Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Maak ijverig het goede nieuws bekend

Maak ijverig het goede nieuws bekend

Maak ijverig het goede nieuws bekend

„Zijt vurig van geest. Dient Jehovah als slaven.” — ROMEINEN 12:11.

1, 2. Welke instelling trachten christenen als predikers van het goede nieuws te behouden?

EEN jonge man is opgetogen over een nieuwe baan. De eerste dag op het werk wacht hij verlangend op de instructies van zijn werkgever. Hij kijkt uit naar zijn eerste taak en vat die zeer ernstig op. Hij wil heel graag zijn best doen.

2 Insgelijks zouden wij als christenen onszelf als nieuwe werknemers kunnen bezien. Aangezien wij de hoop hebben om voor eeuwig te leven, zou er gezegd kunnen worden dat wij nog maar pas begonnen zijn voor Jehovah te werken. Onze Schepper heeft beslist talloze taken voor ons in gedachten die ons tot in alle eeuwigheid bezig zullen houden. Maar de allereerste opdracht die wij kregen, bestond in de bekendmaking van het goede nieuws van zijn koninkrijk (1 Thessalonicenzen 2:4). Hoe denken wij over deze van God afkomstige toewijzing? Net als de jonge man willen wij ons daarvan kwijten naar ons beste vermogen, met ijver, met vreugde — ja, met geestdrift!

3. Wat is nodig om succesvol te zijn als een bedienaar van het goede nieuws?

3 Toegegeven, zo’n positieve houding bewaren, kan een uitdaging vormen. Naast onze bediening hebben wij veel andere verantwoordelijkheden, waarvan sommige ons misschien fysiek en emotioneel belasten. Voor het overgrote deel zien wij kans voor deze dingen te zorgen terwijl wij voldoende aandacht besteden aan de bediening. Toch kan het een voortdurende strijd zijn (Markus 8:34). Jezus beklemtoonde dat ons succes als christenen krachtige inspanning zou vergen. — Lukas 13:24.

4. Hoe kunnen dagelijkse zorgen invloed op onze geestelijke instelling hebben?

4 Aangezien wij zo veel dingen te doen hebben, kunnen wij ons best bij tijden overweldigd of gedeprimeerd voelen. „Zorgen des levens” zouden onze ijver en waardering voor theocratische activiteiten kunnen verstikken (Lukas 21:34, 35; Markus 4:18, 19). Wegens onze onvolmaakte menselijke aard zouden wij ’de liefde die wij eerst hadden’, kunnen verlaten (Openbaring 2:1-4). Bepaalde aspecten van onze dienst voor Jehovah zouden wat routinematig kunnen worden. Hoe verschaft de bijbel de nodige aanmoediging, zodat wij onze ijver voor de bediening levend kunnen houden?

Als „een brandend vuur” in ons hart

5, 6. Hoe bezag de apostel Paulus zijn voorrecht om te prediken?

5 De bediening die Jehovah aan ons heeft toevertrouwd, is veel te kostbaar om iets gewoons te laten worden. De apostel Paulus beschouwde de prediking van het goede nieuws als een zeer groot voorrecht en hij zag zichzelf als iemand die deze toewijzing onwaardig was. Hij zei: „Aan mij, de allerminste van alle heiligen, werd deze onverdiende goedheid gegeven, opdat ik het goede nieuws over de onpeilbare rijkdom van de Christus aan de natiën zou bekendmaken en de mensen zou doen zien hoe het heilige geheim volvoerd wordt, dat sinds het onbepaalde verleden verborgen is geweest in God, die alle dingen heeft geschapen.” — Efeziërs 3:8, 9.

6 Paulus’ positieve instelling ten aanzien van zijn bediening is een schitterend voorbeeld voor ons. In zijn brief aan de Romeinen zei hij: „Ik popel van verlangen om . . . het goede nieuws bekend te maken.” Hij schaamde zich niet voor het goede nieuws (Romeinen 1:15, 16). Hij had de juiste instelling en popelde van verlangen om zijn bediening ten uitvoer te brengen.

