Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De zienswijze van de Bijbel

Kunnen de doden de levenden helpen?

Kunnen de doden de levenden helpen?

HET denkbeeld dat mensen leiding kunnen vinden bij de doden is al heel oud. Het komt bijvoorbeeld terug in een verhaal over Odysseus van de Griekse dichter Homerus uit de oudheid. Omdat de legendarische held een manier zocht om terug te keren naar Ithaca, het eiland waar hij vandaan kwam, waagde hij zich in de onderwereld om een dode ziener te raadplegen.

Veel mensen hopen van de doden antwoord te krijgen op lastige vragen. Ze raadplegen daarom mediums, voeren spiritistische rituelen uit of slapen in de graftomben van hun voorouders. Is het echt mogelijk om hulp van de doden te krijgen?

Een wijdverbreid gebruik

Veel grote godsdiensten leren dat communicatie met overleden mensen mogelijk is. De Encyclopedia of Religion zegt dat „necromantie, het gebruik om door middel van magie de zielen van de doden op te roepen, in essentie een vorm van waarzeggerij is” en voegt daaraan toe dat dit gebruik „wijdverbreid” is. De New Catholic Encyclopedia bevestigt dit door te zeggen dat „necromantie in meerdere vormen over de hele wereld voorkomt”. Het is dan ook geen wonder dat mensen van allerlei religies geprobeerd hebben dingen te weten te komen met de hulp van de geestenwereld.

Hoewel contact zoeken met de doden „door de Kerk scherp veroordeeld werd,” zegt de laatstgenoemde encyclopedie, „wordt er in de middeleeuwen en de renaissance herhaaldelijk melding gemaakt van dit gebruik”. Wat zegt de Bijbel over dit onderwerp?

Is het goed om ’de doden te ondervragen’?

In de oudheid zei Jehovah God tegen zijn volk Israël: „Er dient onder u niemand te worden gevonden die (...) de doden ondervraagt” (Deuteronomium 18:9-13). Waarom zou Jehovah zo’n verbod instellen? Als de levenden met de doden zouden kunnen spreken, zou het toch juist liefdevol van hem zijn om zo’n communicatie toe te staan? De realiteit is dat communicatie met de doden niet mogelijk is. Hoe weten we dat?

De Bijbel leert dat de doden geen bewustzijn hebben. Prediker 9:5 zegt: „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust.” In Psalm 146:3, 4 staat: „Stelt uw vertrouwen niet op edelen, noch op de zoon van de aardse mens, aan wie geen redding toebehoort. Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten.” En de profeet Jesaja zei over gestorven personen dat ze „machteloos in de dood” zijn (Jesaja 26:14).

Toch geloven veel mensen dat ze door middel van spiritistische gebruiken contact hebben gelegd met overleden dierbaren. Zulke ervaringen komen vaak voor, dus het is duidelijk dat heel wat mensen contact hebben gehad met iemand uit het geestenrijk. Maar zoals uit bovenstaande Bijbelteksten blijkt, kunnen ze niet met de doden hebben gesproken. Met wie dan wel?

Met wie praten ze?

In de Bijbel staat dat geesten in de hemel, „zonen van de ware God”, tegen hun Schepper in opstand kwamen en demonen werden (Genesis 6:1-5; Judas 6, 7). De demonen verspreiden de leugen dat mensen na de dood voortleven en doen zich daarom voor als overleden personen die vanuit het geestenrijk met de levenden praten.

De Bijbel vertelt over koning Saul van Israël, die als gevolg van ongehoorzaamheid Jehovah’s goedkeuring had verloren. Toen Saul via een medium de overleden profeet Samuël probeerde te raadplegen, kreeg hij inderdaad een boodschap uit het geestenrijk. Maar die was niet afkomstig van Samuël. Dat zou niet logisch zijn geweest, want Samuël had juist geweigerd de koning te woord te staan en hij was tegen mediums. De boodschap die Saul kreeg, kwam in werkelijkheid van een demon die zich voordeed als Samuël (1 Samuël 28:3-20).

De demonen zijn vijanden van God en het is gevaarlijk om contact met ze te hebben. Daarom zegt de Bijbel: „Wendt u niet tot de geestenmediums, en raadpleegt geen beroepsvoorzeggers van gebeurtenissen, zodat gij door hen onrein wordt” (Leviticus 19:31). „Iemand die de doden ondervraagt,” waarschuwt Deuteronomium 18:11, 12, doet in Jehovah’s ogen „iets verfoeilijks”. Een van de daden van ontrouw waarvoor Jehovah koning Saul ter dood bracht, was dat „hij een geestenmedium ter raadpleging ondervraagd had” (1 Kronieken 10:13, 14).

Wie kunt u dan om raad vragen als u vindt dat u leiding uit een hogere bron nodig hebt omdat u voor ingewikkelde problemen of keuzes staat? De Bijbel noemt Jehovah de „Grootse Onderwijzer”. Als u en uw gezin zijn Woord, de Bijbel, raadplegen en echt toepassen wat erin staat, zal het zijn alsof ’uw eigen oren een woord achter u horen, dat luidt: „Dit is de weg. Wandelt daarop”’ (Jesaja 30:20, 21). Hoewel christenen in deze tijd niet verwachten een letterlijke stem van de ware God te horen, kan hij hun leiding geven door middel van de Bijbel. Jehovah zelf zegt als het ware: ’Laat mij je gids zijn.’

WAT DENKT U?

● Wat vindt God ervan als iemand contact zoekt met de doden? — Deuteronomium 18:9-13.

● Waarom kunnen de doden geen kennis overdragen aan de levenden? — Prediker 9:5.

● Wie kunnen we vol vertrouwen om raad vragen? — Jesaja 30:20, 21.