„Begeerlijke dingen” vullen Jehovah’s huis
„Begeerlijke dingen” vullen Jehovah’s huis
„Ik [Jehovah] wil alle natiën schudden, en de begeerlijke dingen van alle natiën moeten binnenkomen; en ik wil dit huis met heerlijkheid vervullen.” — HAGGAÏ 2:7.
1. Waarom denken wij in een noodsituatie eerst aan degenen van wie wij houden?
WELKE begeerlijke dingen vullen uw huis? Hebt u chic meubilair, een zeer geavanceerde computer, een nieuwe auto in uw garage? Ook al hebt u al deze dingen, bent u het er niet mee eens dat de kostbaarste dingen in uw huis de mensen zijn — de leden van uw gezin? Stelt u zich eens voor dat u ’s nachts op de geur van rook wakker wordt. Uw huis staat in brand, en u hebt maar enkele minuten om u uit de voeten te maken! Waar maakt u zich het meest druk om? Uw meubilair? Uw computer? Uw auto? Zou u niet veeleer denken aan degenen van wie u houdt? Natuurlijk, want mensen zijn meer waard dan dingen.
2. Wat is de omvang van Jehovah’s schepping, en op welk aspect ervan was Jezus het meest gesteld?
2 Sta nu eens stil bij Jehovah God en zijn Zoon, Jezus Christus. Jehovah is „Degene die de hemel en de aarde en de zee en al wat daarin is, [heeft] gemaakt” (Handelingen 4:24). Zijn Zoon, de „meesterwerker”, was het werktuig door bemiddeling van wie Jehovah alle andere dingen heeft gemaakt (Spreuken 8:30, 31; Johannes 1:3; Kolossenzen 1:15-17). Zowel Jehovah als Jezus kennen beslist waarde toe aan alles wat geschapen werd. (Vergelijk Genesis 1:31.) Maar welk aspect van de schepping betekent volgens u het meest voor hen — dingen of mensen? In de rol van de gepersonifieerde wijsheid zegt Jezus: „De dingen waarop ik ten zeerste gesteld was, waren bij de zonen der mensen”, of zoals de vertaling van William F. Beck het weergeeft, schepte Jezus „behagen in mensen”.
3. Welke profetie uitte Jehovah bij monde van Haggaï?
3 Ontwijfelbaar kent Jehovah mensen een hoge waarde toe. Eén aanwijzing hiervoor wordt aangetroffen in de profetische woorden die hij in het jaar 520 v.G.T. bij monde van zijn profeet Haggaï sprak. Jehovah verklaarde: „Ik wil alle natiën schudden, en de begeerlijke dingen van alle natiën moeten binnenkomen; en ik wil dit huis met heerlijkheid vervullen. . . . Groter zal de heerlijkheid van dit laatste huis worden dan die van het vroegere.” — Haggaï 2:7, 9.
4, 5. (a) Waarom zou het niet redelijk zijn te concluderen dat de uitdrukking „begeerlijke dingen” betrekking heeft op materiële pracht? (b) Hoe zou u „begeerlijke dingen” definiëren, en waarom?
* Jehovah verwachtte beslist niet dat de door deze betrekkelijk kleine groep gerepatrieerde joden gebouwde tempel de tempel van Salomo in materiële pracht zou overtreffen!
4 Welke „begeerlijke dingen” zouden Jehovah’s huis vullen en er ongekende heerlijkheid aan verlenen? Luxueus meubilair en stijlvolle decoraties? Goud, zilver en kostbare stenen? Dit zou zeker niet redelijk schijnen. Bedenk dat de vorige tempel die zo’n vijf eeuwen eerder was ingewijd, een miljardenbouwwerk was!5 Wat zijn dan de „begeerlijke dingen” die Jehovah’s huis zouden vullen? Het is duidelijk dat het om mensen moet gaan. Immers, wat Jehovah’s hart verheugt, is geen zilver en goud maar zijn mensen die hem uit liefde dienen (Spreuken 27:11; 1 Korinthiërs 10:26). Ja, Jehovah beschouwt alle mannen, vrouwen en kinderen die hem op aanvaardbare wijze aanbidden, als iets heel kostbaars (Johannes 4:23, 24). Dezen zijn „begeerlijke dingen” en zij zijn voor Jehovah veel kostbaarder dan al de opsmuk die Salomo’s tempel sierde.