7. Waartegen waarschuwde Paulus in zijn brief aan de Romeinen?

7 Aangezien de apostel Paulus de noodzaak om een ijverige instelling te behouden erkende, vermaande hij de christenen in Rome: „Doet uw werk niet traag. Zijt vurig van geest. Dient Jehovah als slaven” (Romeinen 12:11). Het Griekse woord dat met ’traag doen’ is vertaald, geeft de gedachte weer van „laks, lui” zijn. Hoewel wij onze bediening misschien niet traag verrichten, dienen wij allen bedacht te zijn op eventuele vroege symptomen van geestelijke laksheid en passende veranderingen in onze houding aan te brengen als wij zulke symptomen bij onszelf opmerken. — Spreuken 22:3.

8. (a) Wat werd als „een brandend vuur” in het hart van Jeremia, en waarom? (b) Welke les kunnen wij uit Jeremia’s ervaring leren?

8 Gods geest kan ons ook helpen wanneer wij ontmoedigd zijn. Bij één gelegenheid bijvoorbeeld was de profeet Jeremia ontmoedigd, en hij overwoog om met zijn profetische werk te stoppen. Hij zei zelfs over Jehovah: „Ik zal niet van hem gewagen, en ik zal niet meer in zijn naam spreken.” Was dit een bewijs van een ernstig geestelijk gebrek van Jeremia’s zijde? Nee. In feite stelden Jeremia’s sterke geestelijke gezindheid, zijn liefde voor Jehovah en zijn ijver voor de waarheid hem in staat te blijven profeteren. Hij legt uit: „In mijn hart bleek [het woord van Jehovah] te zijn als een brandend vuur, opgesloten in mijn beenderen; en ik werd moe van het inhouden en was niet bij machte het te verdragen” (Jeremia 20:9). Het is heel natuurlijk dat getrouwe dienstknechten van God van tijd tot tijd ontmoedigd raken. Maar wanneer zij Jehovah om hulp bidden, zal hij hun hart lezen en hun vrijelijk zijn heilige geest schenken indien zij, net als Jeremia, zijn woord in hun hart hebben. — Lukas 11:9-13; Handelingen 15:8.

„Dooft het vuur van de geest niet uit”

9. Waardoor zou de activiteit van de heilige geest ten behoeve van ons belemmerd kunnen worden?

9 De apostel Paulus vermaande de Thessalonicenzen: „Dooft het vuur van de geest niet uit” (1 Thessalonicenzen 5:19). Ja, daden en houdingen die tegen goddelijke beginselen indruisen, zouden de werking van de heilige geest ten behoeve van ons kunnen belemmeren (Efeziërs 4:30). Christenen in deze tijd hebben de toewijzing het goede nieuws te prediken. Wij koesteren diep respect voor dit voorrecht. Het hoeft ons niet te verbazen dat zij die God niet kennen ons predikingswerk met minachting bejegenen. Maar wanneer een christen zijn bediening opzettelijk verwaarloost, kan het ertoe leiden dat het vuur van Gods aandrijvende geest uitdooft.

10. (a) Hoe zou de kijk van onze medemensen invloed op ons kunnen uitoefenen? (b) Welke verheven kijk op onze bediening wordt in 2 Korinthiërs 2:17 onder woorden gebracht?

10 Sommige mensen buiten de christelijke gemeente bezien onze bediening misschien als louter het verspreiden van lectuur. Anderen trekken misschien ten onrechte de conclusie dat wij alleen van huis tot huis gaan om bijdragen te krijgen. Als wij toelaten dat zulke negatieve zienswijzen onze houding beïnvloeden, kan dit onze doeltreffendheid in de bediening verminderen. Laten wij, in plaats van toe te staan dat zulke gedachten invloed op ons uitoefenen, de kijk behouden die Jehovah en Jezus op onze bediening hebben. De apostel Paulus verwoordde die verheven kijk toen hij verklaarde: „Wij zijn geen venters van het woord van God zoals vele mensen, maar als uit oprechtheid, ja, als door God gezonden, onder het oog van God, in gezelschap van Christus, spreken wij.” — 2 Korinthiërs 2:17.

