Loof de Koning der eeuwigheid!
Loof de Koning der eeuwigheid!
„Jehovah is Koning tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — PSALM 10:16.
1. Welke vragen rijzen er met betrekking tot de eeuwigheid?
DE EEUWIGHEID — wat is dat volgens u? Gelooft u dat de tijd werkelijk tot in het oneindige door kan gaan? Welnu, het lijdt geen twijfel dat de tijd tot het oneindig verre verleden teruggaat. Dus waarom zou die zich niet tot de oneindig verre toekomst uitstrekken? De Nieuwe-Wereldvertaling van de bijbel zegt zelfs dat God wordt geloofd en geprezen „van onbepaalde tijd, ja, tot onbepaalde tijd” (Psalm 41:13). Wat betekent deze uitdrukking? Misschien zullen wij het beter begrijpen als wij er een vergelijkbaar onderwerp bij halen — de ruimte.
2, 3. (a) Welke vragen met betrekking tot de ruimte helpen ons een begrip te krijgen van de eeuwigheid? (b) Waarom zouden wij de Koning der eeuwigheid willen aanbidden?
2 Tot hoever strekt de ruimte zich uit? Is er een grens aan? Tot vierhonderd jaar geleden dacht men dat onze aarde het middelpunt van het universum was. Toen ontwikkelde Galilei de telescoop, waardoor er veel meer van de hemel zichtbaar werd. Nu kon Galilei veel meer sterren zien en kon hij aantonen dat de aarde en andere planeten om de zon draaien. De Melkweg zag er niet langer als een melkachtig witte weg uit. Het bleek een compleet sterrenstelsel te zijn, met ongeveer honderd miljard sterren. Zo’n groot aantal sterren zouden wij nooit allemaal afzonderlijk kunnen tellen, in een heel mensenleven nog niet. Later ontdekten de astronomen nog miljarden andere sterrenstelsels. Deze strekken zich tot in het oneindige in de ruimte uit, zo ver als de krachtigste telescopen kunnen doordringen. Naar
het schijnt is de ruimte onbegrensd. Hetzelfde geldt voor de eeuwigheid — ze is onbegrensd!3 Het begrip eeuwigheid lijkt het bevattingsvermogen van ons beperkte menselijke brein te boven te gaan. Toch is er Iemand die het wel volledig begrijpt. Hij kan de duizenden biljoenen sterren in hun miljarden sterrenstelsels tellen, ja, en ze zelfs bij name noemen! Die Persoon zegt: „Heft uw ogen naar omhoog en ziet. Wie heeft deze dingen geschapen? Het is Degene die het heerleger daarvan zelfs naar het getal uitleidt, ze alle zelfs bij name roept. Vanwege de overvloed van dynamische energie, en omdat hij sterk is in kracht, ontbreekt er niet één aan. Zijt gij het niet te weten gekomen of hebt gij het niet gehoord? Jehovah, de Schepper van de uiteinden der aarde, is een God tot onbepaalde tijd. Hij wordt noch moe noch mat. Er is geen doorgronding van zijn verstand” (Jesaja 40:26, 28). Wat een wonderbare God! Die God zouden wij toch beslist willen aanbidden!
„Koning tot onbepaalde tijd”
4. (a) Hoe bracht David waardering voor de Koning der eeuwigheid tot uitdrukking? (b) Tot welke conclusie omtrent de oorsprong van het universum kwam een van de grootste geleerden uit de geschiedenis?
4 In Psalm 10:16 zegt David over God, de Schepper: „Jehovah is Koning tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” En in Psalm 29:10 herhaalt hij: „Jehovah zetelt als koning tot onbepaalde tijd.” Ja, Jehovah is de Koning der eeuwigheid! Verder getuigt David dat deze verheven Koning de Ontwerper en Maker is van alles wat wij in de ruimte aanschouwen, want in Psalm 19:1 zegt hij: „De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt van het werk van zijn handen.” Zo’n 2700 jaar later betuigde de vermaarde geleerde Sir Isaac Newton zijn instemming met David, toen hij schreef: „Dit bijzonder elegante stelsel van zonnen, planeten en kometen kon alleen ontstaan wegens het voornemen en de soevereiniteit van een verlicht en machtig wezen.”
