COVERONDERWERP
Toekomst voor mensen zonder thuis
Joe is een Amerikaanse veteraan. Door traumatische gebeurtenissen die hemzelf en zijn familie troffen, leefde hij achttien jaar op straat. Hij ging geregeld naar de bibliotheek, waar hij gesprekken had met iemand die daar werkte. Die gesprekken veranderden zijn leven.
Martín, een jonge man in Argentinië, voelde een geestelijke leegte. Het leven leek geen doel te hebben. Hij liet alles achter zich om een doel te vinden en ging uiteindelijk op een strand leven. Maar in plaats van antwoorden te vinden, werd hij zwaar depressief. Huilend smeekte hij God: ‘Als u bestaat, laat me u dan vinden.’ Wat er gebeurde, leest u verderop in dit artikel.
MENSEN kunnen om meerdere redenen dakloos worden. Sommigen maken traumatische gebeurtenissen mee, net als Joe. Anderen ervaren het ‘normale’ leven als een zinloze sleur en kiezen er net als Martín voor die te ontvluchten. Weer anderen worden dakloos door armoede, natuurrampen, huiselijk geweld, drugs of alcohol, een psychische aandoening, torenhoge huizenprijzen of werkloosheid.
Dakloosheid was lange tijd vooral een probleem in ontwikkelingslanden, oorlogsgebieden of landen die door een economische crisis getroffen werden. Maar Paul Toro, hoogleraar in de psychologie, zegt dat dakloosheid ‘in de meeste ontwikkelde landen een ernstig sociaal probleem is geworden’. * Factoren die hier mogelijk toe bijdragen zijn toenemende economische ongelijkheid en overheidsbeleid op het gebied van steun aan lage inkomens.
Veel mensen maken zich zorgen over de dag van morgen. Maar zoals we straks zullen bespreken, kunnen de Bijbelse beloften voor de toekomst ons helpen minder bezorgd te zijn. En de Bijbel geeft ons goede raad, waardoor we nu al onze economische
situatie en geestelijke gezondheid kunnen verbeteren. Dat merkten Joe en Martín ook.DE BIJBEL VERANDERDE ZIJN LEVEN
‘Joe was intelligent, beleefd en bescheiden’, zegt Cindi, die in de bibliotheek werkte waar Joe vaak kwam. Ze was een van Jehovah’s Getuigen en gaf hem af en toe De Wachttoren en Ontwaakt! En ze nodigde hem uit voor hun bijeenkomsten. Omdat iedereen daar heel vriendelijk en respectvol was, begon hij de bijeenkomsten geregeld te bezoeken. En hij ging met iemand van die gemeente de Bijbel bestuderen.
Wat hij leerde, deed hem goed. Joe begon de lessen uit de Bijbel toe te passen. Dat betekende dat hij zijn leven drastisch moest veranderen. Hij leerde bijvoorbeeld dat het leven een cadeau van God is, dat je er voorzichtig mee om moet gaan en dat roken het lichaam vervuilt (Psalm 36:9). Daarom stopte hij met roken, in overeenstemming met 2 Korinthiërs 7:1: ‘Laten wij ons reinigen van elke verontreiniging van vlees.’ Joe’s beslissing was niet alleen goed voor zijn gezondheid maar ook voor zijn portemonnee.
De Bijbel zegt dat we in ons eigen onderhoud moeten voorzien (1 Thessalonicenzen 4:11, 12). * Joe voelde zich aangesproken en ging op zoek naar werk. Werken maakt ook gelukkig: ‘Het beste voor de mens is nog: eten en drinken en genieten van wat hij met veel zwoegen bereikt heeft’ (Prediker 2:24, Willibrordvertaling). Bovendien krijgen we door eerlijk werk meer zelfrespect, en we kunnen iets voor anderen betekenen (Efeziërs 4:28).
Toen de gemeente zag hoe Joe zijn best deed, ‘werd hij echt in de gemeente opgenomen’, zegt Cindi. ‘Sommigen hielpen hem een huis te vinden en andere dingen te regelen waarvoor hij in aanmerking kwam.’ Joe ging steeds meer volgens de Bijbel leven, en na een tijdje werd hij gedoopt als een van Jehovah’s Getuigen. Nu kan hij met zijn eigen verhaal anderen aanmoedigen in de Bijbel naar de wijsheid van God te zoeken (Spreuken 3:13, 14).
HIJ VOND EEN DOEL IN ZIJN LEVEN
Martín begon naar de zin van het leven te zoeken toen hij twintig was. ‘Ik onderzocht religies en verschillende filosofieën en gebruikte drugs. Ik hoopte dat dat de leegte in me zou vullen, maar niets werkte.’ Hij woonde een tijdje in Californië en ging daarna naar Hawaï. ‘Ik dacht dat ik in het paradijs was beland’, vertelt hij. Maar ook die mooie omgeving maakte hem niet gelukkig. ‘Ik werd zo depressief dat ik zelfmoord overwoog.’ In die periode huilde hij vaak urenlang en smeekte hij God: ‘Als u bestaat, laat mij u dan vinden.’
