Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Van het maken van wapens tot het redden van levens

Van het maken van wapens tot het redden van levens

Levensgeschiedenis

Van het maken van wapens tot het redden van levens

VERTELD DOOR ISIDOROS ISMAILIDIS

Ik lag op mijn knieën terwijl de tranen over mijn wangen liepen. „O God, mijn geweten zegt me dat ik niet langer in de wapenindustrie werkzaam kan zijn”, zei ik in gebed. „Ik heb mijn uiterste best gedaan om ander werk te vinden, maar het is me niet gelukt. Morgen zal ik mijn ontslag indienen. Alstublieft, Jehovah, laat onze vier kinderen niet van honger omkomen.” Hoe bereikte ik dit punt?

HET leven was vredig en eenvoudig in de Noord-Griekse prefectuur Drama, waar ik in 1932 ben geboren. Mijn vader sprak geregeld met me over wat hij me wilde laten doen. Hij moedigde me aan om een opleiding in de Verenigde Staten te gaan volgen. Nadat Griekenland tijdens de Tweede Wereldoorlog was leeggeplunderd, was een veelgehoorde spreuk onder Grieken: „Mensen kunnen onze bezittingen stelen, maar niet wat er in onze geest is.” Ik was vastbesloten een hogere opleiding te volgen en iets te verwerven wat niemand ooit zou kunnen stelen.

Van jongs af had ik deel uitgemaakt van verschillende jeugdgroepen die door de Grieks-Orthodoxe Kerk werden gesteund. Daar kregen we te horen dat we gevaarlijke sekten uit de weg moesten blijven. Ik herinner me dat één groep — Jehovah’s Getuigen — speciaal werd genoemd, aangezien deze de antichrist zou vertegenwoordigen.

Na in 1953 van een technische school in Athene afgestudeerd te zijn, reisde ik naar Duitsland om te zien of ik een baan kon vinden en tegelijkertijd verder kon studeren. Maar dat lukte niet en daarom ging ik naar andere landen. Enkele weken later bevond ik me zonder een cent op zak in een Belgische havenstad. Ik kan me herinneren dat ik een kerk binnenliep, er ging zitten en zo moest huilen dat de tranen op de grond drupten. Ik zei in gebed dat als God me zou helpen de Verenigde Staten binnen te komen, ik geen materiële dingen zou najagen, maar een opleiding zou volgen en ernaar zou streven een goed christen en een goed burger te zijn. Ten slotte kwam ik daar in 1957 aan.

Een nieuw leven in de Verenigde Staten

Het leven in de Verenigde Staten was moeilijk voor een immigrant die de taal niet beheerste en geen geld had. ’s Nachts had ik twee banen en overdag deed ik mijn best om naar school te gaan. Ik studeerde aan verscheidene hogescholen en behaalde een wetenschappelijke graad. Daarna ging ik naar de University of California in Los Angeles en behaalde een graad in toegepaste natuurkunde. De woorden van mijn vader over het volgen van een opleiding hielden me in deze moeilijke jaren op de been.

Omstreeks deze tijd ontmoette ik een aantrekkelijk Grieks meisje, Ekaterini genaamd, en we trouwden in 1964. Onze eerste zoon werd drie jaar later geboren, en binnen vier jaar kregen we nog twee zoons en een dochter. Het was beslist een hele opgave om een gezin te onderhouden en tegelijkertijd aan de universiteit te studeren.

Ik werkte voor de Amerikaanse luchtmacht bij een raket- en ruimtevaartcentrum in Sunnyvale (Californië). Ik was betrokken bij verscheidene luchtmacht- en ruimtevaartprojecten, met inbegrip van het Agena- en het Apolloprogramma. Ik kreeg zelfs medailles voor mijn bijdrage aan de expedities van de Apollo-8 en de Apollo-11. Daarna zette ik mijn opleiding voort en raakte nauw betrokken bij verscheidene militaire ruimtevaartprojecten. Op dit punt dacht ik dat ik alles bezat wat een mens zich kon wensen — een lieve vrouw, vier geweldige kinderen, een prestigieuze baan en een mooi huis.

Een vasthoudende medewerker

Begin 1967 kwam ik op mijn werk in contact met Jim, een zeer bescheiden en vriendelijke man. Jim scheen altijd een glimlach op zijn gezicht te hebben en hij sloeg nooit een uitnodiging af om samen met mij een koffiepauze te nemen. Hij gebruikte deze gelegenheden om inlichtingen uit de bijbel met me te delen. Jim vertelde me dat hij met Jehovah’s Getuigen had gestudeerd.