5. Wat schreven Jesaja en Paulus over de Bron van wijsheid?
5 Hoe nederig dient ons de wetenschap te stemmen dat de Soevereine Heer Jehovah, van wie wordt gezegd dat zelfs de uitgestrekte ’hemel, ja, zelfs de hemel der hemelen, hem niet kan bevatten’, eeuwig leeft! (1 Koningen 8:27) Jehovah, die in Jesaja 45:18 wordt beschreven als „de Schepper van de hemelen, . . . de Formeerder van de aarde en de Maker ervan,” is de Bron van wijsheid die veel en veel verder reikt dan het verstand van de sterfelijke mens kan doorgronden. Jehovah zei, zoals 1 Korinthiërs 1:19 laat uitkomen: „Ik zal de wijsheid van de wijzen doen vergaan en de intelligentie van de intellectuelen negeren.” Hieraan voegde de apostel Paulus in vers 20 toe: „Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de debatvoerder van dit samenstel van dingen? Heeft God de wijsheid van de wereld niet dwaas gemaakt?” Ja, zoals Paulus vervolgens in hoofdstuk 3 vers 19 zei, is „de wijsheid van deze wereld . . . dwaasheid bij God”.
6. Wat wordt in Prediker 3:11 te kennen gegeven met betrekking tot „onbepaalde tijd”?
6 De hemellichamen maken deel uit van de schepping waarover koning Salomo sprak: „Alles heeft [God] fraai gemaakt op zijn tijd. Zelfs onbepaalde tijd heeft hij in hun hart gelegd, opdat de mensheid het werk dat de ware God heeft gemaakt, nooit van het begin tot het eind kan doorgronden” (Prediker 3:11). Het streven om te doorgronden wat de betekenis is van „onbepaalde tijd”, ofte wel eeuwigheid, is de mens werkelijk in het hart geplant. Maar kan hij zich die kennis ooit eigen maken?
Een schitterend levensvooruitzicht
7, 8. (a) Welk schitterende levensvooruitzicht is voor de mensheid weggelegd, en hoe kan men het deelachtig worden? (b) Waarom dienen wij ons erover te verheugen dat goddelijk onderwijs tot in alle eeuwigheid zal voortduren?
7 In een gebed tot Jehovah zei Jezus Christus: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Johannes 17:3). Hoe kunnen wij die kennis verwerven? Wij moeten Gods Woord, de bijbel, bestuderen. Daardoor kunnen wij nauwkeurige kennis verwerven van Gods grootse voornemens, waartoe ook de door bemiddeling van zijn Zoon getroffen voorziening van eeuwig leven op een paradijsaarde behoort. Dat zal „het werkelijke leven” zijn waarover in 1 Timotheüs 6:19 wordt gesproken. Het zal in overeenstemming zijn met wat in Efeziërs 3:11 wordt beschreven als „het eeuwige voornemen dat [God] heeft opgevat in verband met de Christus, Jezus onze Heer”.
8 Ja, wij zondige mensen kunnen door middel van goddelijk onderwijs en geloof in Jezus’ loskoopoffer eeuwig leven deelachtig worden. Hoe lang zal dit onderwijs doorgaan? Het zal tot in alle eeuwigheid doorgaan, doordat de mensheid progressief wordt onderricht in de wijsheid van onze Schepper. De wijsheid van Jehovah kent geen grenzen. In erkenning hiervan riep de apostel Paulus uit: „O de diepte van Gods rijkdom en wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!” (Romeinen 11:33) Het is inderdaad passend dat Jehovah in 1 Timotheüs 1:17 „de Koning der eeuwigheid” wordt genoemd!
De in de schepping geopenbaarde wijsheid van Jehovah
9, 10. (a) Welke indrukwekkende werken bracht Jehovah tot stand toen hij de aarde toebereidde als zijn geschenk aan de mensen? (b) Hoe wordt de allesovertreffende wijsheid van Jehovah in zijn scheppingswerken tentoongespreid? (Zie kader.)
9 Sta eens stil bij het schitterende erfdeel dat de Koning der eeuwigheid voor ons mensen heeft bereid. Psalm 115:16 vertelt ons: „Wat de hemel betreft, aan Jehovah behoort de hemel toe, maar de aarde heeft hij aan de mensenzonen gegeven.” Vindt u dat geen prachtig toevertrouwd pand? Zeer beslist! En hoezeer waarderen wij de opmerkelijk vooruitziende blik waarmee onze Schepper de aarde als ons tehuis in gereedheid bracht! — Psalm 107:8.
