Hoe de agrarische revolutie de wereld heeft veranderd
Hoe de agrarische revolutie de wereld heeft veranderd
HOE komt u aan voedsel? Gaat u ervoor naar de winkel of verbouwt u het zelf? Nog niet zo lang geleden hadden de meeste mensen hun eigen boerenbedrijfje waarmee ze in hun voedsel konden voorzien. In geïndustrialiseerde landen werkt inmiddels nog maar één op de vijftig mensen in het boerenbedrijf. Wat heeft tot deze ontwikkelingen geleid?
Verbeteringen in de efficiency van het boerenbedrijf kwamen eerst traag op gang, maar gingen later steeds sneller. Elke fase betekende voor miljoenen gezinnen ingrijpende veranderingen, en het proces is wereldwijd nog steeds gaande. Een terugblik op deze ontwikkelingen geeft enig inzicht in de maatschappij waarin we nu leven.
Het begin van een revolutie
Verrassend genoeg vond een van de grootste stappen die het einde inluidden van veel kleine boerenbedrijfjes plaats in de twaalfde eeuw, met de introductie van het halsjuk voor het paard, waardoor de adem van het dier niet werd afgesneden. Paarden die daarmee waren uitgerust konden harder, sneller en langer werken dan de ossen die voorheen werden gebruikt. Met paardenkracht konden de boeren grotere opbrengsten krijgen. Ze konden ijzeren ploegen gebruiken op stukken land die eerder niet te bewerken waren. Nog een stap voorwaarts was de introductie van gewassen om de grond te verbeteren, zoals bonen, erwten, klaver en alfalfa, die de aarde met stikstof verrijken. Vruchtbaarder grond leverde grotere oogsten op.
Door die vroege ontwikkelingen waren sommige boeren in staat extra voedsel te verbouwen voor de verkoop. Dat leidde tot de groei van steden waar mensen niet alleen hun voedsel konden kopen maar ook als fabrikant of koopman konden werken. Uit de kringen van rijke fabrikanten, kooplieden en boeren kwamen de uitvinders van de eerste landbouwmachines.
Omstreeks 1700 ontwierp Jethro Tull, een Engelse boer, een rijenzaaimachine die met een paard werd voortgetrokken. Die machine verving het handmatig zaaien, waarbij altijd zaad verloren ging. In 1831 ontwikkelde Cyrus McCormick in de Verenigde Staten een met een paard voortgetrokken maaimachine die vijf keer zo snel graan kon oogsten als een man met een zeis. Rond diezelfde
tijd introduceerden kooplieden meststoffen in Europa die afkomstig waren uit de Andes. Het gebruik van machines en meststoffen leverde een aanzienlijk hogere opbrengst op. Maar hoe waren deze ontwikkelingen van invloed op het leven van mensen?De vooruitgang op het gebied van de landbouw baande de weg voor de industriële revolutie door een overvloed aan goedkoop voedsel te leveren voor de steden. Die revolutie deed zich voor het eerst voor in Groot-Brittannië tussen 1750-1850. Duizenden gezinnen moesten naar industriesteden verhuizen om in kolenmijnen, ijzergieterijen, textielfabrieken of op scheepswerven te werken. Ze hadden weinig keus. De kleine boeren die zich geen nieuwe landbouwmethoden konden veroorloven, kregen minder geld voor hun producten en konden dus hun huur niet betalen. Ze moesten hun boerderij in de steek laten en in overbevolkte, van ziekten vergeven sloppenwijken gaan wonen. Gezinnen werkten niet langer samen op de boerderij: mannen moesten nu ver van huis gaan werken. Zelfs kinderen maakten lange dagen in fabrieken. Andere landen kregen al gauw met soortgelijke veranderingen te maken.
Landbouw op wetenschappelijke basis
In de tweede helft van de negentiende eeuw waren sommige landen zo rijk dat ze wetenschappelijk onderzoek naar landbouwmethoden konden financieren. Dit onderzoek leidde tot veranderingen die tot op de dag van vandaag voortduren. Plantenkwekers bestudeerden bijvoorbeeld de erfelijke eigenschappen van planten en ontwikkelden plantensoorten die meer opbrengst gaven en beter bestand waren tegen ziekten. Onderzoekers kwamen er ook achter hoeveel nitraten en fosfaten er precies voor specifieke gewassen en bodemsoorten nodig waren. Gedurende het groeiseizoen waren landarbeiders altijd druk bezig met het verwijderen van onkruid. Maar nu raakten veel van die arbeiders hun baan kwijt doordat wetenschappers doeltreffende onkruidverdelgers hadden ontwikkeld. Insecten, rupsen en snuitkevers zijn ook van oudsher vijanden van de boer. Maar boeren kunnen inmiddels uit een arsenaal van chemische middelen kiezen waarmee ze bijna elke plaag te lijf kunnen gaan. *
Het leven van veeboeren is ook veranderd. Met melkrobots en geautomatiseerde voedersystemen kan één veehouder met de hulp van één knecht voor wel tweehonderd koeien zorgen. Boeren kunnen kalveren en biggen ook sneller dan ooit in gewicht laten toenemen door ze niet buiten te houden maar in stallen, waar hun temperatuur en voeding in de gaten gehouden kan worden.
