Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Eenvoudig leven om Jehovah te dienen

Eenvoudig leven om Jehovah te dienen

Levensgeschiedenis

Eenvoudig leven om Jehovah te dienen

VERTELD DOOR CLARA GERBER MOYER

Ik ben 92 jaar en kan nauwelijks lopen maar ik heb nog een heldere geest en een sterk geheugen. Wat ben ik dankbaar dat ik het voorrecht heb gehad Jehovah vanaf mijn kindertijd te dienen! Een eenvoudig, ongecompliceerd leven heeft onnoemelijk veel tot deze rijkdom bijgedragen.

IK BEN op 18 augustus 1907 in Alliance (Ohio) geboren; ik was de oudste van vijf kinderen. Toen ik acht jaar was, kwam er een volletijdprediker van de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen werden genoemd, op de fiets naar ons melkveebedrijf. Bij de deur sprak hij met mijn moeder, Laura Gerber, en vroeg haar of zij wist waarom het kwaad werd toegelaten. Dat had Moeder zich altijd al afgevraagd.

Na te hebben overlegd met Vader, die in de schuur was, bestelde Moeder de zesdelige serie Studies in the Scriptures. Zij verslond die en werd diep geraakt door de bijbelse waarheden die zij leerde. Zij bestudeerde deel zes, The New Creation, en zag duidelijk de noodzaak in van christelijke doop door onderdompeling. Omdat zij niet wist hoe zij de Bijbelonderzoekers kon vinden, vroeg zij in 1916 aan Vader of hij haar in het beekje bij de boerderij wilde dopen, hoewel het koud was, want het was maart.

Niet lang daarna zag Moeder een advertentie in de krant die een lezing aankondigde in de Dochters van Veteranen-​zaal in Alliance. De lezing was getiteld: „Het goddelijk plan der eeuwen”. Zij reageerde hier ogenblikkelijk op omdat deel één van Studies in the Scriptures dezelfde titel droeg als de lezing. Het rijtuigje werd in gereedheid gebracht en het hele gezin ging met paard en wagen naar onze eerste vergadering. Vanaf dat moment bezochten wij op zondag- en woensdagavond de vergaderingen in de huizen van de broeders en zusters. Kort daarna werd Moeder opnieuw gedoopt door een vertegenwoordiger van de christelijke gemeente. Vader, die het altijd druk had met het werk op de boerderij, ging zich uiteindelijk voor bijbelstudie interesseren en werd een paar jaar later gedoopt.

Ontmoetingen met leidinggevende broeders

Op 10 juni 1917 bezocht J. F. Rutherford, de toenmalige president van het Wachttorengenootschap, Alliance om een toespraak te houden over het onderwerp „Waarom voeren de natiën oorlog?” Ik was negen jaar en bevond mij met mijn ouders en mijn twee broers, Willie en Charles, onder de aanwezigen. Er waren meer dan honderd toehoorders in het Columbia Theater, waar de lezing werd gehouden. Na de lezing van broeder Rutherford poseerden de meeste aanwezigen buiten het theater voor een foto. De week daarop hield A. H. Macmillan op dezelfde plek een lezing over het onderwerp „Gods komende koninkrijk”. Het was een voorrecht dat die broeders ons kleine stadje bezochten.

Gedenkwaardige congressen in de beginjaren

Het eerste congres dat ik bezocht was in Atwater (Ohio), een paar kilometer van Alliance, in 1918. Moeder vroeg aan de vertegenwoordiger van het Genootschap of ik oud genoeg was om te worden gedoopt. Ik vond dat ik mij weloverwogen aan God had opgedragen om zijn wil te doen, dus mocht ik die dag in een beek naast een grote appelboomgaard worden gedoopt. Ik kleedde me om in een tent die de broeders voor dat doel hadden opgezet en werd gedoopt in een oude, dikke nachtjapon.

In september 1919 reisden mijn ouders en ik per trein naar Sandusky bij het Eriemeer. Daar namen wij de veerboot en kort daarna kwamen wij in Cedar Point aan waar ons gedenkwaardige congres zou plaatsvinden. Toen wij van de boot kwamen, stond daar op de kade een kleine kraam met broodjes. Ik nam een hamburger wat voor mij toentertijd een echte luxe was. Hij smaakte heerlijk! Het hoogtepunt aan aanwezigen op ons achtdaagse congres was 7000. Er was geen geluidsinstallatie, dus moest ik heel goed luisteren.

Op dit congres werd het zustertijdschrift van De Wachttoren, getiteld Het Gouden Tijdperk (nu Ontwaakt!), vrijgegeven. Om dat congres bij te wonen, miste ik de eerste week van school, maar het was de moeite waard. Cedar Point was een vakantieoord en er waren koks in het restaurant die maaltijden voor de afgevaardigden verzorgden. Maar om de een of andere reden gingen de koks en serveersters in staking, dus gingen christelijke broeders die wat verstand van koken hadden aan de slag om de maaltijden voor de afgevaardigden te bereiden. Vanaf die tijd heeft Jehovah’s volk tientallen jaren lang zelf de maaltijden tijdens grote vergaderingen en congressen verzorgd.