Martín herinnerde zich dat hij een bord had gezien met daarop ‘Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen’. Hij besloot naar een bijeenkomst te gaan. ‘Ik had lang haar en een baard, en ik droeg al maanden dezelfde kleren’, zegt hij. ‘Maar ik was meer dan welkom.’ Martín nam Bijbelles en liep regelmatig van zijn ‘thuis’ op het strand naar het stadsplein, waar hij met zijn leraar had afgesproken.
Mattheüs 5:3, Bijbel in Gewone Taal).
Eindelijk kreeg Martín antwoord op zijn vragen. Zijn depressie verdween en hij ervaarde het geluk waar Jezus over sprak: ‘Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben’ (‘De mensen waren onder de indruk van hoe ik veranderde’
Martín paste dezelfde Bijbelse raad toe als Joe en zette zijn leven weer op de rails. Dat bleef niet onopgemerkt. Hij verzorgde zichzelf beter en met behulp van de Getuigen vond hij een baan en een huis. ‘Vroeger stond ik bekend als de zwerver van het plein’, zegt hij. ‘Maar nu waren mensen onder de indruk van hoe ik veranderde.’
Weer later ging Martín terug naar Argentinië, waar hij als een van Jehovah’s Getuigen werd gedoopt. Nu helpt hij met veel plezier anderen die beseffen dat ze God nodig hebben, antwoorden te vinden op levensvragen.
GEEN ARMOEDE MEER
Jeremia, een aanbidder van God in Bijbelse tijden, leefde in een moeilijke periode. Een wrede vijand viel zijn land binnen en veel mensen werden verbannen of tot slaaf gemaakt (Klaagliederen 1:3). Jeremia werd gespaard, maar hij verloor bijna alles wat hij bezat. Bezorgd bad hij: ‘Gedenk mijn ellende en mijn dakloze toestand’ (Klaagliederen 3:19).
Ondanks al die ellende gaf Jeremia niet toe aan wanhoop. Waarom niet? Hij wist dat Jehovah hem niet in de steek zou laten (Jeremia 1:8). Bovendien was hij bekend met de Schriften, waarin wordt gezegd dat er een tijd zal komen dat armoede en ellende zullen worden vervangen door echte vrede en zekerheid (Psalm 37:10, 11).
Mensen kunnen dat niet bereiken maar Gods Koninkrijk, een volmaakte regering, wel (Daniël 7:13, 14). De Koning van dat Koninkrijk is niemand minder dan Jezus Christus. Toen hij op aarde was, heeft hij laten zien dat hij erg begaan is met arme mensen (Lukas 7:22; 14:13). Onder zijn regering zal ‘de rechtvaardige bloeien, de vrede wereldwijd zijn. (...) Hij zal bevrijden wie arm is en om hulp roept, wie zwak is en geen helper heeft. Hij verlost hen van onderdrukking en geweld’ (Psalm 72:7, 12, 14, De Nieuwe Bijbelvertaling).
Gods Koninkrijk was het hoofdthema van Jezus’ onderwijs (Lukas 4:43). Hij leerde mensen zelfs als volgt te bidden: ‘Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde’ (Mattheüs 6:9, 10). Hoe zal het leven eruitzien als Gods Koninkrijk de macht over de aarde heeft? De Bijbel licht alvast een tipje van de sluier op. Daarin wordt bijvoorbeeld over de onderdanen van Gods Koninkrijk gezegd:
-
‘Zij zullen stellig huizen bouwen en bewonen, en zij zullen stellig wijngaarden planten en hun vrucht eten. Zij zullen niet bouwen en iemand anders het bewonen; zij zullen niet planten en iemand anders ervan eten. (...) Het werk van hun eigen handen zullen mijn uitverkorenen geheel verbruiken’ (Jesaja 65:21, 22).
-
‘Zij zullen werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgenboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven; want het is de mond van Jehovah der legerscharen die het heeft gesproken’ (Micha 4:4).
Die hoop is een steuntje in de rug als het tegenzit. Maar Bijbelse principes kunnen ons nu al helpen een zinvol en tevreden leven te leiden, zoals Joe, Martín en anderen hebben ontdekt. Onze Maker geeft ons zelfs de garantie: ‘Wie naar mij luistert, zal veilig zijn, hij hoeft geen angst te hebben voor het kwaad’ (Spreuken 1:33, NBV). Zo’n leven wil toch iedereen?
^ ¶6 Vanwege conflicten, geweld of vervolging hebben miljoenen mensen hun huis moeten verlaten en zijn vluchteling geworden, soms in eigen land. Dit probleem werd besproken in de Ontwaakt! van 22 januari 2002.
^ ¶11 Sommige mensen willen wel werken, maar kunnen dat niet vanwege een handicap, een slechte gezondheid of ouderdom. Maar mensen die ‘niet willen werken’ hebben niet Gods goedkeuring (2 Thessalonicenzen 3:10).