Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een kennismaking met de Batak

Een kennismaking met de Batak

Een kennismaking met de Batak

Toen de Italiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo in de dertiende eeuw het eiland Sumatra (Indonesië) bezocht, beschreef hij een bepaald „bergvolk” dat, volgens zijn woorden, „als beesten leeft en mensenvlees eet”. Naar verluidt ging het hier om de Batak. Maar mijn vrouw en ik hebben een heel ander beeld van hen. Ga eens met ons mee voor een kennismaking met een volk dat we hebben leren kennen en waarvan we zijn gaan houden.

„HORAS!” Met deze hartelijke begroeting werden we door onze nieuwe Batakse vrienden verwelkomd. We waren net gearriveerd in onze nieuwe zendingstoewijzing vlak bij het Tobameer in het noorden van Sumatra, een van de spectaculairste bezienswaardigheden van dat eiland. Het is het grootste vulkanische meer ter wereld en ligt midden in het land van de Batak. (Zie het kader hieronder.)

Met ongeveer acht miljoen mensen zijn de Batak een van de grootste inheemse volken van Indonesië. Ze zijn onderverdeeld in zo’n zes onafhankelijke maar nauw verwante etnische groepen: de Toba, de Simalungun, de Karo, de Pakpak, de Angkola en de Mandailing. Elke groep bestaat uit grote familieclans. Wanneer Batak elkaar ontmoeten, is de eerste vraag meestal: ’Bij welke clan hoor je?’ Daarna wordt snel vastgesteld hoe nauw ze aan elkaar verwant zijn.

Regels voor huwelijken

Traditionele huwelijken bij de Batak verenigen over het algemeen niet alleen twee mensen, maar ook twee clans. Een nicht van moederskant wordt gezien als een ideale partij. Maar trouwen met een nicht van vaderskant of met iemand van dezelfde clan is absoluut taboe. Traditionele huwelijken worden naar de volgende regel gesloten: mannen uit clan A trouwen met een vrouw uit clan B, mannen uit clan B trouwen met een vrouw uit clan C, en mannen uit clan C trouwen met een vrouw uit clan A. Die verbintenissen verstevigen de familiebanden van de Batak en verbinden het pasgetrouwde stel met een uitgebreid netwerk van familieleden.

Zelfs als Batakse echtparen voor de wet zijn getrouwd en kinderen hebben, wordt hun huwelijk pas door hun clans erkend als er ook een traditioneel clanhuwelijk heeft plaatsgevonden. Die uitgebreide ceremonies, waarbij soms wel honderden familieleden aanwezig zijn, kunnen uren duren.

Bij bruiloften van de Karo bijvoorbeeld worden de bruidsprijs en de bruidsschat zorgvuldig geteld en verdeeld onder specifieke groepen in elke clan. Pas daarna wordt de huwelijksceremonie vervolgd. Leden van de clan houden lange toespraken over het huwelijksleven en de bruid en bruidegom luisteren respectvol. Daarna wordt er gefeest en gedanst.

Een paradijs voor boeren

In het verleden woonden veel Batakse gezinnen in grote gemeenschapshuizen met een bijzonder dak met twee punten dat aan buffelhorens doet denken. Sommige van die rijkversierde gebouwen — gemaakt van hout, bamboe of vezels van de suikerpalm — werden op palen gebouwd. In sommige gevallen waren ze groot genoeg voor twaalf gezinnen. Bij de bouw werden geen spijkers gebruikt. Een aantal van die driehonderd jaar oude gebouwen wordt nog steeds bewoond. Onder de verhoogde vloer van de huizen bevindt zich het verblijf van de dieren: runderen, kippen, honden, varkens en waterbuffels.

De plaatselijke economie is voor een groot deel afhankelijk van landbouw, visserij, veehouderij en toerisme. Het enorme natuurlijke amfitheater rond het Tobameer is echt een paradijs voor boeren. Boven het meer verheffen zich terrassen met smaragdgroene rijstvelden. De rijke, donkere vulkanische grond is niet alleen ideaal voor het verbouwen van koffie, fruit en specerijen, maar levert ook weelderige tuinen op. Vissers gaan in hun houten kano’s het meer op en halen een rijke vangst uit het koele, heldere water.

Aan het eind van de dag is het geluid te horen van vrolijke kinderen die een duik nemen in het meer. De mannen gaan naar het café en in de koele avondlucht klinkt muziek. De Batak staan plaatselijk bekend om hun krachtige en gevoelige gezang. Ze dansen ook graag — mannen en vrouwen apart — waarbij ze gracieus hun handen en armen bewegen.

Een roerig verleden

Vanaf de tijd van Marco Polo tot de negentiende eeuw kwamen er berichten dat de Batak woeste kannibalen waren die vijandelijke krijgers en criminelen op rituele wijze opaten. Maar bepaalde „lugubere details van kannibalistische praktijken zijn misschien door de Batak zelf verspreid in een poging te voorkomen dat buitenstaanders hun gebied zouden binnendringen”, zegt Leonard Andaya, hoogleraar geschiedenis. In ieder geval „heeft de Nederlandse koloniale regering in de negentiende eeuw het kannibalisme in de gebieden onder hun gezag officieel verboden”, zegt het boek The Batak — Peoples of the Island of Sumatra.

De Batak waren animisten en vereerden een aantal goden en geesten. Ze hielden zich ook bezig met offerrituelen, seances, waarzeggerij en tovenarij. Bezweringsformules, genezingsformules en voorspellingen werden vastgelegd op stukken boombast van wel vijftien meter lang die als een harmonica tot een soort boek werden opgevouwen. En om het kwaad af te weren en de toekomst te voorspellen, werden decoratieve heilige kleden geweven.