Wij hadden ook het voorrecht in september 1922 naar Cedar Point terug te gaan voor een negendaags congres met een hoogtepunt van meer dan 18.000 aanwezigen. Bij die gelegenheid gaf broeder Rutherford ons de aanmoediging: „Verkondigt, verkondigt, verkondigt de Koning en zijn koninkrijk.” Mijn persoonlijke bediening was echter al een paar jaar eerder begonnen met het verspreiden van traktaten en Het Gouden Tijdperk.

Waardering voor de bediening

Begin 1918 had ik een aandeel aan het verspreiden van het traktaat The Fall of Babylon bij boerderijen in de buurt. Vanwege de kou verwarmden wij thuis een stuk speksteen op de houtkachel en namen het mee in het rijtuigje om onze voeten warm te houden. Wij droegen dikke jassen en hoeden, want het rijtuigje had alleen een dakje en gordijnen aan beide zijden, maar geen verwarming. Maar het waren gelukkige tijden.

In 1920 werd er een speciale uitgave van The Finished Mystery in tijdschriftvorm voor verspreiding gereedgemaakt, genaamd de ZG. * Mijn ouders en ik werkten met die publicatie in Alliance. In die dagen ging iedereen alleen van deur tot deur, dus liep ik, niet helemaal op mijn gemak, een veranda op waar een aantal mensen zaten. Nadat ik mijn aanbieding had gedaan, zei een dame: „Dat was keurig”, en aanvaardde de publicatie. Die dag, de eerste keer dat ik van huis tot huis een langere, formele aanbieding deed, verspreidde ik dertien ZG’s.

Toen ik in de derde klas van de middelbare school zat, kreeg Moeder longontsteking en moest zij ruim een maand het bed houden. Mijn jongste zusje, Hazel, was nog klein, dus ging ik van school om bij het werk op de boerderij te helpen en de kinderen te verzorgen. Niettemin vatte ons gezin de bijbelse waarheid ernstig op en bezochten wij regelmatig alle gemeentevergaderingen.

Tijdens de Gedachtenisviering van Christus’ dood in 1928 werd aan alle aanwezigen een traktaat gegeven met de titel „Waar zijn de negen?” Daarin stond een bespreking van Lukas 17:11-19 waar de bijbel zegt dat slechts een van de tien gereinigde melaatsen Jezus nederig bedankte voor de wonderbaarlijke genezing. Dat raakte mijn hart. Ik vroeg me af: ’Hoe dankbaar ben ik?’

Omdat de dingen thuis nu goed liepen en ik gezond en ongebonden was, besloot ik uit huis te gaan en te beginnen met de pioniersdienst, zoals de volletijddienst wordt genoemd. Mijn ouders moedigden mij daartoe aan. Zo kregen mijn partner, Agnes Aleta, en ik onze toewijzing en op 28 augustus 1928 stapten wij om negen uur ’s morgens op de trein. Wij hadden beiden een koffer, en een schoudertas voor onze lectuur. Op het station stonden mijn zussen en mijn ouders te huilen en wijzelf huilden ook. Ik dacht dat ik hen misschien nooit meer zou zien, omdat wij geloofden dat Armageddon nabij was. De volgende ochtend arriveerden wij in onze toewijzing in Brooksville (Kentucky).

Wij huurden een kleine kamer in een pension en kochten blikken spaghetti en maakten ook ons eigen brood klaar. Elke dag liepen wij in een andere richting, waarbij wij alleen werkten en huisbewoners vijf boeken aanboden voor een bijdrage van $1,98. Geleidelijk bewerkten wij de hele stad terwijl wij veel mensen spraken die zeer in de bijbel waren geïnteresseerd.

In ongeveer drie maanden tijd hadden wij iedereen in en rond zowel Brooksville als Augusta bezocht. Dus trokken wij verder om de plaatsen Maysville, Paris en Richmond te bewerken. In de drie jaar daarna bewerkten wij veel gebieden in Kentucky waar geen gemeenten waren. Vaak werden wij geholpen door vrienden en familieleden uit Ohio die naar ons toe kwamen om dan een week of langer met ons mee te gaan in de dienst.