11. Waardoor konden de eerste christenen zelfs onder vervolging ijverig blijven, en welke uitwerking dient hun voorbeeld op ons te hebben?

11 Kort na Jezus’ dood werden zijn discipelen in Jeruzalem een tijdlang aan vervolging blootgesteld. Zij werden bedreigd en kregen het bevel met prediken op te houden. Toch zegt de bijbel dat zij ’met de heilige geest werden vervuld en het woord van God met vrijmoedigheid spraken’ (Handelingen 4:17, 21, 31). De woorden die Paulus enkele jaren later aan Timotheüs schreef, tonen de positieve geestesgesteldheid die christenen dienen te behouden. Paulus zei: „God heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar van kracht en van liefde en van gezond verstand. Schaam u daarom niet voor het getuigenis over onze Heer, noch voor mij, een gevangene om zijnentwil, maar draag uw deel in het lijden van kwaad voor het goede nieuws overeenkomstig de kracht van God.” — 2 Timotheüs 1:7, 8.

Wat zijn wij onze naaste verschuldigd?

12. Wat is de voornaamste reden waarom wij het goede nieuws prediken?

12 Teneinde een juiste houding ten aanzien van onze bediening te hebben, moeten wij goed gemotiveerd zijn. Waarom prediken wij? De voornaamste reden blijkt uit de woorden van de psalmist: „Uw loyalen zullen u [Jehovah] zegenen. Over de heerlijkheid van uw koningschap zullen zij praten, en over uw macht zullen zij spreken, om de mensenzonen zijn machtige daden bekend te maken en de heerlijkheid van de pracht van zijn koningschap” (Psalm 145:10-12). Ja, wij prediken teneinde Jehovah in het openbaar te loven en zijn naam ten overstaan van de gehele mensheid te heiligen. Zelfs wanneer maar weinigen naar ons luisteren, strekt onze getrouwe bekendmaking van de boodschap van redding Jehovah tot lof.

13. Wat zet ons ertoe aan anderen over de hoop der redding te vertellen?

13 Wij prediken ook uit liefde voor mensen en om bloedschuld te vermijden (Ezechiël 33:8; Markus 6:34). Hiermee hangt samen wat Paulus zegt over degenen die zich buiten de christelijke gemeente bevinden: „Zowel bij Grieken als bij barbaren, zowel bij wijzen als bij onverstandigen sta ik in de schuld” (Romeinen 1:14). Paulus was van mening dat hij het aan mensen verschuldigd was het goede nieuws aan hen bekend te maken, aangezien het Gods wil is dat „alle soorten van mensen worden gered” (1 Timotheüs 2:4). In deze tijd voelen wij dezelfde liefde voor en hetzelfde plichtsbesef jegens onze naaste. Jehovah’s liefde voor de mensheid bewoog hem ertoe zijn Zoon naar de aarde te zenden om voor hen te sterven (Johannes 3:16). Dat was een groots offer. Wij volgen Jehovah’s liefde na wanneer wij er tijd aan besteden en er moeite voor doen anderen over het goede nieuws van de op Jezus’ offer gebaseerde redding te vertellen.

14. Hoe beschrijft de bijbel de wereld buiten de christelijke gemeente?

14 Jehovah’s Getuigen bezien medemensen als potentiële leden van de christelijke broederschap. Wij moeten met vrijmoedigheid prediken en toch is onze vrijmoedigheid niet agressief. De bijbel gebruikt beslist krachtige bewoordingen wanneer er wordt gesproken over de wereld in het algemeen. Het woord „wereld” op zichzelf wordt door Paulus in negatieve zin gebruikt wanneer hij het over „de wijsheid van deze wereld” en „wereldse begeerten” heeft (1 Korinthiërs 3:19; Titus 2:12). Paulus herinnerde christenen in Efeze er ook aan dat toen zij „overeenkomstig het samenstel van dingen van deze wereld” wandelden, zij geestelijk „dood” waren (Efeziërs 2:1-3). Deze en soortgelijke verklaringen zijn in overeenstemming met de woorden van de apostel Johannes: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze.” — 1 Johannes 5:19.

