Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Christenen en de maatschappij in deze tijd

Christenen en de maatschappij in deze tijd

Christenen en de maatschappij in deze tijd

„Gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle natiën.” — MATTHEÜS 24:9.

1. Wat zou een onderscheidend kenmerk van het christendom zijn?

EEN onderscheidend kenmerk van de eerste christenen was dat zij zich afgescheiden van de wereld hielden. In gebed tot zijn hemelse Vader, Jehovah, zei Christus over zijn discipelen: „Ik heb hun uw woord gegeven, maar de wereld heeft hen gehaat, omdat zij geen deel van de wereld zijn, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:14). Toen Jezus bij Pontius Pilatus ontboden was, zei hij: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld” (Johannes 18:36). Zowel de christelijke Griekse Geschriften als geschiedschrijvers getuigen dat het vroege christendom zich afgescheiden van de wereld hield.

2. (a) Zou er na verloop van tijd enige verandering komen in de verhouding tussen Jezus’ volgelingen en de wereld? (b) Zou Jezus’ koninkrijk komen door middel van de bekering der natiën?

2 Heeft Jezus later onthuld dat er een verandering zou komen in de verhouding tussen zijn volgelingen en de wereld, en dat zijn koninkrijk zou komen doordat de wereld zich tot het christendom zou bekeren? Nee. In niets van wat zijn volgelingen na Jezus’ dood onder inspiratie hebben geschreven, wordt op zoiets zelfs maar gezinspeeld (Jakobus 4:4 [kort voor 62 G.T. geschreven]; 1 Johannes 2:15-17; 5:19 [omstreeks 98 G.T. geschreven]). Integendeel, de bijbel brengt Jezus’ „tegenwoordigheid” en zijn daaropvolgende ’komst’ in Koninkrijksmacht in verband met „het besluit van het samenstel van dingen”, culminerend in het „einde” ofte wel de vernietiging daarvan (Mattheüs 24:3, 14, 29, 30; Daniël 2:44; 7:13, 14). Toen Jezus het teken van zijn par·ouʹsi·a of tegenwoordigheid verschafte, zei hij over zijn ware volgelingen: „Dan zal men u overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle natiën.” — Mattheüs 24:9.

Ware christenen in deze tijd

3, 4. (a) Hoe beschrijft een katholieke encyclopedie de eerste christenen? (b) In welke overeenkomstige bewoordingen worden Jehovah’s Getuigen en de eerste christenen beschreven?

3 Welke religieuze groepering in deze tijd heeft zich de reputatie verworven getrouw aan christelijke beginselen en afgescheiden van deze wereld te zijn, terwijl haar leden gehaat en vervolgd worden? Welnu, welke wereldomvattende christelijke organisatie stemt in elk opzicht overeen met historische beschrijvingen van de eerste christenen? De New Catholic Encyclopedia zegt over deze laatsten: „Hoewel de vroeg-christelijke gemeenschap aanvankelijk werd beschouwd als gewoon nog een sekte in de joodse samenleving, bleek ze uniek in haar theologische leer, en meer in het bijzonder in de vurige ijver van haar leden, die ’in geheel Judea en Samaria en zelfs tot het uiteinde der aarde’ (Handelingen 1.8) als getuigen voor Christus dienden.” — Deel 3, blz. 694.

4 Let eens op de uitdrukkingen „beschouwd als gewoon nog een sekte”, „uniek in haar . . . leer”, „vurige ijver . . . als getuigen”. En merk nu eens op hoe diezelfde encyclopedie Jehovah’s Getuigen beschrijft: „Een sekte . . . De Getuigen zijn er oprecht van overtuigd dat het einde van de wereld binnen slechts enkele jaren zal komen. Dit levendige geloof schijnt de sterkste drijfveer achter hun onvermoeibare ijver te zijn. . . . De fundamentele verplichting van ieder lid van de sekte is, te getuigen voor Jehovah door Zijn naderende Koninkrijk bekend te maken. . . . Zij beschouwen de bijbel als de enige bron van hun geloof en als hun gedragsregel . . . Om een ware Getuige te zijn, moet men op de een of andere manier een daadwerkelijke prediker zijn.” — Deel 7, blz. 864, 865.

5. (a) In welke opzichten zijn de leringen van Jehovah’s Getuigen uniek? (b) Geef voorbeelden die aantonen dat de geloofsovertuigingen van Jehovah’s Getuigen in overeenstemming zijn met de Schrift.

