De zienswijze van de Bijbel
Hebben we een godshuis nodig om tot God te bidden?
VEEL mensen gaan geregeld naar een kerk of een ander religieus gebouw om tot God te bidden. Anderen maken lange pelgrimstochten naar zulke godshuizen. Denkt u dat het nodig is naar zo’n gebouw te gaan om tot God te bidden? Of hebt u het gevoel dat u altijd en overal tot hem kunt bidden? Wat zegt de Bijbel daarover?
Aan het begin van de menselijke geschiedenis waren er geen godshuizen. Het eerste mensenpaar woonde in een prachtige tuin (Genesis 2:8). Vanaf die plek konden ze met hun Schepper, Jehovah God, communiceren. Later, toen de menselijke familie groter werd, waren er rechtvaardige mensen, zoals Noach, die ’met de ware God wandelden’. Toch waren er in die tijd nog geen religieuze gebouwen (Genesis 6:9). Deze mensen hadden een goede band met God en kregen zijn goedkeuring.
God woont niet in door mensen gemaakte gebouwen
De gelovige mannen in de oudheid wisten dat de Schepper van de aarde en het enorme heelal niet in door mensen gemaakte gebouwen woont. „Zal God waarlijk bij de mensen op aarde wonen?”, vroeg de wijze koning Salomo. Hij erkende: „De hemel, ja, zelfs de hemel der hemelen, kan u niet bevatten” (2 Kronieken 6:18). Het is waar dat de Israëlieten een tabernakel en later een tempel hadden waar ze jaarlijks bijeenkwamen voor de feesten die Gods Wet voorschreef (Exodus 23:14-17). Toch konden ze ook op elk ander moment tot God bidden: als ze hun kudden hoedden, het land bewerkten, tijd met hun gezin doorbrachten of alleen waren (Psalm 65:2; Mattheüs 6:6).
Ook wij kunnen altijd en overal tot God bidden. Ons voorbeeld, Jezus Christus, ging vaak naar een eenzame plek om te bidden (Markus 1:35). Op een keer ging hij bijvoorbeeld „de berg op om te bidden, en hij bracht de gehele nacht door in gebed tot God” (Lukas 6:12).
Als Jood ging Jezus natuurlijk trouw naar de religieuze feesten in de tempel in Jeruzalem (Johannes 2:13, 14). Toch voorzei hij een tijd waarin de tempel niet meer het centrum van ware aanbidding zou zijn. In een gesprek met een Samaritaanse vrouw bij een berg in Samaria, waar haar volk een tempel had, zei Jezus: „Het uur komt waarin gijlieden de Vader noch op deze berg noch in Jeruzalem zult aanbidden.” Hij voegde daaraan toe dat ’ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zouden aanbidden’ (Johannes 4:21, 23).
Voor Jezus was dus niet een gebouw van steen belangrijk maar ware aanbidding vanuit een oprecht hart. Maar wilde hij hiermee zeggen dat zijn volgelingen, die later christenen werden genoemd, God alleen op individuele basis zouden aanbidden? (Handelingen 11:26) Nee, en daar had hij goede redenen voor.
Een geestelijke familie
Gods ware aanbidders zijn een familie — een geestelijke familie (Lukas 8:21). Een hechte familie doet veel dingen samen, zoals samen eten. Dat versterkt de familieband. Een christelijke bijeenkomst zou een geestelijk feestmaal genoemd kunnen worden, omdat die de innerlijke mens voedt en de geestelijke band versterkt. De apostel Paulus schreef: „Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar laten wij elkaar aanmoedigen” (Hebreeën 10:24, 25).
Ware aanbidders beseffen dat de gemeente een belangrijke rol speelt. Ze hebben de gemeente nodig om christelijke eigenschappen, zoals liefde, vergevingsgezindheid, vriendelijkheid, zachtaardigheid en vrede, zo volledig mogelijk te kunnen ontwikkelen (2 Korinthiërs 2:7; Galaten 5:19-23).
Waar hielden de eerste christenen hun bijeenkomsten? Vaak kwamen ze samen in het huis van een geloofsgenoot (Romeinen 16:5; Kolossenzen 4:15). Toen Paulus bijvoorbeeld aan een medechristen schreef, richtte hij zijn brief ook tot „de gemeente * die in uw huis is” (Filemon 1, 2).
Ook nu hebben Gods aanbidders geen rijk versierde religieuze gebouwen nodig, maar plaatsen die comfortabel zijn en genoeg plek bieden voor de aanwezigen. Jehovah’s Getuigen hebben zulke vergaderplaatsen, die ze Koninkrijkszalen noemen. Waarschijnlijk staat er ook een in uw omgeving. Het zijn functionele en bescheiden gebouwen, en de bijeenkomsten die er gehouden worden zijn eenvoudig: ze omvatten liederen, gebeden en Bijbelbesprekingen.
Jehovah’s Getuigen vinden de tijd die ze aan persoonlijke aanbidding van God besteden heel belangrijk. Daarom maken ze dagelijks als gezin en individueel tijd voor gebed. „Nadert tot God en hij zal tot u naderen”, zegt Jakobus 4:8.
[Voetnoot]
^ ¶13 Het oorspronkelijke Griekse woord dat met „gemeente” vertaald is, wordt door sommige Bijbelvertalers in andere verzen ook wel weergegeven met „kerk”.
WAT DENKT U?
● Woont God in door mensen gemaakte gebouwen? — 2 Kronieken 6:18.
● Waar bracht Jezus een nacht in gebed door? — Lukas 6:12.
● Waarom komen ware aanbidders bijeen? — Hebreeën 10:24, 25.
[Inzet op blz. 15]
Zijn er plaatsen waar gebeden eerder worden verhoord?