6. Welk doel diende Gods tempel uit de oudheid?
6 Ondanks niet-aflatende tegenstand werd de tempel in 515 v.G.T. voltooid. Tot aan de tijd van Jezus’ slachtoffer bleef de tempel in Jeruzalem het centrum van zuivere aanbidding voor veel „begeerlijke dingen”, die uit natuurlijke joden en heidense proselieten bestonden. Maar de tempel beeldde iets veel grootsers af, zoals wij zullen zien.
Een eerste-eeuwse vervulling
7. (a) Wat schaduwde Gods tempel in Jeruzalem uit de oudheid af? (b) Beschrijf de handelingen die de hogepriester op de Verzoendag verrichtte.
7 De tempel in Jeruzalem schaduwde een grotere regeling voor aanbidding af. Het is Gods geestelijke tempel die Jehovah, met Jezus als Hogepriester, in 29 G.T. heeft opgericht (Hebreeën 5:4-10; 9:11, 12). Beschouw eens een parallel tussen de taken van Israëls hogepriester en de daden van Jezus. Elk jaar op de Verzoendag ging de hogepriester naar het altaar in het tempelvoorhof en offerde een stier om verzoening te doen voor de zonden van de priesters. Later betrad hij de tempel met het bloed van de stier, ging door de deuren die het voorhof van het Heilige scheidden heen en vervolgens door het gordijn dat het Heilige van het Allerheiligste scheidde. Eenmaal binnen het Allerheiligste spatte de hogepriester het bloed vóór de ark van het verbond. Vervolgens, dezelfde procedure volgend, offerde hij een geitenbokje om verzoening te doen voor de twaalf niet-priesterlijke stammen van Israël (Leviticus 16:5-15). Hoe houdt deze viering verband met Gods geestelijke tempel?
8. (a) In welk opzicht werd Jezus vanaf 29 G.T. geofferd? (b) In welke speciale verhouding met Jehovah verheugde Jezus zich tijdens zijn bediening op aarde?
8 In feite werd Jezus geofferd op het altaar van Gods wil toen hij in 29 G.T. werd gedoopt en met Gods heilige geest werd gezalfd (Lukas 3:21, 22). Ja, deze gebeurtenis kenmerkte het begin van een offerandelijke loopbaan voor Jezus die drie en een half jaar duurde (Hebreeën 10:5-10). Gedurende die periode verheugde Jezus zich in een geestverwekte verhouding met God. Deze unieke positie die Jezus bij zijn hemelse Vader innam, kon door andere mensen niet volledig begrepen worden. Het was alsof de ogen van hun onderscheidingsvermogen werden afgeschermd, net als een afscherming het Heilige onttrok aan het gezicht van degenen die zich in het voorhof van de tabernakel bevonden. — Exodus 40:28.
9. Waarom kon Jezus niet als mens de hemel binnengaan, en hoe werd deze situatie opgelost?
9 Hoewel de mens Jezus een met de geest gezalfde Zoon van God was, kon hij geen leven in de hemel verwerven. Waarom niet? Omdat vlees en bloed Gods hemelse koninkrijk 1 Korinthiërs 15:44, 50). Aangezien Jezus’ menselijke vlees een barrière was, werd het goed afgebeeld door het gordijn dat het Heilige van het Allerheiligste in Gods tempel uit de oudheid scheidde (Hebreeën 10:20). Maar drie dagen na zijn dood werd Jezus door God als een geest opgewekt (1 Petrus 3:18). Toen kon hij het Allerheiligste van Gods geestelijke tempel — de hemel zelf — binnengaan. En dat is precies wat er gebeurde. Paulus schrijft: „Christus is niet binnengegaan in een met handen gemaakte heilige plaats [kennelijk doelend op het Allerheiligste], een kopie van de werkelijkheid, maar in de hemel zelf, om nu ten behoeve van ons voor de persoon van God te verschijnen.” — Hebreeën 9:24.
niet kunnen beërven (10. Wat deed Jezus toen hij naar de hemel terugkeerde?