Het schokte me te horen dat Jim bij deze religieuze groepering betrokken was geraakt. Hoe was het mogelijk dat zo’n aardige man door de sekte van de antichrist was misleid? Toch kon ik Jims persoonlijke belangstelling voor mij en zijn vriendelijkheid niet weerstaan. Het leek wel of hij elke dag wat anders voor mij te lezen had. Op zekere dag kwam hij bijvoorbeeld naar mijn kantoor en zei: „Isidoros, dit artikel in De Wachttoren gaat over het versterken van het gezinsleven. Neem het mee naar huis en lees het met je vrouw.” Ik zei hem dat ik de uitgave zou lezen, maar later ging ik naar het toilet en scheurde het tijdschrift in kleine stukjes die ik in de afvalbak gooide.

Drie jaar lang vernietigde ik elk boek en elk tijdschrift dat Jim mij gaf. Omdat ik een vooroordeel tegen Jehovah’s Getuigen had en Jim toch te vriend probeerde te houden, leek het mij het beste om te luisteren naar wat hij te zeggen had en het daarna onmiddellijk te vergeten.

Uit die gesprekken werd het mij echter duidelijk dat de meeste dingen die ik geloofde en beoefende, niet op de bijbel waren gebaseerd. Ik besefte dat de Drie-eenheid, het hellevuur en de onsterfelijke ziel onschriftuurlijke leerstellingen waren (Prediker 9:10; Ezechiël 18:4; Johannes 20:17). Als een trots aanhanger van de Grieks-Orthodoxe Kerk wilde ik niet openlijk erkennen dat Jim gelijk had. Maar omdat hij altijd de bijbel gebruikte en nooit zijn persoonlijke mening te berde bracht, zag ik uiteindelijk in dat deze man een waardevolle boodschap uit de bijbel voor mij had.

Mijn vrouw merkte dat er iets aan de hand was en vroeg me of ik met mijn vriend die met de Getuigen verbonden was, had gesproken. Toen ik dit beaamde, zei ze: „Laten we naar elke andere kerk gaan, maar niet naar Jehovah’s Getuigen.” Het duurde echter niet lang of mijn vrouw en ik en ook onze kinderen bezochten geregeld de vergaderingen van de Getuigen.

Een moeilijke beslissing

Tijdens mijn bijbelstudie kwam ik de volgende woorden van de profeet Jesaja tegen: „Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren” (Jesaja 2:4). Ik vroeg me af: ’Hoe kan een dienstknecht van een vredelievende God zich met het ontwerpen en vervaardigen van vernietigende wapens bezighouden?’ (Psalm 46:9) Al gauw kwam ik tot de conclusie dat ik van baan moest veranderen.

Dit was begrijpelijkerwijs een enorme uitdaging. Ik had een prestigieus beroep. Ik had een jarenlange periode van hard werk, studie en offers achter de rug om dit punt te bereiken. Ik was op de maatschappelijke ladder omhooggeklommen, en nu werd ik geconfronteerd met de beslissing mijn carrière op te geven. Maar uiteindelijk kregen mijn diepe liefde voor Jehovah en een vurig verlangen om zijn wil te doen de overhand. — Mattheüs 7:21.

Ik besloot bij een bedrijf in Seattle (Washington) te gaan werken. Maar tot mijn teleurstelling merkte ik al gauw dat ik zelfs nog meer betrokken raakte bij werkzaamheden die niet met Jesaja 2:4 strookten. Mijn pogingen om uitsluitend aan andere projecten te werken, mislukten en opnieuw werd ik door mijn geweten gekweld. Ik besefte heel goed dat ik niet mijn baan kon houden en tegelijkertijd een rein geweten kon bewaren. — 1 Petrus 3:21.

Het werd me duidelijk dat we belangrijke veranderingen zouden moeten aanbrengen. In nog geen zes maanden tijd veranderden we onze levensstijl en verminderden we onze gezinsuitgaven met de helft. Daarna verkochten we ons luxueuze huis en kochten een bescheiden huis in Denver (Colorado). Ik was nu gereed voor de laatste sprong — mijn baan opzeggen. Ik typte mijn ontslagbrief en legde mijn principiële standpunt uit. Die avond, nadat de kinderen naar bed waren gegaan, knielden mijn vrouw en ik neer en baden tot Jehovah, zoals aan het begin van dit artikel werd beschreven.