5 In welke opzichten zijn de leringen van Jehovah’s Getuigen uniek? De New Catholic Encyclopedia noemt er enkele: „Zij [Jehovah’s Getuigen] veroordelen de Drieëenheid als heidense afgoderij . . . Zij beschouwen Jezus als de grootste van Jehovah’s Getuigen, ’een god’ (zo vertalen zij Johannes 1.1), ondergeschikt aan niemand dan aan Jehovah. . . . Hij stierf als mens en werd opgewekt als onsterfelijke Zoon in het geestenrijk. Zijn Passie en dood waren de prijs die hij betaalde om voor de mensheid het recht te herwinnen eeuwig op aarde te leven. Ja, de ’grote schare’ (Ap 7.9) van ware Getuigen hoopt op een aards Paradijs; slechts 144.000 getrouwen (Ap 7.4; 14.1, 4) mogen zich in de hemelse heerlijkheid met Christus verheugen. De goddelozen zullen een volledige vernietiging ondergaan. . . . De doop — die bij de Getuigen door onderdompeling geschiedt . . . [is] het uiterlijke symbool van hun opdracht aan de dienst van Jehovah God. . . . Jehovah’s Getuigen zijn in de publieke belangstelling gekomen door bloedtransfusies te weigeren . . . Hun huwelijks- en seksuele moraal is zeer strikt.” Jehovah’s Getuigen mogen in deze opzichten dan uniek zijn, maar hun standpunt in al deze kwesties is stevig op de bijbel gebaseerd. — Psalm 37:29; Mattheüs 3:16; 6:10; Handelingen 15:28, 29; Romeinen 6:23; 1 Korinthiërs 6:9, 10; 8:6; Openbaring 1:5.

6. Aan welk standpunt houden Jehovah’s Getuigen vast? Waarom?

6 Dit rooms-katholieke standaardwerk voegt eraan toe dat in 1965 (naar het schijnt het jaar waarin het artikel werd geschreven) „de Getuigen nog steeds niet van mening waren dat zij behoorden tot de maatschappij waarin zij leefden”. De schrijver schijnt te hebben gedacht dat Jehovah’s Getuigen met het verstrijken van de tijd en naarmate zij in aantal toenamen en „steeds meer de kenmerken van een kerk, als tegengesteld aan een sekte”, gingen aannemen, een deel van deze wereld zouden worden. Maar dat is niet het geval gebleken. In deze tijd, nu er ruim viermaal zoveel Getuigen zijn als in 1965, houden Jehovah’s Getuigen nog altijd consequent vast aan hun standpunt ten opzichte van deze wereld. „Zij zijn geen deel van de wereld”, evenals Jezus „geen deel van de wereld” was. — Johannes 17:16.

Afgescheiden, maar niet vijandig

7, 8. Wat geldt, net als in het geval van de eerste christenen, voor Jehovah’s Getuigen in deze tijd?

7 Toen Robert M. Grant in zijn boek Early Christianity and Society de verdediging van de vroege christenen door de tweede-eeuwse apologeet Justinus Martyr aanhaalde, schreef hij: „Als christenen revolutionairen waren, zouden zij zich schuilhouden om hun doel te bereiken. . . . Zij zijn de beste bondgenoten van de keizer in de zaak van vrede en goede orde.” Evenzo staan Jehovah’s Getuigen in deze tijd overal ter wereld bekend als vredelievende en ordelijke burgers. Regeringen, van welke aard dan ook, weten dat zij van Jehovah’s Getuigen niets te vrezen hebben.

8 Een Noordamerikaans redactioneel commentator schreef: „Er is een dweperige en paranoïde verbeelding voor nodig om te geloven dat de Jehovah’s Getuigen ook maar enige bedreiging vormen voor welk politiek regime dan ook; zij zijn zo tegen revolutie gekant en vredelievend als een religieus lichaam maar zijn kan.” In zijn boek L’objection de conscience (Gewetensbezwaar) schrijft Jean-Pierre Cattelain: „De Getuigen zijn volkomen onderworpen aan de autoriteiten en gehoorzamen over het algemeen de wetten; zij betalen hun belastingen en proberen niet regeringen ter verantwoording te roepen, te veranderen of te gronde te richten, want zij bemoeien zich niet met de aangelegenheden van deze wereld.” Cattelain voegt er vervolgens aan toe dat Jehovah’s Getuigen alleen weigeren te gehoorzamen wanneer de staat beslag wil leggen op hun leven, dat zij volledig aan God hebben opgedragen. Hierin lijken zij heel veel op de eerste christenen. — Markus 12:17; Handelingen 5:29.