Andere gedenkwaardige congressen

Het congres van 24 tot 30 juli 1931 in Columbus (Ohio) was werkelijk gedenkwaardig. Bij die gelegenheid werd aangekondigd dat wij geïdentificeerd zouden worden door de op de bijbel gebaseerde naam Jehovah’s Getuigen (Jesaja 43:12). Wanneer mensen voor die tijd aan ons vroegen bij welke religie wij hoorden, zeiden wij „Internationale Bijbelonderzoekers”. Maar daarmee onderscheidden wij ons niet echt duidelijk, want er waren nog meer bijbelonderzoekers, aangesloten bij diverse andere religieuze groeperingen.

Mijn partner, Agnes, was ondertussen getrouwd en ik was alleen, dus was ik opgetogen toen er werd meegedeeld dat degenen die een pionierspartner zochten, zich op een bepaald punt moesten melden. Daar ontmoette ik Bertha en Elsie Garty en Bessie Ensminger. Zij hadden twee auto’s en zochten een vierde pionierster om met hen samen te werken. Wij verlieten samen het congres hoewel wij elkaar daarvoor nooit hadden ontmoet.

In de zomer werkten wij in heel de staat Pennsylvania. Toen de winter naderde, vroegen wij toewijzingen aan in de warmere zuidelijke staten North Carolina, Virginia en Maryland. In het voorjaar gingen wij weer naar het noorden. Dat was toen onder pioniers de gewoonte. In 1934 namen John Booth en Rudolph Abbuhl, die dit ook deden, Ralph Moyer en zijn jongere broer Willard mee naar Hazard (Kentucky).

Ik had Ralph bij diverse gelegenheden ontmoet en wij leerden elkaar beter kennen tijdens het grote congres van 30 mei tot 3 juni 1935 in Washington. Ralph en ik zaten naast elkaar op het balkon toen de lezing over de „grote schare” werd gehouden (Openbaring 7:9-14). Voor die tijd geloofden wij dat de personen van de grote schare leden van een hemelse klasse waren die zich minder getrouw betoonden dan de 144.000 (Openbaring 14:1-3). Dus daar wilde ik niet bij horen!

Toen broeder Rutherford uitlegde dat de grote schare een aardse klasse van getrouwe personen was die Armageddon zouden overleven, waren velen verbaasd. Daarna nodigde hij allen die tot de grote schare behoorden uit te gaan staan. Welnu, ik ging niet staan, maar Ralph wel. Later werden de dingen in mijn geest duidelijker, dus was het in 1935 voor het laatst dat ik tijdens de Gedachtenisviering van Christus’ dood van de symbolen, het brood en de wijn, gebruikte. Moeder bleef er echter tot aan haar dood in november 1957 van gebruiken.

Een vaste partner

Ralph en ik bleven met elkaar corresponderen. Ik diende in Lake Placid (New York) en hij in Pennsylvania. In 1936 bouwde hij een kleine caravan voor achter zijn auto. Hij reed ermee van Pottstown (Pennsylvania) naar Newark (New Jersey) voor het congres van 16 tot 18 oktober. Op een avond gingen enkelen van ons pioniers na afloop van het programma Ralphs nieuwe caravan bekijken. Hij en ik stonden in de caravan bij het aanrechtje toen hij vroeg: „Vind je de caravan mooi?”

Toen ik knikte, vroeg hij: „Wil je erin wonen?”

„Ja”, antwoordde ik en hij gaf me een tedere kus die ik nooit zal vergeten. Een paar dagen later hadden wij onze trouwpapieren bemachtigd. Op 19 oktober, een dag na het congres, gingen wij naar Brooklyn voor een rondleiding door de drukkerij van het Wachttorengenootschap. Daarna vroegen wij om een gebiedstoewijzing. Grant Suiter, die verantwoordelijk was voor het gebied, vroeg wie erin zou gaan werken. Ralph zei: „Wij, als wij kunnen trouwen.”

„Als jullie vanmiddag om vijf uur terugkomen, kunnen we dat regelen”, antwoordde broeder Suiter. Zo trouwden wij die avond in de woning van een Getuige in Brooklyn Heights. Met een paar vrienden gebruikten wij een maaltijd in een restaurant in de buurt en namen daarna het openbaar vervoer naar Newark waar Ralphs caravan stond.

Kort daarna waren wij onderweg naar Heathsville (Virginia), onze eerste gezamenlijke pionierstoewijzing. Wij bewerkten Northumberland County en gingen daarna naar de counties Fulton en Franklin in Pennsylvania. In 1939 kreeg Ralph de uitnodiging zonewerk te gaan doen, een activiteit waarbij wij telkens een andere gemeente bezochten. Wij bedienden gemeenten in de staat Tennessee. Het jaar daarop werd onze zoon, Allen, geboren en in 1941 werd het zonewerk afgeschaft. Toen werden wij als speciale pioniers toegewezen aan Marion (Virginia). In die tijd betekende dat 200 uur per maand aan de bediening besteden.