Nog geen maand later verhuisden we naar Denver, en twee weken daarna, in juli 1975, werden mijn vrouw en ik gedoopt. Zes maanden lang lukte het me niet een baan te vinden, en ons spaargeld begon op te raken. Toen de zevende maand was aangebroken, was het tegoed op onze spaarrekening minder dan de maandelijkse aflossing van de hypotheek op ons huis. Ik begon naar elk klusje uit te zien dat ik maar kon vinden, maar kort daarna kreeg ik een baan op technisch gebied. Het salaris was slechts ongeveer de helft van wat ik had verdiend; toch was het veel meer dan wat ik Jehovah had gevraagd. Wat was ik blij dat ik geestelijke belangen de eerste plaats had toegekend! — Mattheüs 6:33.

Onze kinderen liefde voor Jehovah bijbrengen

Intussen hadden Ekaterini en ik het druk met de moeilijke taak onze vier kinderen overeenkomstig goddelijke beginselen groot te brengen. Gelukkig hebben we hen allen met Jehovah’s hulp zien opgroeien tot rijpe christenen die hun leven geheel aan het belangrijke werk van de Koninkrijksprediking besteden. Onze zoons, Christos, Lakes en Gregory, hebben alledrie de Bedienarenopleidingsschool doorlopen en dienen nu in verscheidene toewijzingen waarin ze gemeenten bezoeken en versterken. Toula, onze dochter, werkt als vrijwilligster op het hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen in New York. Het heeft ons diep geroerd hen allen een veelbelovende carrière en een goedbetaalde baan te zien opofferen om Jehovah te dienen.

Velen hebben ons naar het geheim van zo’n succesvolle kinderopvoeding gevraagd. Natuurlijk bestaat er geen vaste formule voor het grootbrengen van kinderen, maar we hebben ijverig getracht liefde voor Jehovah en hun naaste in hun hart te planten (Deuteronomium 6:6, 7; Mattheüs 22:37-39). De kinderen leerden dat we niet tegen Jehovah kunnen zeggen dat we hem liefhebben als dat niet uit onze daden blijkt.

Eens per week, gewoonlijk op zaterdag, namen we als gezin aan de bediening deel. Op maandagavond hadden we na de maaltijd een geregelde gezinsbijbelstudie, terwijl we ook met elk kind afzonderlijk studeerden. Toen de kinderen nog jong waren, studeerden we verscheidene malen per week kort met elk kind, en toen ze ouder werden, studeerden we eens per week gedurende een langere periode met hen. Tijdens deze studieperiodes kwamen onze kinderen los en bespraken ze hun problemen openlijk met ons.

We genoten als gezin ook van opbouwende ontspanning. We musiceerden graag samen en elk kind vond het heerlijk om zijn of haar favoriete nummers te spelen. Op sommige weekends nodigden we andere gezinnen voor opbouwende omgang uit. Ook hebben we als gezin een aantal vakantiereizen gemaakt. Op een zo’n reis hebben we twee weken lang de bergen van Colorado verkend en met de plaatselijke gemeenten in de velddienst gewerkt. Onze kinderen herinneren zich met veel genoegen hoe ze tijdens districtscongressen op allerlei afdelingen hebben gewerkt en in verschillende plaatsen bij de bouw van Koninkrijkszalen hebben geholpen. Toen we de kinderen meenamen naar Griekenland om hun familieleden te leren kennen, konden ze ook veel getrouwe Getuigen ontmoeten die wegens hun geloof gevangen hadden gezeten. Dit heeft een diepe indruk op hen gemaakt en hen doen besluiten een standvastig en moedig standpunt voor de waarheid te blijven innemen.

Natuurlijk hebben de kinderen zich af en toe misdragen of een verkeerde keus gemaakt met betrekking tot hun omgang. Andere keren hebben wij problemen voor hen geschapen omdat we op sommige terreinen misschien te streng waren. Maar door ons te verlaten op „de ernstige vermaning van Jehovah”, zoals die in de bijbel wordt aangetroffen, werden de dingen voor ons allen rechtgezet. — Efeziërs 6:4; 2 Timotheüs 3:16, 17.

De gelukkigste tijd van mijn leven

Nadat onze kinderen de volletijddienst op zich hadden genomen, begonnen Ekaterini en ik ernstig na te denken over wat we zouden kunnen doen om ons aandeel aan dit levensreddende werk te vergroten. Daarom begonnen we in 1994, nadat ik met vervroegd pensioen was gegaan, beiden als gewone pioniers te dienen. In ons gebied bevinden zich ook hogescholen en universiteiten, waar we getuigenis geven aan de studenten en bij sommigen van hen bijbelstudies leiden. Omdat ik begrip kan hebben voor hun moeilijkheden — aangezien ik nog niet zo lang geleden in hetzelfde schuitje zat — heb ik hen met veel succes kunnen helpen Jehovah te leren kennen. Wat is het vreugdevol geweest met studenten uit Bolivia, Brazilië, Chili, China, Egypte, Ethiopië, Mexico, Thailand en Turkije te studeren! Ik geef ook graag telefonisch getuigenis, vooral aan mensen die mijn moedertaal spreken.