10 Er vonden gedurende de zes scheppings-„dagen” van Genesis hoofdstuk 1, die elk duizenden jaren hebben geduurd, schitterende ontwikkelingen plaats op aarde. Deze scheppingswerken van God zouden uiteindelijk de gehele aarde bedekken met een weelderig groen grastapijt, statige wouden en kleurrijke bloemen. Het zou er wemelen van massa’s exotische zeedieren, zwermen fraai gevleugelde vogels en een enorme verscheidenheid van tamme en wilde dieren, die zich elk „naar hun soort” zouden voortplanten. Na de beschrijving van de schepping van de man en de vrouw, zo wordt in Genesis 1:31 verteld, „zag God alles wat hij gemaakt had en zie! het was zeer goed”. In wat een prachtig leefmilieu bevonden die eerste mensen zich! Bespeuren wij niet in al deze scheppingswerken de wijsheid, de vooruitziende blik en de zorgzaamheid van een liefdevolle Schepper? — Jesaja 45:11, 12, 18.
11. Hoe roemde Salomo de in de schepping geopenbaarde wijsheid van Jehovah?
11 Iemand die versteld stond van de wijsheid van de Koning der eeuwigheid was Salomo. Hij vestigde herhaaldelijk de aandacht op de wijsheid van de Schepper (Spreuken 1:1, 2; 2:1, 6; 3:13-18). Salomo verzekert ons dat ’de aarde zelfs tot onbepaalde tijd staat’. Hij had waardering voor de vele scheppingswonderen, onder andere voor de rol die de regenwolken spelen bij het opfrissen van onze aarde. Daarom schreef hij: „Alle winterstromen gaan uit naar de zee; toch is de zee zelf niet vol. Naar de plaats waar de winterstromen uitgaan, daarheen keren ze terug om uit te gaan” (Prediker 1:4, 7). Zo komt het dat nadat de regens en de rivieren de aarde hebben opgefrist, het water vanuit de oceanen naar de wolken wordt teruggevoerd. Hoe zou deze aarde er voorstaan en hoe zouden wij eraan toe zijn zonder deze kringloop en dit reinigende effect van water?
12, 13. Hoe kunnen wij van waardering voor Gods schepping blijk geven?
12 Onze waardering voor het evenwicht in de schepping dient door daden te worden ondersteund, zoals koning Salomo in de slotwoorden van Prediker opmerkte: „Het slot van de zaak, nu alles is gehoord, is: Vrees de ware God en onderhoud zijn geboden. Want dit is de gehele verplichting van de mens. Want de ware God zelf zal elk soort van werk in het gericht brengen met betrekking tot alles wat verborgen is, om te zien of het goed is of slecht” (Prediker 12:13, 14). Wij dienen bevreesd te zijn om iets te doen wat God mishaagt. Wij moeten er veeleer op uit zijn hem met eerbiedig ontzag te gehoorzamen.
13 Wij dienen de Koning der eeuwigheid beslist te willen loven wegens zijn wonderbare scheppingswerken! Psalm 104:24 verklaart: „Hoe talrijk zijn uw werken, o Jehovah! Gij hebt ze alle in wijsheid gemaakt. De aarde is vol van uw voortbrengselen.” Laten wij vreugdevol instemmen met het laatste vers van deze psalm door tot onszelf en tot anderen te zeggen: „Zegen Jehovah, o mijn ziel. Looft Jah!”
De kroon op de aardse schepping
14. In welke opzichten is de mens als Gods schepping verre superieur aan de dieren?
14 Heel Jehovah’s schepping is meesterlijk. Maar de opmerkelijkste aardse schepping zijn wij — mensen. Adam en vervolgens Eva werden voortgebracht als het hoogtepunt van Jehovah’s zesde scheppingsdag — een schepping die verre superieur is aan de vissen, de vogels en de landdieren! Terwijl vele daarvan instinctief wijs zijn, is de mens begiftigd met een denkvermogen, een geweten dat onderscheid kan maken tussen goed en kwaad, het vermogen om toekomstplannen te maken en een aangeboren verlangen om te aanbidden. Hoe is dit allemaal tot stand gekomen? De mens is niet uit redeloze dieren geëvolueerd, maar werd geschapen naar Gods beeld. Bijgevolg kan alleen de mens de hoedanigheden van onze Schepper weerspiegelen, die zich identificeerde als „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid”. — Exodus 34:6.
15. Waarom dienen wij Jehovah nederig te loven?
Deuteronomium 12:23 staat, is ’het bloed de ziel’ — ons leven — en kostbaar in Gods ogen. Stevige botten, soepele spieren en een gevoelig reagerend zenuwstelsel worden bekroond met een brein dat verre superieur is aan enig dierebrein en dat vermogens bezit waar een computer ter grootte van een wolkenkrabber nog niet aan kan tippen. Stemt dat u niet nederig? Dat zou zo moeten zijn (Spreuken 22:4). En denk ook eens hieraan: Onze longen, ons strottehoofd, onze tong, tanden en mond kunnen onderling zo samenwerken dat ze menselijke spraak kunnen voortbrengen, en wel in duizenden talen. David bezong Jehovah op passende wijze met de woorden: „Ik zal u prijzen omdat ik op een vrees inboezemende wijze wonderbaar ben gemaakt. Uw werken zijn wonderbaar, zoals mijn ziel zeer wel weet” (Psalm 139:14). Laten wij ons bij David aansluiten door Jehovah, onze wonderbare Ontwerper en God, dankbaar te loven!