10 In de hemel ’spatte Jezus het bloed’ van zijn slachtoffer door de loskoopwaarde van zijn levensbloed aan Jehovah aan te bieden. Nochtans deed Jezus meer. Kort voor zijn dood had hij tot zijn volgelingen gezegd: „Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En wanneer ik heenga en een plaats voor u bereid, kom ik terug en zal u thuis bij mij ontvangen, opdat ook gij moogt zijn waar ik ben” (Johannes 14:2, 3). Door ingang te verkrijgen in het Allerheiligste, of de hemel, opende Jezus dus de weg zodat anderen konden volgen (Hebreeën 6:19, 20). Deze personen, wier aantal 144.000 zou bedragen, zouden als onderpriesters in Gods geestelijke tempelregeling dienen (Openbaring 7:4; 14:1; 20:6). Net als de hogepriester van Israël eerst het bloed van de stier in het Allerheiligste bracht om verzoening te doen voor de zonden van de priesters, werd de waarde van Jezus’ vergoten bloed eerst ten behoeve van deze 144.000 onderpriesters aangewend. *
Hedendaagse „begeerlijke dingen”
11. Ten behoeve van wie offerde Israëls hogepriester een geitenbokje, en wat werd hierdoor afgeschaduwd?
11 Het schijnt dat tegen het jaar 1935 de algemene bijeenvergadering van de gezalfden voltooid was. * Maar Jehovah had de verheerlijking van zijn huis nog niet voltooid. Nee, er moesten nog „begeerlijke dingen” in komen. Bedenk dat de hogepriester in Israël twee dieren offerde — een stier voor de zonden van de priesters en een geitenbokje voor de zonden van de niet-priesterlijke stammen. Aangezien de priesters de gezalfden afbeeldden die met Jezus in het hemelse koninkrijk zouden zijn, wie beeldden de niet-priesterlijke stammen dan af? Het antwoord is te vinden in Jezus’ woorden die in Johannes 10:16 staan opgetekend: „Ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen, en zij zullen naar mijn stem luisteren, en zij zullen één kudde, één herder worden.” Bijgevolg trekken twee groepen mensen voordeel van Jezus’ vergoten bloed — ten eerste die christenen die de hoop koesteren met Jezus in de hemel te regeren en ten tweede degenen die uitzien naar eeuwig leven op een paradijsaarde. Kennelijk is het deze tweede groep die door de „begeerlijke dingen” van Haggaï’s profetie wordt afgebeeld. — Micha 4:1, 2; 1 Johannes 2:1, 2.
12. Hoe worden in deze tijd vele „begeerlijke dingen” tot Gods huis getrokken?
12 Deze „begeerlijke dingen” vullen Jehovah’s huis nog steeds. In recente jaren zijn in Oost-Europa, delen van Afrika en andere landen beperkende bepalingen opgeheven waardoor het goede nieuws van Gods opgerichte koninkrijk in tot op dat moment onaangeroerde gebieden kon bloeien. Als begeerlijke mensen in Gods tempelregeling komen, doen zij op hun beurt hun best om in gehoorzaamheid aan Jezus’ gebod nog meer discipelen te maken (Mattheüs 28:19, 20). Al doende ontmoeten zij veel mensen, zowel jong als oud, die „begeerlijke dingen” zouden kunnen worden die Jehovah’s huis zullen verheerlijken. Beschouw eens een paar voorbeelden van de wijze waarop dit plaatsvindt.
13. Hoe heeft een meisje in Bolivia haar ijver voor de verbreiding van de Koninkrijksboodschap getoond?
13 In Bolivia vroeg een vijfjarig meisje dat door Getuige-ouders wordt grootgebracht haar onderwijzeres toestemming om tijdens de week van het bezoek van de kringopziener vrij van school te krijgen. Waarom? Zij wilde gedurende heel deze speciale week van activiteit een aandeel aan de bediening hebben. Dit verbaasde haar ouders, maar zij waren blij dat zij zo’n voortreffelijke houding bezat. Het meisje leidt nu vijf huisbijbelstudies, en sommige van deze studies bezoeken christelijke vergaderingen. Zij heeft zelfs haar onderwijzeres mee naar de Koninkrijkszaal genomen. Misschien zullen sommige
van haar bijbelstudies mettertijd „begeerlijke dingen” blijken te zijn die Jehovah’s huis zullen verheerlijken.14. Hoe werd een zuster in Korea die zich niet meteen door een schijnbaar ongeïnteresseerd persoon liet afschepen beloond?