Hoewel ik veel beperkingen heb wegens mijn zware Griekse accent en gevorderde leeftijd, heb ik altijd mijn best gedaan om mij beschikbaar te stellen en de geest van Jesaja te hebben, die verklaarde: „Hier ben ik! Zend mij” (Jesaja 6:8). We hebben de vreugde gesmaakt minstens zes mensen te helpen hun leven aan Jehovah op te dragen. Dit is beslist de meest gelukkige tijd voor ons geweest.

Eens draaide mijn hele leven rond het maken van afschuwelijke wapens voor het doden van medemensen. Jehovah heeft, door zijn onverdiende goedheid, voor mij en mijn gezin echter de weg geopend om zijn opgedragen dienstknechten te worden en ons leven te gebruiken om mensen het goede nieuws van eeuwig leven op een paradijsaarde te brengen. Wanneer ik over de moeilijke beslissingen nadenk die ik heb moeten nemen, komen de woorden van Maleachi 3:10 bij me op: „’Stelt mij alstublieft daarin op de proef’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd, ’of ik voor ulieden niet de sluizen van de hemel zal openen en werkelijk een zegen over u zal uitgieten totdat er geen gebrek meer is.’” En dat heeft hij beslist in overvloedige mate gedaan!

[Kader/Illustratie op blz. 27]

Lakes: Mijn vader moest niets van huichelarij hebben. Hij deed zijn uiterste best niet huichelachtig te zijn, vooral in de manier waarop hij zijn gezin het juiste voorbeeld gaf. Hij zei vaak tegen ons: „Als je je leven aan Jehovah opdraagt, betekent dat iets. Je moet bereid zijn offers voor Jehovah te brengen. Daar gaat het bij het christen-zijn om.” Deze woorden zijn me bijgebleven en hebben me in staat gesteld zijn voorbeeld in het brengen van offers voor Jehovah na te volgen.

[Kader/Illustratie op blz. 27]

Christos: Ik heb altijd veel waardering gehad voor de onverdeelde loyaliteit van mijn ouders aan Jehovah en de grote toewijding waarmee zij zich van hun verantwoordelijkheid als ouders hebben gekweten. We hebben als gezin alles samen gedaan — van onze dienst tot onze vakanties. Hoewel mijn ouders zich met zo veel andere dingen hadden kunnen bezighouden, hebben zij hun leven eenvoudig gehouden en zich op de bediening geconcentreerd. Nu weet ik dat ik echt het gelukkigst ben wanneer ik me geheel in beslag laat nemen door Jehovah’s dienst.

[Kader/Illustratie op blz. 28]

Gregory: Niet alleen door wat mijn ouders tegen me hebben gezegd om me aan te moedigen mijn bediening uit te breiden, maar vooral door hun voorbeeld en het bewijs van hun vreugde in Jehovah’s dienst ben ik ertoe gebracht mijn omstandigheden opnieuw te evalueren, alle zorg en ongerustheid over het opnemen van de volletijddienst opzij te zetten en mezelf vollediger voor Jehovah’s werk in te zetten. Ik ben mijn ouders dankbaar dat zij me hebben geholpen de vreugde te leren kennen die door inspanning ontstaat.

[Kader/Illustratie op blz. 28]

Toula: Mijn ouders hebben altijd beklemtoond dat onze band met Jehovah het kostbaarste is dat we ooit zouden kunnen bezitten en dat we alleen maar echt gelukkig kunnen zijn wanneer we Jehovah het beste geven wat we hebben. Zij hebben Jehovah heel reëel voor ons gemaakt. Mijn vader zei vaak tegen ons dat het een onbeschrijfelijk fijn gevoel is om ’s avonds met een rein geweten naar bed te kunnen gaan, in de wetenschap dat je je best hebt gedaan om Jehovah gelukkig te maken.

[Illustratie op blz. 25]

Toen ik in 1951 als soldaat in Griekenland diende

[Illustratie op blz. 25]

Met Ekaterini in 1966

[Illustratie op blz. 26]

Mijn gezin in 1996: (van links naar rechts, achter) Gregory, Christos, Toula; (voor) Lakes, Ekaterini en ik