Aanpassingen

In 1943 zag ik me genoodzaakt met de speciale pioniersdienst te stoppen. In een kleine caravan wonen, voor een klein kind zorgen, eten koken, zorgen dat wij allemaal schone kleren hadden en elke maand zo’n zestig uur aan de bediening besteden, was zo’n beetje alles wat ik kon doen. Maar Ralph zette zijn dienst als speciale pionier voort.

In 1945 verhuisden wij weer naar Alliance, verkochten de caravan die negen jaar ons thuis was geweest en trokken in bij mijn ouders op de boerderij. Daar, op de veranda, werd onze dochter Rebekah geboren. Ralph nam parttimewerk aan in de stad en ging verder als gewone pionier. Ik werkte op de boerderij en deed wat ik kon om hem te helpen te blijven pionieren. Hoewel mijn familie ons gratis land en een huis aanbood, sloeg Ralph dit af. Hij wilde zonder verplichtingen blijven zodat wij de Koninkrijksbelangen vollediger konden nastreven.

In 1950 verhuisden wij naar Pottstown (Pennsylvania) en huurden voor $25 per maand een huis. Gedurende de volgende dertig jaar steeg de huurprijs tot slechts $75. Wij hadden het gevoel dat Jehovah ons hielp ons leven eenvoudig te houden (Mattheüs 6:31-33). Ralph werkte drie dagen per week als kapper. Elke week bestudeerden wij met onze twee kinderen de bijbel, woonden gemeentevergaderingen bij en predikten als gezin het goede nieuws van het Koninkrijk. Ralph diende als presiderende opziener in de plaatselijke gemeente. Door ons leven eenvoudig te houden, waren wij in staat veel te doen in Jehovah’s dienst.

Het verlies van mijn geliefde partner

Op 17 mei 1981 zaten wij in de Koninkrijkszaal naar een openbare lezing te luisteren. Ralph voelde zich niet lekker, liep naar achteren en liet mij via een zaalwacht een briefje bezorgen waarop stond dat hij naar huis ging. Dat was voor Ralph zo ongebruikelijk dat ik iemand vroeg mij onmiddellijk naar huis te brengen. Ralph overleed binnen het uur aan een zware beroerte. Aan het eind van de Wachttoren-studie die ochtend werd aan de gemeente meegedeeld dat hij was overleden.

Ralph had die maand al meer dan vijftig uur aan de bediening besteed. Zijn volletijdloopbaan heeft meer dan 46 jaar geduurd. Hij had bijbelstudies geleid bij meer dan honderd personen die uiteindelijk gedoopte getuigen van Jehovah zijn geworden. De geestelijke zegeningen die wij ontvingen, waren alle offers die wij door de jaren heen hebben gebracht beslist waard.

Dankbaar voor mijn voorrechten

De afgelopen achttien jaar heb ik alleen gewoond; ik bezoek vergaderingen, predik tot anderen wanneer ik kan en bestudeer Gods Woord. Nu woon ik in een bejaardenflat. Ik heb maar een paar meubels en verkies het geen televisie te hebben. Maar mijn leven is gevuld en geestelijk rijk. Mijn ouders en mijn twee broers zijn trouw gebleven tot aan hun dood en mijn twee zussen wandelen nog steeds getrouw op de weg der waarheid.

Ik verheug me erover dat mijn zoon, Allen, als christelijke ouderling dient. Hij heeft jarenlang geluidssystemen in Koninkrijkszalen en congreshallen aangelegd en geluidsinstallaties voor congressen opgezet. Zijn vrouw is een loyale dienstknecht van God en hun twee zoons dienen als ouderling. Mijn dochter, Rebekah Karres, is al meer dan 35 jaar in de volletijddienst, met inbegrip van vier jaar op het internationale hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn. Zij en haar man hebben de afgelopen 25 jaar in diverse delen van de Verenigde Staten in het reizende werk gediend.

Jezus zei dat het Koninkrijk als een verborgen schat is die kan worden gevonden (Mattheüs 13:44). Ik ben dankbaar dat ons gezin die schat zoveel jaren geleden heeft gevonden. Wat is het een voorrecht terug te kijken op meer dan tachtig jaar opgedragen dienst voor God — zonder spijt! Als ik mijn leven over zou kunnen doen, zou ik het weer zo leven, ja, ’Gods liefderijke goedheid is beter dan het leven zelf’. — Psalm 63:3.

[Voetnoot]

^ ¶17 The Finished Mystery was het zevende deel van de serie Studies in the Scriptures, waarvan de eerste zes delen door Charles Taze Russell waren geschreven. The Finished Mystery werd uitgegeven na zijn dood.

[Illustratie op blz. 23]

In 1917 hoorden wij de lezing van broeder Rutherford in Alliance

[Illustratie op blz. 23]

Met Ralph voor de caravan die hij had gebouwd

[Illustratie op blz. 24]

Een recente foto van mij en mijn twee kinderen