Volgens verslagen waren Richard Burton en Nathaniel Ward, twee baptisten, de eerste westerse zendelingen die naar de Batak gingen. Ze kwamen in 1824 aan. Tien jaar later, toen het Nederlandse leger delen van het land probeerde te bezetten, reisden Henry Lyman en Samuel Munson, twee Amerikaanse zendelingen, naar het Batakgebied, maar ze werden al gauw vermoord. Twee katholieke missionarissen die de waarschuwing negeerden om uit de buurt van mogelijk gevaarlijke gebieden te blijven, hebben waarschijnlijk hetzelfde lot ondergaan.

De Duitse zendeling Ludwig Nommensen, die in 1862 onder de Batak was gaan werken, overleefde het wel en had veel succes. Over hem wordt door veel plaatselijke mensen nog steeds met respect gesproken. Tegenwoordig zijn de meeste Batak aangesloten bij een christelijke kerk. De rest van de bevolking is meestal moslim of animist. Niettemin houden velen nog steeds vast aan bepaalde aspecten van hun traditionele geloof.

Echt goed nieuws bereikt het gebied

Rond 1936 kwamen er Getuigen van Jehovah naar het gebied. Ze brachten het goede nieuws van Gods koninkrijk dat, zoals Jezus had voorzegd, „op de gehele bewoonde aarde” zou worden gepredikt (Mattheüs 24:14). Veel Batak reageerden gunstig op de Bijbelse boodschap en braken met hun bijgelovige gewoonten. Inmiddels zijn er in deze streek zo’n dertig gemeenten van Jehovah’s Getuigen. (Zie het kader hiernaast.)

Wanneer mijn vrouw en ik het goede nieuws delen met mensen in het gebied, ontmoeten we vaak toeristen die onder de indruk zijn van het spectaculaire landschap en het heerlijke klimaat rond het Tobameer. We zijn het roerend met hen eens. Maar we voegen eraan toe dat de echte schoonheid is gelegen in de mensen: de hartelijke en vriendelijke Batak.

[Kader op blz. 17]

EEN KOEL MEER MET EEN VURIG VERLEDEN

Het Tobameer is 87 kilometer lang en 27 kilometer breed, waarmee het verreweg het grootste kratermeer ter wereld is. Het bevat zo veel zoet water dat het hele Verenigd Koninkrijk daarmee een meter onder water gezet zou kunnen worden. Dit spectaculaire meer wordt omringd door de groene vulkanische toppen van het Barisangebergte en is vanuit elke hoek een paradijs voor fotografen.

Het meer is ontstaan door een of meer reusachtige vulkaanuitbarstingen, en wetenschappers denken dat die misschien wel tot de krachtigste in de geschiedenis van de aarde behoren. Na verloop van tijd heeft de gigantische krater zich met water gevuld en ontstond het waterbekken dat nu bekendstaat als het Tobameer. Door bodemverheffing in het meer ontstond het prachtige eiland Samosir, dat een oppervlak heeft van bijna 650 vierkante kilometer, ongeveer net zo groot als het Spaanse eiland La Palma.

[Kader op blz. 18]

EEN PARADIJS MET EEN AANGENAAM KLIMAAT

Het Tobameer ligt zo’n driehonderd kilometer boven de evenaar maar heeft een verrassend koel klimaat. Dat komt doordat het ongeveer negenhonderd meter boven de zeespiegel ligt. In het omliggende gebied gedijen zowel palmbomen als dennenbomen.

Het meer vormt een ecologische scheidslijn tussen een aantal dieren. Zo zijn er ten noorden van het meer orang-oetans, withandgibbons en thomaslangoeren te vinden, terwijl ten zuiden ervan Indische tapirs, soendaspookdiertjes en rode langoeren worden aangetroffen.

[Kader/Illustratie op blz. 19]

EEN MEDIUM GAAT JEHOVAH AANBIDDEN

Nursiah was een Batakse ḍukun of toverdokter. Ze gebruikte magie om kwalen te genezen, boze geesten uit te drijven en met de ’doden’ te communiceren. * Ze verdiende er goed aan, en ondanks haar occulte bezigheden was ze een gerespecteerd lid van de plaatselijke protestantse kerk.

Toen Nursiah Jehovah’s Getuigen ontmoette, was ze verbaasd te horen dat Gods naam Jehovah is (Psalm 83:18). Later las ze in de Bijbel dat velen die in de eerste eeuw gelovigen waren geworden hun magische kunsten hadden opgegeven en hun spiritistische boeken hadden verbrand om God op een aanvaardbare manier te kunnen dienen (Handelingen 19:18, 19). Ondanks hevige tegenstand besloot ze hetzelfde te doen, volledig vertrouwend op Jezus’ woorden: „De waarheid zal u vrijmaken” (Johannes 8:32).

Nu zijn Nursiah en haar zoon, Besli, gedoopte Getuigen. Haar man, Nengku, bezoekt geregeld de bijeenkomsten van de Getuigen. „Nu ik Jehovah dien,” zegt ze, „ziet mijn leven er veel beter uit! Toen ik een ḍukun was, snakte ik naar de waarheid. Nu zijn al mijn vragen echt beantwoord.”

[Voetnoot]

[Illustratie]

Nursiah met haar man en zoon

[Kaarten op blz. 16]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Sumatra

Tobameer

[Verantwoording]

Based on NASA/Visible Earth imagery

[Illustratie op blz. 16, 17]

Tobameer gezien vanaf de hellingen van de berg Pusuk Buhit op het vasteland

[Illustratie op blz. 18]

De Sipisopisowaterval, aan de noordkant van het Tobameer, is zo’n 110 meter hoog