15. Wat doen wij niet ten aanzien van personen buiten de christelijke gemeente, en waarom niet?

15 Bedenk echter dat zulke verklaringen betrekking hebben op de van God vervreemde wereld in het algemeen, niet op afzonderlijke personen. Christenen matigen zich niet aan bevooroordeeld te zijn met betrekking tot de vraag hoe elk individu op het predikingswerk zal reageren. Zij hebben geen basis om wie maar ook als bokken te bestempelen. Het staat niet aan ons te zeggen wat de afloop zal zijn wanneer Jezus komt om „de schapen” van „de bokken” te scheiden (Mattheüs 25:31-46). Jezus is de aangestelde rechter; wij zijn dat niet. Bovendien heeft de ervaring aangetoond dat sommigen die zelfs diep in het slechtste gedrag verwikkeld waren de bijbelse boodschap hebben aanvaard, veranderingen hebben aangebracht en rein levende christenen zijn geworden. Dus hoewel wij wellicht geen omgang met bepaalde afzonderlijke personen zoeken, aarzelen wij niet met hen te spreken over de Koninkrijkshoop als de gelegenheid daartoe zich voordoet. De Schrift spreekt over bepaalde personen die, hoewel zij nog steeds ongelovigen waren, „de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezaten”. Uiteindelijk werden zij gelovigen (Handelingen 13:48). Wij kunnen nooit weten wie deze juiste gezindheid bezitten tenzij wij getuigenis hebben gegeven — misschien vele malen. Met dit in gedachten bejegenen wij degenen die de boodschap van redding nog niet hebben aanvaard met „zachtaardigheid” en „diepe achting”, in de hoop dat misschien sommigen onder hen alsnog gunstig op de boodschap van leven reageren. — 2 Timotheüs 2:25; 1 Petrus 3:15.

16. Wat is één reden waarom wij de „kunst van onderwijzen” willen ontwikkelen?

16 Onderwijsbekwaamheden ontwikkelen, zal ons verlangen vergroten om het goede nieuws bekend te maken. Bij wijze van illustratie: Een opwindend spel of een opwindende tak van sport kan oninteressant zijn voor iemand die niet weet hoe hij eraan moet deelnemen. Maar iemand die er goed in is, geniet ervan. Op soortgelijke wijze vergroten christenen die de „kunst van onderwijzen” ontwikkelen hun vreugde in de bediening (2 Timotheüs 4:2; Titus 1:9). Paulus gaf Timotheüs de raad: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden, als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid juist hanteert” (2 Timotheüs 2:15). Hoe kunnen wij onze onderwijsbekwaamheden ontwikkelen?

17. Hoe kunnen wij ’een verlangen naar bijbelkennis vormen’, en hoe zal zo’n kennis onze bediening ten goede komen?

17 Eén manier is door meer nauwkeurige kennis in ons op te nemen. De apostel Petrus moedigt ons aan: „Vormt als pasgeboren baby’s een verlangen naar de onvervalste melk die tot het woord behoort, opdat gij door middel daarvan tot redding moogt groeien” (1 Petrus 2:2). Een gezonde baby verlangt instinctief naar melk. Maar een christen moet misschien ’een verlangen naar bijbelkennis vormen’. Dit kan worden gedaan door goede studie- en leesgewoonten aan te kweken (Spreuken 2:1-6). Het vergt inspanning en zelfdiscipline om bekwame onderwijzers van Gods Woord te worden, maar zulke krachtsinspanningen zullen beloningen afwerpen. De vreugde die voortspruit uit het onderzoeken van Gods Woord zal ons vurig van geest maken, zodat wij in gloed gezet door Gods geest verlangend zullen zijn om met anderen de dingen te delen die wij leren.