Door de heersende klassen verkeerd begrepen

9. Wat is met betrekking tot afgescheidenheid van de wereld een in het oog springend verschil tussen de vroege christenen en hedendaagse katholieken?

9 De meeste Romeinse keizers begrepen de vroege christenen verkeerd en vervolgden hen. De brief aan Diognetus, die volgens sommigen uit de tweede eeuw G.T. dateert, laat zien waarom, door te verklaren: „Christenen wonen in de wereld, maar hebben part noch deel aan de wereld.” Daarentegen verklaarde het Tweede Vaticaans Concilie, in zijn Dogmatische constitutie over de kerk, dat katholieken „het koninkrijk Gods [dienen te] zoeken door zich met wereldlijke aangelegenheden bezig te houden” en „van binnenuit [te] werken voor de heiliging van de wereld”.

10. (a) Hoe werden de vroege christenen door de heersende klassen bezien? (b) Hoe worden Jehovah’s Getuigen dikwijls bezien, en hoe reageren zij daarop?

10 De historicus E. G. Hardy verklaart dat de Romeinse keizers de vroege christenen als „ietwat verachtelijke dwepers” beschouwden. De Franse historicus Étienne Trocmé spreekt over „de minachting van ontwikkelde Grieken en Romeinse functionarissen voor een in hun ogen heel zonderlinge oosterse sekte [de christenen]”. Uit de correspondentie tussen Plinius de Jongere, Romeins stadhouder van Bithynië, en keizer Trajanus blijkt dat de heersende klassen over het algemeen niets af wisten van de ware aard van het christendom. Zo worden Jehovah’s Getuigen in deze tijd ook dikwijls verkeerd begrepen en door de heersende klassen van de wereld zelfs veracht. Dit verbaast of onthutst de Getuigen echter niet. — Handelingen 4:13; 1 Petrus 4:12, 13.

’Overal ondervindt ze tegenspraak’

11. (a) Welke dingen werden over de vroege christenen gezegd, en wat is er over Jehovah’s Getuigen gezegd? (b) Waarom nemen Jehovah’s Getuigen niet deel aan de politiek?

11 Over de vroege christenen werd gezegd: „Wat deze sekte aangaat, het is ons bekend dat ze overal tegenspraak ondervindt” (Handelingen 28:22). In de tweede eeuw G.T. beweerde de heiden Celsus dat het christendom alleen aantrekkingskracht had voor het uitschot van de mensenmaatschappij. Evenzo is over Jehovah’s Getuigen gezegd dat „zij voor het merendeel gerekruteerd worden uit de misdeelden in onze maatschappij”. De kerkhistoricus August Neander berichtte dat „de christenen werden voorgesteld als mensen die dood waren voor de wereld, en onbruikbaar voor alle aangelegenheden van het leven; . . . en men vroeg zich af wat er van het praktische leven terecht zou komen indien allen waren zoals zij”. Omdat Jehovah’s Getuigen zich niet met politiek inlaten, worden ook zij er dikwijls van beschuldigd dat zij van geen enkel nut zijn voor de mensenmaatschappij. Maar hoe zouden zij politieke activisten kunnen zijn en terzelfder tijd Gods koninkrijk als de enige hoop voor de mensheid kunnen voorstaan? Jehovah’s Getuigen nemen de woorden van de apostel Paulus ter harte: „Neem als een goed soldaat van Christus Jezus deel aan het lijden. Niemand die in krijgsdienst is, verwikkelt zich in de zaken van het burgerleven, aangezien zijn doel is, degene te behagen die hem in dienst heeft genomen.” — 2 Timotheüs 2:3, 4, Revised Standard Version, een oecumenische uitgave.

