodat ze de Bijbelse boodschap doeltreffend en op een interessante manier met anderen kunnen delen.

We wonen met ons gezin op een kleine boerderij in het Bloodreservaat in het zuiden van Alberta. We houden nog steeds van de indiaanse cultuur, zoals onze traditionele gerechten, muziek en dansen. We nemen niet actief deel aan powwows, bijeenkomsten waarop traditionele indianendansen worden uitgevoerd, maar we vinden het leuk om ernaar te kijken wanneer dat passend is. Ik heb ook altijd geprobeerd onze kinderen over onze tradities te vertellen en hun Blackfoot te leren. Veel indianen staan bekend om de prachtige eigenschappen vriendelijkheid en bescheidenheid, en tonen liefdevolle zorg voor familie en vrienden. Ze staan ook bekend om hun gastvrijheid en respect voor anderen, onder wie mensen met een andere achtergrond. Ik waardeer en bewonder die dingen nog steeds.

Het maakt ons heel gelukkig dat we onze tijd en middelen kunnen gebruiken om anderen over Jehovah te onderwijzen en hun kunnen leren hem lief te hebben. Onze zoon, Jared, werkt als vrijwilliger op het Canadese bijkantoor van Jehovah’s Getuigen bij Toronto. Ik heb het voorrecht als ouderling te dienen in de gemeente Macleod, en Rose, Carma en ik zijn alle drie gewone pionier (fulltimeprediker). Het is heerlijk om in onze eigen taal te kunnen prediken. Het is hartverwarmend te zien dat anderen positief op de waarheid over de Schepper en zijn voornemen reageren.

De Bijbel zegt over Jehovah: „Indien gij hem zoekt, zal hij zich door u laten vinden” (1 Kronieken 28:9). Ik ben dankbaar dat hij zijn belofte is nagekomen door mij en ook mijn gezin te helpen om te vinden wat we zochten.

[Voetnoten]

^ ¶22 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen; nu niet meer leverbaar.

^ ¶27 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen; nu niet meer leverbaar.

[Inzet op blz. 13]

„Als er een Schepper is, waar is hij dan? Waarom gaan mensen dood?”

[Inzet op blz. 16]

„Veel indianen staan bekend om de prachtige eigenschappen vriendelijkheid en bescheidenheid”

[Illustratie op blz. 12]

Mijn grootmoeder leerde me over de traditionele Blackfootcultuur

[Illustratie op blz. 15]

Ik leefde voor rodeo’s

[Illustratie op blz. 15]

Een speciaal traktaat over vertrouwen in de Schepper is onder andere in het Blackfoot beschikbaar

[Illustratie op blz. 15]

Ik vind het fijn om anderen over de Bijbel te vertellen

[Illustratie op blz. 15]

Een recente foto van mij en mijn gezin