18. Hoe kunnen christelijke vergaderingen ons toerusten om het woord der waarheid juist te hanteren?

18 Christelijke vergaderingen spelen ook een uitermate belangrijke rol in ons bekwame gebruik van Gods Woord. Wanneer er tijdens openbare lezingen en andere schriftuurlijke besprekingen bijbelteksten worden gelezen, doen wij er goed aan ze in onze eigen bijbel mee te lezen. Wij doen er verstandig aan zorgvuldig acht te slaan op vergaderingsonderdelen, met inbegrip van die welke specifiek over ons predikingswerk handelen. Wij dienen nooit de waarde van demonstraties te onderschatten, zodat wij ons misschien laten afleiden. Weer zijn zelfdiscipline en concentratie noodzakelijk (1 Timotheüs 4:16). Christelijke vergaderingen bouwen ons geloof op, helpen ons een verlangen naar Gods Woord te vormen en leiden ons op om enthousiaste verkondigers van het goede nieuws te zijn.

Wij kunnen op Jehovah’s steun rekenen

19. Waarom is het uitermate belangrijk een geregeld aandeel aan het predikingswerk te hebben?

19 Christenen die „vurig van geest” zijn en die er verlangend naar zijn het goede nieuws bekend te maken, trachten geregeld een aandeel aan de bediening te hebben (Efeziërs 5:15, 16). Zeker, omstandigheden verschillen, en niet allen kunnen dezelfde hoeveelheid tijd aan dit levensreddende werk besteden (Galaten 6:4, 5). Misschien belangrijker dan de totale hoeveelheid tijd die wij aan het predikingswerk besteden, is de frequentie waarmee wij met anderen over onze hoop spreken (2 Timotheüs 4:1, 2). Hoe meer wij prediken des te meer zullen wij de belangrijkheid van dit werk naar waarde schatten (Romeinen 10:14, 15). Wij zullen groeien in mededogen en medegevoel wanneer wij geregeld in contact komen met oprechte mensen die zuchten en kermen en die zonder hoop zijn. — Ezechiël 9:4; Romeinen 8:22.

20, 21. (a) Welk werk moet nog worden verricht? (b) Hoe steunt Jehovah onze krachtsinspanningen?

20 Jehovah heeft ons het goede nieuws toevertrouwd. Dit is de eerste opdracht die wij als zijn „medewerkers” van hem krijgen (1 Korinthiërs 3:6-9). Wij zien er verlangend naar uit ons met onze hele ziel, naar ons beste vermogen, van deze door God gegeven verantwoordelijkheid te kwijten (Markus 12:30; Romeinen 12:1). Er zijn nog steeds veel rechtgeaarde mensen in de wereld die hongeren naar de waarheid. Er is veel werk te doen, maar wij kunnen op Jehovah’s steun rekenen als wij onze bediening ten volle volbrengen. — 2 Timotheüs 4:5.

21 Jehovah schenkt ons zijn geest en rust ons toe met „het zwaard van de geest”, Gods Woord. Met zijn hulp kunnen wij onze mond openen „om met vrijmoedigheid van spreken het heilige geheim van het goede nieuws bekend te maken” (Efeziërs 6:17-20). Moge over ons datgene gezegd worden wat de apostel Paulus aan de christenen in Thessalonika schreef: „Het goede nieuws dat wij prediken, is niet alleen met woorden tot u gekomen, maar ook met kracht en met heilige geest en sterke overtuiging” (1 Thessalonicenzen 1:5). Ja, laten wij het goede nieuws met enthousiasme bekendmaken!

Een kort overzicht

• Wat zou er wegens de zorgen des levens met onze ijver in de bediening kunnen gebeuren?

• In welk opzicht dient ons verlangen om het goede nieuws bekend te maken als „een brandend vuur” in ons hart te zijn?

• Welke negatieve houding ten aanzien van de bediening dienen wij te vermijden?

• Hoe dienen wij in het algemeen degenen te bezien die onze geloofsopvattingen niet delen?

• Hoe helpt Jehovah ons om onze ijver in het predikingswerk te behouden?

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 9]

Christenen volgen de ijver van Paulus en Jeremia na

[Illustraties op blz. 10]

Onze ijver in de bediening wordt ingegeven door liefde voor God en de naaste