15 Laten wij Jehovah loven en danken voor het buitengewone ontwerp van ons lichaam. Onze bloedstroom, die essentieel is voor het leven, circuleert elke zestig seconden door het lichaam. Zoals in16. Welke melodie tot lof van Jehovah componeerde een beroemd musicus, en op welke dringende uitnodiging zullen wij willen reageren?
16 In het libretto van een achttiende-eeuws oratorium van Joseph Haydn wordt tot lof van Jehovah gezegd: „Looft de Heer, alle schepselen, brengt Hem uw dank voor al zijn werken, laat alom tot eer van Zijn naam jubelend uw lof weerklinken. Des Heren roem, hij blijft in eeuwigheid! Amen!” Zelfs nog prachtiger zijn de vaak herhaalde geïnspireerde uitdrukkingen in de Psalmen, zoals de uitnodiging die in Psalm 107 tot viermaal toe wordt gedaan: „O laat men Jehovah danken voor zijn liefderijke goedheid en voor zijn wonderwerken aan de mensenzonen.” Stemt u in met die lof? Dit dient u te doen, want alles wat werkelijk liefelijk is, vindt zijn oorsprong bij Jehovah, de Koning der eeuwigheid.
Nog machtiger werken
17. Hoe wordt Jehovah verheerlijkt in ’het lied van Mozes en van het Lam’?
17 Gedurende de afgelopen zesduizend jaar heeft de Koning der eeuwigheid zelfs nog grootsere werken op gang gebracht. In het laatste boek van de bijbel, in Openbaring 15:3, 4, lezen wij over schepselen in de hemel die de overwinning hebben behaald op demonische vijanden: „Zij zingen het lied van Mozes, de slaaf van God, en het lied van het Lam, en zeggen: ’Groot en wonderbaar zijn uw werken, Jehovah God, de Almachtige. Rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning der eeuwigheid. Wie zal u niet werkelijk vrezen, Jehovah, en uw naam verheerlijken, omdat gij alleen loyaal zijt? Want alle natiën zullen komen en voor u aanbidden, omdat uw rechtvaardige verordeningen openbaar gemaakt zijn.’” Waarom wordt dit ’het lied van Mozes en van het Lam’ genoemd? Laten wij eens zien.
18. Welk grootse werk wordt in een lied dat in Exodus hoofdstuk 15 opgetekend staat, herdacht?
18 Zo’n 3500 jaar geleden, toen Farao’s machtige leger ten onder ging in de Rode Zee, loofden de Israëlieten Jehovah dankbaar in een lied. Wij lezen in Exodus 15:1, 18: „In die tijd gingen Mozes en de zonen van Israël ertoe over voor Jehovah dit lied te zingen en het volgende te zeggen: ’Laat mij zingen voor Jehovah, want hoog is hij verheven geworden. Het paard en zijn berijder heeft hij in de zee gestort. Jehovah zal als koning regeren tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.’” De rechtvaardige verordeningen van deze Koning der eeuwigheid werden openbaar doordat hij vijanden die zijn soevereiniteit tartten, oordeelde en terechtstelde.
19, 20. (a) Waarom formeerde Jehovah de natie Israël? (b) Hoe hebben het Lam en anderen Satans uitdaging beantwoord?
19 Waarom was dit noodzakelijk geworden? In de tuin van Eden verleidde de listige Slang onze eerste ouders tot zonde. Dit had tot gevolg dat aan heel de mensheid zondige onvolmaaktheid werd doorgegeven. De Koning der eeuwigheid trof in overeenstemming met zijn oorspronkelijke voornemen echter onmiddellijk maatregelen die ertoe zouden leiden dat al zijn vijanden uit het aardse domein zouden worden verwijderd en er paradijselijke omstandigheden zouden worden hersteld. De Koning der eeuwigheid formeerde de natie Israël en verschafte zijn wet om af te schaduwen hoe hij dit tot stand zou brengen. — Galaten 3:24.