12. In welk belangrijk aspect van afgescheidenheid lijken Jehovah’s Getuigen op de vroege christenen?

12 In zijn boek A History of Christianity schrijft professor K. S. Latourette: „Een van de kwesties waarover de vroege christenen het oneens waren met de Grieks-Romeinse wereld, was het deelnemen aan oorlogen. Gedurende de eerste drie eeuwen werd in geen enkel christelijk geschrift dat tot onze tijd bewaard gebleven is, het deelnemen van christenen aan de oorlog gedoogd.” In Edward Gibbons werk The History of the Decline and Fall of the Roman Empire wordt verklaard: „Het was . . . onmogelijk dat de christenen, zonder een heiliger plicht te verloochenen, in de hoedanigheid van soldaat, van magistraat of van vorst dienst zouden doen.” Evenzo nemen Jehovah’s Getuigen een standpunt van strikte neutraliteit in en houden zij zich aan de bijbelse beginselen die in Jesaja 2:2-4 en Mattheüs 26:52 zijn uiteengezet.

13. Waarvan worden Jehovah’s Getuigen beschuldigd, maar wat tonen de feiten aan?

13 Jehovah’s Getuigen worden er door hun vijanden van beschuldigd dat zij gezinnen verwoesten. Zeker, er zijn gevallen van gezinnen die verdeeld raken wanneer een of meer leden getuigen van Jehovah worden. Jezus heeft voorzegd dat dit zou gebeuren (Lukas 12:51-53). De statistieken laten echter zien dat huwelijken die om deze reden stuklopen een uitzondering zijn. Onder Jehovah’s Getuigen in Frankrijk bijvoorbeeld is bij één op de drie echtparen een van de partners geen Getuige. Toch ligt het echtscheidingscijfer voor deze gemengde huwelijken niet hoger dan het landelijk gemiddelde. Hoe komt dat? De apostelen Paulus en Petrus gaven wijze, geïnspireerde raad aan christenen die met ongelovigen gehuwd zijn, en Jehovah’s Getuigen proberen hun woorden in praktijk te brengen (1 Korinthiërs 7:12-16; 1 Petrus 3:1-4). Indien een gemengd huwelijk stukloopt, gaat het initiatief vrijwel altijd uit van de partner die geen Getuige is. Anderzijds zijn vele duizenden huwelijken gered doordat de huwelijkspartners getuigen van Jehovah werden en bijbelse beginselen in hun leven gingen toepassen.

Christenen, geen trinitariërs

14. Welke beschuldiging werd tegen de vroege christenen ingebracht, en wat is de ironie daarvan?

14 Het is ironisch dat een van de beschuldigingen die in het Romeinse Rijk tegen de vroege christenen werden ingebracht, was dat zij atheïsten waren. Dr. August Neander schrijft: „De godenloochenaars, de atheïsten, . . . was de gebruikelijke benaming waarmee de christenen in de volksmond werden aangeduid.” Vreemd eigenlijk dat christenen, die de levende Schepper en niet vele goden aanbaden, als atheïsten werden bestempeld door heidenen die „geen goden . . ., maar het werk van mensenhanden, hout en steen,” aanbaden. — Jesaja 37:19.

15, 16. (a) Wat hebben sommige religieaanhangers over Jehovah’s Getuigen gezegd, maar welke vraag werpt dit op? (b) Waardoor wordt aangetoond dat Jehovah’s Getuigen werkelijk christenen zijn?

15 Al even ironisch is het feit dat in deze tijd sommige autoriteiten in de christenheid beweren dat Jehovah’s Getuigen geen christenen zijn. Waarom zeggen zij dat? Omdat de Getuigen de Drieëenheid verwerpen. De op vooroordeel gebaseerde definitie van de christenheid luidt: „Christenen zijn zij die Christus als God aanvaarden.” In tegenstelling hiermee definieert een modern woordenboek het zelfstandig naamwoord „christen” als „iemand die in Jezus Christus gelooft en zijn leringen aanhangt”, en „christendom” als „een godsdienst die gebaseerd is op de leringen van Jezus Christus en het geloof dat hij de zoon van God was”. Welke groep beantwoordt nauwkeuriger aan deze definitie?

16 Jehovah’s Getuigen aanvaarden datgene wat Jezus over zichzelf zei. Hij verklaarde: „Ik ben Gods Zoon.” Hij zei niet: „Ik ben God de Zoon” (Johannes 10:36; vergelijk Johannes 20:31). Zij aanvaarden de geïnspireerde verklaring van de apostel Paulus betreffende Christus: „Die, hoewel hij in de gedaante van God was, de gelijkheid met God niet beschouwde als iets om zich toe te eigenen” (Filippenzen 2:6, The New Jerusalem Bible). * Het boek The Paganism in Our Christianity verklaart: „Jezus Christus heeft nooit gewag gemaakt van een dergelijk fenomeen [een evengelijke Drieëenheid], en nergens in het Nieuwe Testament komt het woord ’Drieëenheid’ voor. Het denkbeeld werd pas driehonderd jaar na de dood van onze Heer door de Kerk overgenomen; en de oorsprong van dat begrip is volkomen heidens.” Jehovah’s Getuigen aanvaarden de bijbelse leer omtrent Christus. Zij zijn christenen, geen trinitariërs.