14 Terwijl een christelijke vrouw in Korea bij een treinstation wachtte, benaderde zij een student die met een koptelefoon op naar muziek luisterde. „Hebt u een religie?”, vroeg zij. „Ik ben in geen enkele religie geïnteresseerd”, antwoordde de student. De zuster was niet uit het veld geslagen. „Met het verstrijken van de tijd”, vervolgde zij, „kan het zijn dat iemand een religie wil kiezen. Maar als hij niets over religie weet, kiest hij misschien de verkeerde.” De gelaatsuitdrukking van de student veranderde en hij begon met belangstelling naar onze zuster te luisteren. Zij bood hem het boek Is er een Schepper die om u geeft? aan en zei dat deze publicatie een grote hulp zou vormen wanneer de tijd voor hem gekomen zou zijn om een religie te kiezen. Hij nam het boek grif. De week daarop begon hij met Jehovah’s Getuigen de bijbel te bestuderen, en nu bezoekt hij alle gemeentevergaderingen.
15. Hoe richt één meisje in Japan bijbelstudies op, en hoe zijn haar krachtsinspanningen beloond?
15 In Japan beziet de twaalfjarige Megumi haar school als een productief predikings- en onderwijzingsveld. Zij heeft zelfs veel bijbelstudies kunnen oprichten. Hoe doet Megumi dat? Aangezien zij tijdens de lunchpauze de bijbel leest of zich op de vergaderingen voorbereidt, vragen haar klasgenoten haar vaak wat zij aan het doen is. Sommigen vragen Megumi waarom zij niet aan bepaalde schoolactiviteiten deelneemt. Megumi beantwoordt hun vragen en vertelt hun dat God een naam heeft. Dit wekt vaak de belangstelling van haar luisteraars. Vervolgens biedt zij hun een bijbelstudie aan. Megumi leidt nu twintig studies — achttien ervan met haar klasgenoten.
16. Hoe kon een broeder in Kameroen bij enkele uit een groep spotters een bijbelstudie oprichten?
16 In Kameroen riep een groep van acht mannen die aan het werk waren, naar een broeder die voorbijgangers bijbelse lectuur aanbood. Aangezien zij de broeder wilden bespotten, vroegen zij hem waarom hij niet in de Drie-eenheid, het hellevuur of de onsterfelijkheid van de ziel geloofde. Aan de hand van de bijbel beantwoordde onze broeder hun vragen. Als resultaat hiervan aanvaardden drie van de mannen een bijbelstudie. Een van hen, Daniel, begon de vergaderingen te bezoeken en vernietigde zelfs al zijn bezittingen die met spiritisme te maken hadden (Openbaring 21:8). In nog geen jaar werd hij gedoopt.
17. Hoe wendden bepaalde broeders in El Salvador vindingrijkheid aan om tot een man te prediken die aanvankelijk niet naar de Koninkrijksboodschap wilde luisteren?
17 In El Salvador legde een man altijd als hij Jehovah’s Getuigen in de buurt zag zijn kwaadaardige hond voor de deur vast. De man wachtte dan tot de Getuigen weg waren, waarna hij de hond weer binnenhaalde. De broeders kregen de man nooit te spreken. Op zekere dag besloten zij daarom een andere aanpak te proberen. Omdat zij wisten dat de man hen kon horen, besloten zij tegen de hond te prediken. Zij gingen naar het huis toe, begroetten de hond en zeiden dat zij blij waren met hem te kunnen spreken. Zij spraken over de tijd dat er een paradijs op aarde zou zijn waarin niemand zich kwaad zou maken — ja, zelfs de dieren zouden
vreedzaam zijn. Daarna namen zij beleefd afscheid van de hond en liepen het pad af. Tot hun grote verbazing kwam de man het huis uit en verontschuldigde zich dat hij de Getuigen nooit in de gelegenheid had gesteld met hem te spreken. Hij nam de tijdschriften en er werd een bijbelstudie opgericht. Deze man is nu onze broeder — een van de „begeerlijke dingen”!’Wees niet bevreesd’
18. Aan welke uitdagingen moeten veel christenen het hoofd bieden, maar hoe beziet Jehovah zijn aanbidders?
18 Hebt u een aandeel aan het uitermate belangrijke werk dat erin bestaat het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken? Als dat zo is, bent u werkelijk bevoorrecht. Ja, door dit werk trekt Jehovah „begeerlijke dingen” tot zijn huis (Johannes 6:44). Zeker, u kunt af en toe een beetje moe of ontmoedigd zijn. Soms kampen sommigen — zelfs onder getrouwe dienstknechten van Jehovah — met gevoelens van waardeloosheid. Maar schep moed! Jehovah beschouwt elk van zijn aanbidders als begeerlijk, en hij stelt levendig belang in uw redding. — 2 Petrus 3:9.
