De kano — Het ’ideale vervoermiddel’ van Canada
De kano — Het ’ideale vervoermiddel’ van Canada
DE Franse ontdekkingsreiziger Samuel de Champlain stak de Atlantische Oceaan over naar wat tegenwoordig Canada is en voer de Saint Lawrence River op. Waar nu Montreal ligt, kreeg hij te maken met een groot obstakel: de Lachine Rapids. Elke poging om zijn boten voorbij de stroomversnellingen te krijgen zou tevergeefs zijn, schreef hij in 1603 in zijn logboek. De dichte bebossing maakte reizen te voet onpraktisch. Hoe hebben Champlain en zijn mannen hun reis dan voortgezet?
Ze volgden het voorbeeld van de inheemse bevolking en gebruikten kano’s. „Met kano’s”, zo schreef Champlain, „kan men zich ongehinderd en snel door heel het land bewegen, op zowel de kleine als de grote rivieren.”
Het ’ideale vervoermiddel’
De meren en rivieren van Canada waren inderdaad ideale verkeerswegen, en de kano werd als het ideale vervoermiddel gezien. De indianen konden hiermee gebieden verkennen, jagen en goederen vervoeren. Uiteraard varieerden het ontwerp en de bouwmethode, afhankelijk van onder andere de functie en de beschikbare materialen. Mensen aan de westkust van Canada bijvoorbeeld bouwden boomstamkano’s door gigantische red cedars (reuzenlevensbomen) uit te hollen. Die werden vervolgens gevuld met water en hete stenen, waardoor het hout zacht werd en er de juiste vorm aan gegeven kon worden. Sommige van die kano’s konden een gewicht van wel
twee ton vervoeren, en ze waren snel en veilig op zee, waar ze werden gebruikt om te jagen op grote zeezoogdieren, waaronder walvissen.Misschien wel de bekendste Noord-Amerikaanse kano was de berkenbastkano, die gemaakt werd van de buitenste schors van berken. Berkenschors is zowel duurzaam als waterafstotend. Die eigenschappen zijn grotendeels te danken aan een stof die betuline wordt genoemd. De schors is ook uitzonderlijk buigzaam en sterk. „Een berkenbastkano kan stroomversnellingen doorstaan die een houten kano met canvas dekzeil zouden beschadigen”, legt de kanobouwer David Gidmark uit.
Andere materialen die voor dit soort kano’s werden gebruikt, waren berkenhout, cedarhout, wortels van sparren en hars. Omdat die materialen allemaal uit het woud kwamen, konden kano’s vrij makkelijk gerepareerd worden. Bovendien waren de vaartuigen relatief licht, waardoor ze makkelijk om gevaarlijke stroomversnellingen en andere obstakels heen gedragen konden worden. Ook vormden ze geen belasting voor het milieu. Een afgedankte kano verging gewoon, net als een omgevallen boom.
De bouwmethoden waren indrukwekkend. De indianen „gebruiken geen spijkers of schroeven, maar alles wordt aan elkaar genaaid en gebonden”, berichtte een negentiende-eeuwse waarnemer. „De naden, steken en knopen zijn zo regelmatig, stevig en artistiek dat er niets aan te verbeteren valt.”
Vóór de tijd van de treinen was de kano in een groot deel van Canada het snelste en betrouwbaarste transportmiddel. Zelfs nadat er spoorlijnen waren aangelegd, raakte de kano niet meteen in onbruik, want mensen maakten tijdens een reis vaak van beide gebruik.
Kano’s waren zo belangrijk voor het leven van de indianen in Noord-Amerika dat ze zowel hun cultuur als hun godsdienst beïnvloedden. Zo werden volgens sommige legenden over een grote vloed mensen niet gered in een ark, zoals de Bijbel zegt, maar in kano’s.
Kanovaren in deze tijd
Kanovaren is nog steeds populair in Canada, maar hoofdzakelijk als vorm van recreatie. Jammer genoeg zijn er steeds minder geschikte bomen om goede berkenbastkano’s van te maken. Maar andere materialen, zoals aluminium, canvas, hout en glasvezel, zijn makkelijk verkrijgbaar.
Bill Mason, een bekende kanovaarder, voegde een extra dimensie aan kanovaren toe door te zeggen: „Een tocht met de kano over eeuwenoude waterwegen is een goede manier om onze zoekgeraakte verhouding met de natuur en de Schepper die alles heel lang geleden geformeerd heeft, te herstellen.” Velen zullen het daar helemaal mee eens zijn!
[Kader/Illustratie op blz. 11]
DE KAJAK
De Inuit leven in een deel van Canada waar geen bossen zijn. Maar dat weerhield hen er niet van vaartuigen te maken. Als basismateriaal gebruikten de Inuit huiden van zeehonden en kariboes, maar ook botten en wrakhout dat op de Arctische kust aanspoelde. Met behulp van dierlijk vet werden de vaartuigen waterdicht gemaakt. Het resultaat was de kajak.
Het opvallendste verschil tussen een kajak en een traditionele kano is dat de kajak aan de bovenkant dicht is, wat enige bescherming biedt tegen de elementen en waardoor de kajak kan omslaan zonder dat er veel water naar binnen komt. Moderne kajaks zijn gewoonlijk gemaakt van glasvezel en andere synthetische materialen.
[Illustratieverantwoording op blz. 10]
Library of Congress