20 Na verloop van tijd verviel de natie Israël zelf echter tot ontrouw, en deze trieste situatie bereikte een hoogtepunt toen haar leiders Gods eniggeboren Zoon aan de Romeinen overleverden om wreed gemarteld en gedood te worden (Handelingen 10:39; Filippenzen 2:8). Doordat Jezus als het offerandelijke „Lam Gods” echter tot de dood toe zijn rechtschapenheid bewaarde, werd er een subliem antwoord verschaft op de uitdaging die door Gods aloude Tegenstander, Satan, was opgeworpen — dat geen mens op aarde God onder een zware beproeving getrouw zou kunnen blijven (Johannes 1:29, 36; Job 1:9-12; 27:5). Miljoenen andere godvrezende mensen zijn, hoewel zij van Adam onvolmaaktheid hadden geërfd, in Jezus’ voetstappen getreden door ondanks satanische aanvallen hun rechtschapenheid te bewaren. — 1 Petrus 1:18, 19; 2:19, 21.
21. Wat zal, in overeenstemming met Handelingen 17:29-31, in het volgende artikel besproken worden?
21 Nu is de dag aangebroken waarop Jehovah die getrouwen zal belonen en alle vijanden van waarheid en rechtvaardigheid zal oordelen (Handelingen 17:29-31). Hoe zal dit geschieden? Dat zal in ons volgende artikel worden uiteengezet.
Vragen ter herhaling
□ Waarom wordt Jehovah terecht „de Koning der eeuwigheid” genoemd?
□ Hoe wordt Jehovah’s wijsheid in zijn scheppingswerken tentoongespreid?
□ In welke opzichten is de mens een meesterwerk van schepping?
□ Welke werken zijn aanleiding tot ’het lied van Mozes en van het Lam’?
[Studievragen]
[Kader op blz. 12]
Jehovah’s allesovertreffende wijsheid
De wijsheid van de Koning der eeuwigheid wordt op heel veel manieren in zijn scheppingswerken op aarde weerspiegeld! Let eens op de woorden van Agur: „Elk woord van God is gelouterd. Hij is een schild voor wie hun toevlucht tot hem nemen” (Spreuken 30:5). Vervolgens spreekt Agur over veel van de levende scheppingen van God, de grote en de kleine. In vers 24 tot en met 28 bijvoorbeeld beschrijft hij „vier dingen die de kleinste der aarde zijn, maar ze zijn instinctief wijs”. Dat zijn de mier, de klipdas, de sprinkhaan en de gekko.
„Instinctief wijs” — ja, zo zijn de dieren gemaakt. Ze redeneren niet, zoals mensen dat doen, maar ze zijn aangewezen op hun ingeschapen wijsheid. Hebt u zich daar ooit over verwonderd? Wat een ordelijke schepping vormen ze! Mieren bijvoorbeeld zijn in kolonies georganiseerd waartoe de koningin, werksters en mannetjes behoren. Bij sommige soorten drijven de werksters zelfs bladluizen bijeen in omheinde ruimten die ze gebouwd hebben. Daar melken ze de bladluizen, terwijl de soldaten alle binnendringende vijanden verjagen. In Spreuken 6:6 wordt de aansporing gegeven: „Ga naar de mier, gij luiaard; zie haar wegen en word wijs.” Dienen zulke voorbeelden ons mensen er niet toe aan te zetten „volop te doen [te hebben] in het werk van de Heer”? — 1 Korinthiërs 15:58.
De mens heeft reusachtige vliegtuigen gebouwd. Maar hoeveel wendbaarder zijn de vogels, waaronder de kolibrie, die nog geen dertig gram weegt! Een Boeing 747 moet 180.000 liter brandstof meenemen, gevlogen worden door een bemanning die daarvoor is opgeleid, en gebruik maken van ingewikkelde navigatiesystemen om de oceaan over te kunnen steken. Maar een piepklein kolibrietje heeft slechts één gram brandstof in de vorm van vet nodig om helemaal van Noord-Amerika, over de Golf van Mexico, naar Zuid-Amerika te vliegen. Geen zware brandstoflading, geen navigatie-opleiding, geen ingewikkelde kaarten of computers! Is dit vermogen het resultaat van een toevallig evolutieproces? Uitgesloten! Dit piepkleine vogeltje is instinctief wijs omdat het zo geprogrammeerd is door zijn Schepper, Jehovah God.
Illustratie op blz. 10]
De gevarieerde scheppingswerken van „de Koning der eeuwigheid” loven zijn heerlijkheid
[Illustratie op blz. 15]
Zoals Mozes en heel Israël Jehovah’s overwinning bij de Rode Zee vierden, zal er na Armageddon groot vreugdebetoon zijn