Geen oecumeniciteit

17. Waarom werken Jehovah’s Getuigen niet samen met de oecumenische of intergeloofbeweging?

17 Twee andere klachten die tegen Jehovah’s Getuigen worden ingebracht, zijn dat zij weigeren deel te nemen aan de oecumenische beweging en dat zij zich bezighouden met wat „agressief proselitisme” wordt genoemd. Deze twee verwijten werden ook de eerste christenen voor de voeten geworpen. De christenheid, met haar katholieke, orthodoxe en protestantse elementen, is onloochenbaar een deel van deze wereld. Net als Jezus zijn Jehovah’s Getuigen „geen deel van de wereld” (Johannes 17:14). Hoe zouden zij zich door middel van intergeloofbewegingen kunnen verbinden met religieuze organisaties die onchristelijk gedrag en onchristelijke geloofsovertuigingen propageren?

18. (a) Waarom kunnen Jehovah’s Getuigen er niet om bekritiseerd worden dat zij beweren als enigen de ware religie te beoefenen? (b) Wat bezitten rooms-katholieken niet, hoewel zij geloven dat zij de ware religie hebben?

18 Wie kan Jehovah’s Getuigen er terecht om bekritiseren dat zij, net als de eerste christenen, geloven dat alleen zij de ware religie beoefenen? Zelfs de Katholieke Kerk verklaart, terwijl ze huichelachtig beweert met de oecumenische beweging samen te werken: „Wij geloven dat deze ene ware religie nog altijd bestaat in de Katholieke en Apostolische Kerk, waaraan de Heer Jezus de taak heeft toevertrouwd ze onder alle mensen te verbreiden toen hij tot de apostelen zei: ’Gaat daarom en maakt alle natiën tot discipelen’” (Tweede Vaticaans Concilie, „Verklaring over de godsdienstvrijheid”). Naar het schijnt is dat geloof echter niet voldoende om katholieken met zo veel onvermoeibare ijver te bezielen dat zij er op uit trekken om discipelen te maken.

19. (a) Wat zijn Jehovah’s Getuigen vastbesloten te doen, en wat is hierbij hun motief? (b) Wat zal in het volgende artikel worden beschouwd?

19 Jehovah’s Getuigen hebben die ijver wel. Zij zijn vastbesloten te blijven getuigen zolang God wil dat zij dit doen (Mattheüs 24:14). Hun prediking is ijverig maar niet agressief. Ze wordt gemotiveerd door naastenliefde, niet door haat jegens de mensheid. Zij hopen dat zo veel mogelijk leden van de mensheid gered zullen worden (1 Timotheüs 4:16). Evenals de eerste christenen trachten zij „vredelievend jegens alle mensen” te zijn (Romeinen 12:18). Hoe zij hierin te werk gaan, zal in het volgende artikel worden besproken.

[Voetnoot]

^ ¶16 Zie voor een bespreking van deze passage in verband met het dogma van de Drieëenheid De Wachttoren van 1 september 1971, blz. 515, 516.

Bij wijze van overzicht

□ Waardoor werden de eerste christenen gekenmerkt, en hoe komen Jehovah’s Getuigen met hen overeen?

□ In welke opzichten tonen Jehovah’s Getuigen dat zij goede burgers zijn?

□ Hoe beschouwden de heersende klassen de vroege christenen, en is dat in deze tijd anders?

□ Waartoe zet de overtuiging van de Getuigen dat zij de waarheid hebben hen aan?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 12]

Jehovah’s Getuigen zijn vastbesloten te blijven getuigen zolang God wil dat zij dit doen

[Illustratie op blz. 17]

Pilatus zei: „Ziet! De mens” — Degene die geen deel van de wereld was. — Johannes 19:5

[Verantwoording]

“Ecce Homo” door A. Ciseri: Florence, Galleria d’Arte Moderna / Alinari/Art Resource, N.Y.