Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wat geloven Jehovah’s Getuigen?

Wat geloven Jehovah’s Getuigen?

De geloofsovertuigingen van Jehovah’s Getuigen zijn niet geheim, want hun lectuur is in honderden talen verkrijgbaar. Hier volgt een overzicht van enkele belangrijke leerstellingen.

1. De Bijbel

De Getuigen geloven dat ’de gehele Schrift door God geïnspireerd is’ (2 Timotheüs 3:16). Jason D. BeDuhn, hoofddocent aan een theologische faculteit, schreef over Jehovah’s Getuigen dat ze „hun geheel van leerstellingen en praktijken baseren op het ruwe materiaal van de Bijbel, zonder vooraf te bepalen wat daar moet staan”. Ze passen hun geloofsovertuigingen aan de Bijbel aan en interpreteren de Bijbel niet zoals het hun uitkomt. Maar ze beseffen ook dat niet alles in de Bijbel letterlijk genomen moet worden. De zeven scheppingsdagen bijvoorbeeld zijn symbolisch en duiden op lange tijdsperioden (Genesis 1:31; 2:4).

2. De Schepper

De ware God heeft zichzelf een naam gegeven: Jehovah * (of Jahweh, de vorm waaraan sommige geleerden de voorkeur geven) (Psalm 83:18). Met deze naam onderscheidt hij zich van valse goden. De Hebreeuwse vorm van Gods naam komt zo’n zevenduizend keer voor in de oorspronkelijke tekst van de Bijbel. Jezus beklemtoonde het belang van die naam door in het Onzevader te zeggen: „Uw naam worde geheiligd” (Mattheüs 6:9). God verlangt terecht exclusieve aanbidding. Daarom gebruiken de Getuigen bij hun aanbidding geen beelden of iconen (1 Johannes 5:21).

„De Vader is groter dan ik.” — Johannes 14:28

3. Jezus Christus

Hij is de Redder, „de Zoon van God” en „de eerstgeborene van heel de schepping” (Johannes 1:34; Kolossenzen 1:15; Handelingen 5:31). Hij is door God geschapen en maakt dus geen deel uit van een drie-eenheid. Jezus zei zelf: „De Vader is groter dan ik” (Johannes 14:28). Voordat Jezus naar de aarde kwam, leefde hij in de hemel, en na zijn offerdood en opstanding ging hij terug naar de hemel. „Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij”, zei Jezus (Johannes 14:6).

4. Gods koninkrijk

Dit is een regering in de hemel met een Koning, Jezus Christus, en 144.000 mederegeerders, die „van de aarde zijn gekocht” (Openbaring 5:9, 10; 14:1, 3, 4; Daniël 2:44; 7:13, 14). Ze zullen regeren over de aarde, die ontdaan zal worden van alle slechtheid en die bewoond zal worden door miljoenen godvrezende mensen (Spreuken 2:21, 22).

5. De aarde

In Prediker 1:4 staat: „De aarde blijft altijd bestaan” (De Nieuwe Bijbelvertaling). Nadat de slechte mensen ten onder zijn gegaan, zal de aarde in een paradijs veranderd worden en voor altijd bewoond worden door rechtvaardige mensen (Psalm 37:10, 11, 29). De woorden uit Jezus’ gebed, ’Uw wil geschiede op aarde’, zullen op die manier worden vervuld (Mattheüs 6:10).

6. Bijbelprofetieën

’God kan niet liegen’ (Titus 1:2). Wat hij voorspelt, komt dus altijd uit, en dat geldt ook voor de Bijbelprofetieën over het einde van deze wereld (Jesaja 55:11; Mattheüs 24:3-14). Wie zullen die vernietiging overleven? „Wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid”, zegt 1 Johannes 2:17.

7. Overheid

„Betaalt caesar terug wat van caesar, maar God wat van God is”, zei Jezus (Markus 12:17). Jehovah’s Getuigen houden zich in overeenstemming daarmee aan de wetten van hun land, voor zover die niet in conflict zijn met Gods wetten (Handelingen 5:29; Romeinen 13:1-3).

„Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Mattheüs 24:14

8. Prediken

Jezus voorzei dat „dit goede nieuws van het koninkrijk” over de hele wereld bekendgemaakt zou worden voordat het huidige stelsel zou ophouden te bestaan (Mattheüs 24:14). Jehovah’s Getuigen vinden het een eer aan dit levensreddende werk mee te helpen. Of mensen luisteren of niet is natuurlijk hun eigen keus. De Bijbel zegt: „Een ieder die wil, neme het water des levens om niet” (Openbaring 22:17).

9. Doop

Jehovah’s Getuigen dopen alleen personen die op basis van een grondige studie van de Bijbel God als een van zijn Getuigen willen dienen (Hebreeën 12:1). Ze symboliseren hun persoonlijke opdracht aan God door zich te laten onderdompelen (Mattheüs 3:13, 16; 28:19).

10. Onderscheid tussen geestelijken en leken

’Gij allen zijt broeders’, zei Jezus tegen zijn volgelingen (Mattheüs 23:8). De eerste christenen, met inbegrip van de Bijbelschrijvers, kenden geen klasse van geestelijken. Dit Bijbelse patroon wordt door Jehovah’s Getuigen nagevolgd.

^ ¶4 Jehovah’s Getuigen hebben de naam Jehovah niet zelf bedacht. Al eeuwen geleden werd Gods naam zo weergegeven in verschillende niet-Bijbelse talen, waaronder Duits, Engels en Nederlands. Helaas hebben veel moderne Bijbelvertalers Gods naam vervangen door titels, zoals ’God’ en ’Heer’, waardoor ze van een grof gebrek aan respect voor de Auteur van de Bijbel blijk geven.