19. Welke aanmoediging verschafte Jehovah bij monde van Haggaï, en hoe kunnen deze woorden een bron van kracht voor ons zijn?
19 Wanneer wij ons door hetzij tegenstand of andere onaangename omstandigheden ontmoedigd voelen, kunnen Jehovah’s woorden tot de gerepatrieerde joden een bron van kracht zijn. In Haggaï 2:4-6 lezen wij: „’Maar nu, wees sterk, o Zerubbabel,’ is de uitspraak van Jehovah, ’en wees sterk, o Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester. En weest sterk, gij allen, volk van het land,’ is de uitspraak van Jehovah, ’en werkt. Want ik ben met u’, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen. ’Gedenkt hetgeen ik met ulieden aangegaan ben toen gij uit Egypte zijt weggetrokken, en toen mijn geest in uw midden stond. Weest niet bevreesd.’ Want dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Nog eenmaal — een korte tijd is het — en ik schud de hemel en de aarde en de zee en de droge aardbodem.’” Merk op dat Jehovah ons niet alleen aanspoort om sterk te zijn, maar ons ook het middel verschaft om kracht te verwerven. Hoe? Merk de geruststellende woorden op: „Ik ben met u.” Wat is het geloofversterkend te beseffen dat ongeacht de hindernissen waar wij op stuiten, Jehovah met ons is! — Romeinen 8:31.
20. Op welke manier wordt Jehovah’s huis thans met ongekende heerlijkheid vervuld?
20 Jehovah heeft beslist bewezen dat hij met zijn volk is. Ja, het is precies zoals hij bij monde van de profeet Haggaï zei: „Groter zal de heerlijkheid van dit laatste huis worden dan die van het vroegere . . . En op deze plaats zal ik vrede geven” (Haggaï 2:9). Ja, werkelijk, de grootste heerlijkheid is thans in Jehovah’s geestelijke tempel te vinden. Elk jaar stromen er immers honderdduizenden naar de ware aanbidding. Zij worden geestelijk goed gevoed en zelfs in deze woelige wereld verheugen zij zich in een vrede die alleen door die in Gods nieuwe wereld overtroffen zal worden. — Jesaja 9:6, 7; Lukas 12:42.
21. Wat dient ons vaste besluit te zijn?
21 Het schudden van de natiën door Jehovah te Armageddon staat vlak voor de deur (Openbaring 16:14, 16). Laten wij derhalve de overgebleven tijd gebruiken om meer levens te helpen redden. Mogen wij sterk zijn en volledig op Jehovah vertrouwen. Laten wij vastbesloten zijn in zijn grote geestelijke tempel te blijven aanbidden en haar met nog meer „begeerlijke dingen” te vullen totdat Jehovah zegt dat ons werk voltooid is.
[Voetnoten]
^ ¶4 Het bedrag dat voor de bouw van Salomo’s tempel werd bijgedragen, zou naar de huidige koers het equivalent van bijna veertig miljard dollar zijn. Wat niet voor het bouwwerk werd gebruikt, werd in de schatkist van de tempel gedaan. — 1 Koningen 7:51.
^ ¶10 In tegenstelling tot de hogepriester van Israël had Jezus geen zonden waarvoor verzoening nodig was. Maar zijn medepriesters hadden wel zonden omdat zij uit het midden van de zondige mensheid werden gekocht. — Openbaring 5:9, 10.
^ ¶11 Zie De Wachttoren van 15 februari 1998, blz. 17-22.
Kunt u zich dit herinneren?
• Wat is voor Jehovah kostbaarder dan materiële dingen?
• Welke twee groepen mensen trekken voordeel van Jezus’ vergoten bloed?
• Wie zijn de „begeerlijke dingen” die Jehovah’s huis met heerlijkheid zouden vervullen?
• Waaruit blijkt dat Haggaï’s profetie in deze tijd in vervulling gaat?
[Studievragen]
[Diagram op blz. 16]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Kent u de symbolische betekenis van Jehovah’s tempel uit de oudheid?
Allerheiligste
Gordijn
Heilige
Voorhal
Altaar
Voorhof
[Illustratie op blz. 17]
De hogepriester offerde een stier voor de zonden van de priesters en een geitenbokje voor de zonden van Israëls niet-priesterlijke stammen
[Illustratie op blz. 18]
De wereldwijde Koninkrijksprediking trekt grote aantallen mensen tot Jehovah’s huis