De resultaten van landbouw op wetenschappelijke basis waren vaak spectaculair. Sommige boeren hadden per arbeider wel honderd of zelfs duizend keer zo veel opbrengst als voor die tijd. Maar wat hebben deze ontwikkelingen teweeggebracht?
De leefstijl van boeren is veranderd
Machines hebben op veel plaatsen het leven op de boerderij veranderd. Veel boeren en hun personeel moeten nu bedreven zijn in het bedienen en onderhouden van geavanceerde machines. Boeren werken ook steeds vaker alleen. Het is gedaan met de kameraadschap van het gezamenlijk zaaien, schoffelen en oogsten.
In veel landen is een nieuw soort boer opgestaan: een hoogopgeleide zakenman die gespecialiseerd is in de massaproductie van maar één of slechts een paar gewassen. Hij heeft zwaar geïnvesteerd in grond, gebouwen en machines. Maar hij is allesbehalve onafhankelijk. Kolossale voedselverwerkende bedrijven en supermarktketens dicteren niet alleen de prijzen, maar ook de soort, afmeting en kleur van zijn product. Landbouwingenieurs ontwerpen zijn productiesysteem, en gespecialiseerde bedrijven voorzien hem van precies die kunstmeststoffen, bestrijdingsmiddelen en de hybridezaden die voor de specifieke omstandigheden op zijn boerderij nodig zijn. Er is veel verbeterd vergeleken met de landbouwmethoden van zijn voorouders. Maar het is voor hem nog steeds moeilijk om zijn hoofd boven water te houden, en sommige mensen maken zich zorgen over de schadelijke gevolgen die bepaalde landbouwtechnieken zouden kunnen hebben.
Boeren nog steeds in de problemen
In welvarende landen worden nog steeds veel boeren van hun land verdreven omdat ze niet kunnen concurreren met grote landbouwbedrijven. Sommige boeren kunnen hun geliefde manier van leven alleen in stand houden door nevenactiviteiten zoals het verhuren van vakantiehuisjes, het
beheren van een camping of een golfterrein, of het produceren van ambachtelijke artikelen. Andere stappen over op de productie van biologische voeding, de teelt van bloemen of het fokken van struisvogels of alpaca’s.In armere landen, waar misschien wel 80 procent van de bevolking als landarbeider de kost verdient, hebben veel kleine boeren ook te maken met onaangename veranderingen. Internationale bedrijven die gebruikmaken van industriële landbouwmethoden kopen soms het beste land om gewassen te verbouwen voor de export naar verre landen. Met weinig machines of zelfs geen enkele machine bewerken de overgebleven boeren vaak onvruchtbaar land of kleine lapjes grond om in voedsel voor hun gezin te voorzien.
De uittocht naar steden die nu in veel landen plaatsvindt, is het resultaat van een proces dat eeuwen geleden is ingezet. Voor sommige mensen is die verandering goed uitgepakt, maar dat geldt niet voor iedereen. En er zijn maar weinig regeringen die zo menslievend zijn geweest de getroffen boeren doeltreffende hulp te bieden. De mensheid heeft beslist Gods koninkrijk nodig. Onder dat koninkrijk zal er worden overgestapt op een betere manier van leven (Jesaja 9:6).
[Voetnoot]
^ ¶10 Ontwaakt! spreekt zich niet uit voor een specifieke landbouwtechniek.
[Kader/Illustraties op blz. 23]
TWEE SOORTEN BOERENBEDRIJVEN
Eusebio woont in de Andes, waar hij gewassen verbouwt en veertien runderen houdt. „Ze hebben allemaal een naam”, zegt hij. „Ik hou van het boerenbedrijf. We verbouwen al onze groente zelf. Mijn vrouw en ik helpen onze buren bij het ploegen en oogsten, en zij helpen ons. Niemand heeft hier machines. We ploegen met stieren, en de steile hellingen bewerken we met de hand.
Op een keer verloren we door een ziekte bijna al onze runderen. Daarna heb ik een korte cursus diergeneeskunde gevolgd. Vanaf die tijd is er bij ons geen dier meer aan een ziekte gestorven en nu kan ik ook de buren met hun dieren helpen. We verkopen onze kaas op de markt in het dorp, maar we verdienen heel weinig. Niettemin hebben onze zes kinderen altijd te eten.”
Richard heeft een boerderij met vijfhonderd hectare op de Canadese prairie. Hij werkt alleen en huurt in het zaai- en oogstseizoen een arbeider in.
„Tegenwoordig is de stress van het bedrijf meer mentaal dan lichamelijk”, zegt Richard. „Zowel mijn trekker als mijn oogstmachine heeft een cabine met airco die me beschermt tegen stof en insecten. Mijn machines zijn negen meter breed en daarmee kan ik in één dag 65 hectare zaaien of oogsten. Maar ik ben erg afhankelijk van de machines en dat veroorzaakt dus stress. Af en toe moet ik een lening afsluiten om ze te vervangen. Het afbetalen van die lening is weer afhankelijk van factoren waar ik zelf geen invloed op heb: regen, vorst, marktprijzen en rentepercentages. De stress van het boerenbedrijf heeft hier bij boeren tot veel huwelijksproblemen en zelfs tot zelfmoord geleid.”
[Illustratie op blz. 21]
Met de maaimachine die McCormick in 1831 uitvond, konden boeren vijf keer zo snel graan oogsten als voorheen
[Verantwoording]
Wisconsin Historical Society, WHi-24854